zondag, juli 30, 2023

Reisverslag Sicilië (1uli 2023 – 21 juli 2023)

Reisverslag in PDF: klik HIER.

1 juli: vertrek - Marzamemi.

In de luchthaven van Milaan wordt mijn handbagage apart genomen. Ik heb geen idee wat er te vinden is. Na wat speurwerk toont de douanier me een klein tangetje. Daar gaat mijn McGyver spul de vuilbak in. Blijkbaar is het al een tijdje geleden dat deze afleveringen op de Italiaanse televisie te zien waren. Ik trek verder mijn plan wel. Zal het deze keer dus moeten doen zonder attributen.

We landen in Catania. De weersvoorspelling ziet er goed uit. 30° en geen wolkje aan de lucht. We hebben ons hiervoor thuis al goed kunnen voorbereiden. Toch is het hier zaliger dan thuis. Niets moet, hier kunnen we genieten.

Het is eventjes zoeken naar onze huurauto. We krijgen een knalrode Lancia Ypsilon toegewezen met kofferruimte voor 2 grote valiezen. De dame van het verhuurbedrijf loodst ons mee naar de parking. Toch is het vullen van de auto moeilijker dan voorzien. We krijgen amper 1 grote reiskoffer in de kofferruimte. De andere grote reiskoffer moet tussen Arno en Mauro op de passagierszetel geplaatst worden. Silvy krijgt nog een kleine rugzak op de schoot en Mauro 1 onder zijn voeten. Er is maar 1 persoon die gemakkelijk zit: de chauffeur. De dame geeft ons nog enkele tips mee: boetes voor te snel te rijden gebeurt bijna nooit en bij parkeren aan een blauwe streep, moet je altijd betalen. 

Het rijden met de Lancia is niet zo comfortabel als met de auto’s thuis. De koppeling moet heel ver gelost worden vooraleer deze werkt. De eerste kilometers is het wat zoeken, maar we zijn vertrokken. De reis kan beginnen. Met ‘waze’ op onze smartphone vinden we al snel de juiste richting.

De invoegstrook bij het oprijden van de autostrade is korter dan voorzien. Ik ga in de remmen en laat 2 politieauto’s passeren. Dan schuif ik in. Een derde politieauto claxonneert en wijkt wat uit. Ik rijd verder. Er passeren nog enkele politiewagens, maar gelukkig lijken ze me allemaal te negeren. Wanneer de colonne gepasseerd is merken we dat het om gedetineerdenvervoer gaat. Het zal daaraan liggen dat ze geen verdere aanstalten maken om me te berispen.

Op de autostrade vliegt iedereen me voorbij. Ik rijd nochtans boven de maximum toegelaten snelheid, maar iedereen lijkt die te negeren. Het is goed te merken dat snelheidscontroles hier minimaal zijn. Na 65km moet ik de autostrade verlaten. Ineens wordt het heel wat rustiger op de baan. Het genieten kan beginnen.

Na wat heen en weer whatsappen, staat de eigenaar van onze eerste locatie ons aan zijn poort op te wachten. We krijgen wat uitleg over het eenvoudige huis. Hij heeft zelfs aperohapjes en een fles Siciliaanse witte wijn voor ons klaar gezet. In de tuin mogen we allerhande kruiden plukken en citroenen mogen we met hopen oprapen. Wanneer we na de rondleiding het huisje binnengaan, zien we dat de schoteltjes met apero zo goed als leeg zijn. De kinderen hadden honger. Ze hadden van ‘s morgens 6u30 niks meer te eten gekregen, zeggen ze. 

Wij eten dan maar de laatste restjes op, de witte wijn maakt al veel goed. Silvy maakt limonade met verse citroenen van de boomgaard om de grootste dorst van de kinderen te  lessen. Wat later wandelen we naar het oude stadje Marzamemi. Silvy is precies al in vakantiestemming na haar 2 glazen witte wijn. “3 glazen”, verbetert ze me. De kinderen mogen een restaurant kiezen. Pizza, wat had je anders gedacht. Het is een toeristenvalkuil: pizza’s zijn niet echt lekker, maar het zicht op strand, water en oude stad maakt veel goed. 

We zien zelfs enkele flamingo’s overvliegen. Met een volle maag is het gezelschap wat beter gezind. Bij het stappen naar ons huisje, lopen we nog enkele winkeltjes binnen voor brood, choco en honing. Zo kan de volgende dag beginnen met een volle maag en met hopelijk beter gezinde kinderen.


2 juli: Marzamemi - Noto.

Iedereen lijkt vandaag goed uitgeslapen. Behalve... Bij het maken van citroenlimonade, kipt Silvy zout in de glazen met citroenwater. Gelukkig zijn er genoeg citroenen in voorraad. Onze voorraad vitamine C en D worden hier naar hogere waardes gebracht.

De dag komt zachtjes op gang. Ontbijten, douchen, insmeren en even later te voet naar het rustige strand. Het zandstrand echter, staat vol parasols en ligstoelen. Wij geven de voorkeur aan het overdekt terrasje aan de bar. Niemand is geneigd om samen met Arno in het water te gaan. Maar het is heet en plakkerig, en ook wel door zijn smekende oogjes, ga ik wat later met hem mee. 

Tegen de middag rijden we naar een supermarkt in de buurt. De gebraden kippetjes doen ons watertanden. Na wat aanschuiven krijgen we te horen dat al deze kippen gereserveerd zijn. We winkelen verder. Wat later worden we aangesproken door de verantwoordelijke van de kippenstand. We kunnen toch één meekrijgen. Plots gaat het licht in de winkel uit en haast iedereen zich naar de kassa’s. Het is zondag 13u, sluitingsuur van de winkel. We beseffen dat waarschijnlijk iemand zijn kipbestelling niet tijdig afgehaald heeft. Goed voor ons!

Na het gezellige middagmaal is het echt wel te warm om buiten iets te doen. Ik stel een siësta voor, en jong en oud heeft hier geen problemen mee.

Na een verkwikkend dutje rijden we naar Noto. Deze stad werd door een aardbeving volledig verwoest in 1693. In de jaren daarna werd de gehele stad opgebouwd in barok stijl. We zijn onder de indruk van de hoofdstraat die bestaat uit imposante gebouwen in honingkleurige tufsteen. Via een trap naar de klokkentoren van een kerk krijgen we een mooi uitzicht over de stad. Ondertussen is een straatmuzikant Eric Clapton aan het evenaren. De bluesmuziek geeft ons een fijn gevoel. 

Wat verder in de straat komt een Italiaanse schone een monumentale trap af terwijl haar vriend haar staat te filmen. Het resultaat moet niet denderend zijn, want even later stapt ze opnieuw naar boven om de trappen opnieuw in stijl af te dalen. Ze bekijken samen het resultaat en beslissen om de afdaling nogmaals te herdoen. En dan wordt mij verweten dat ik soms een tweede foto wil nemen.

Overal in Sicilië zien we afbeeldingen in keramiek van een vrouw- en mannenhoofd. Na wat opzoekwerk komen we te weten dat indertijd een Moorse man stapelverliefd was op een Italiaanse schone. De liefde was wederzijds. Maar toen de man naar zijn vaderland terug moest -naar vrouw en kind- kon de vrouw dit niet verkroppen. Daarom vermoordde ze hem in zijn slaap en hakte zijn hoofd af, zodat ze hem voor altijd bij haar zou hebben. (Komt het Italiaanse temperament hier vandaan?) Het hoofd gebruikte ze om basilicum in te planten. Haar tranen deden de basilicum ongelofelijk goed groeien. Zo goed dat de buren haar voorbeeld volgden en ook zo’n plantenpot lieten maken. In keramiek weliswaar. 

‘s Avonds eten we in het visrestaurant gelegen net naast het restaurant waar we gisteren aten. Het is er gezellig en de fles witte wijn raakt snel leeg. Volgens Silvy is de reden hiervoor dat de waterflessen naast mij op de grond staan en zij enkel de wijn binnen handbereik heeft.

Na het restaurantbezoek worden er onder het maanlicht romantische foto’s op het strand gemaakt. Arno als fotograaf, terwijl Mauro met ronddraaiende ogen het gebeuren gadeslaat.


3 juli: Cavagrande Del Cassibile - Isola delle Correnti.

Iedereen is vroeg op post. We vertrekken om 7u30 om een wandeling te maken in Cavagrande Del Cassibile Nationaal Park. Het is een uurtje rijden. Het laatste stuk naar het startpunt gaat over in een smal hobbelig zandweggetje. Aan de infostand krijgen we te horen dat het laatste stuk, de afdaling naar het water, op eigen risico is. Er is blijkbaar gevaar voor vallende stenen. Het is nog vrij vroeg, toch laat de hitte zich al gelden. Langs een smal pad met losse stenen dalen we af in de vallei. Inderdaad. Ergens halverwege staat een bord: op eigen risico! We dalen verder af om na 10 minuten aan het water te komen. Het zijn groene poelen, die overlopen in elkaar. Dit noemen ze natuurpracht. We zijn er alleen, dit maakt het nog specialer. 

We houden ons aan de afspraken, steken het water niet over. Terwijl Silvy en kinderen iets eten, kan ik het toch niet laten om even verderop te kijken. Wanneer ik op een smalle richel loop, tikt mijn fototoestel tegen een rots en valt mijn lensdop in het water. Niet zonder moeite kan ik het wat later uit het water vissen. Ik zwijg. Niets gebeurd! 

Wanneer meer en meer mensen toekomen aan het water, maken we rechtsomkeer. De verzengende hitte maakt de terugtocht alleen maar lastiger. De jongens lopen voor ons uit. Wij doen het op een rustig tempo.

Maar dan moeten we terug met de auto langs het smalle zandweggetje. Amper 200 meter verder krijgen we al een tegenligger, die rare manoeuvres maakt. Zijn auto is aan de zijkant volledig beschadigd. Waarschijnlijk ergens een rotsblokje meegehad. Het meisje naast de chauffeur komt naar ons toe gelopen en vraagt of zij op goede weg zijn naar Cavagrande. Ik stel haar gerust dat het begin maar een beetje verder is. Terwijl wij hen passeren op een steil stuk komt een andere tegenligger af. Ik probeer achterwaarts bergop te rijden, maar slip telkens verder naar beneden. (Hadden we zo iets nog niet meegemaakt enkele jaren geleden?) Silvy stapt uit en legt de chauffeur uit dat er niks anders opzit dan achteruit te rijden. Oef.

Vooraleer we huiswaarts keren stoppen we bij de eerste de beste supermarkt. Het is precies een kruising tussen een Aldi en Action. Tv’s staan te koop naast het fruit, tuinstoelen naast snoepgoed. Al het bier die ze aanbieden, heb ik nog niet in andere winkels zien liggen. ‘k Neem toch enkele flessen mee. Dorst moet gelest worden.

Aan ons huisje stapt Silvy naar de citroenboom om citroenen te rapen. Wanneer ze aan de boom schudt, valt er 1 pardoes op haar hoofd. De tafel wordt gedekt met allerlei hapjes. Daarna houdt iedereen siësta.

‘s Middags rijden we naar Isola delle Correnti, het meest zuidelijk gelegen eilandje van Sicilië. Het laatste stuk moet door zee afgelegd worden, te voet of zwemmend. Door de hoge golven beslissen we om, net als de andere toeristen, de oversteek niet te maken. Rond het eiland komen de Ionische zee en de Middellandse zee samen.

Bij het terug keren naar de auto wil Silvy tomaatjes kopen bij een gebrekkige man met zijn even gebrekkig autootje. Ze krijgt een plastic zakje, maar ineens duikt ze weg. “Die mens stinkt. Ik kan zijn geur niet verdragen”, zegt ze. En ze stapt achteruit. Daar sta ik dan, met het plastic zakje in mijn hand, vlak naast de man die het zakje maar blijft bijvullen, ook al zeg ik dat we genoeg tomaatjes hebben. Zijn geur is echt niet te harden. We dragen zijn geur precies enkele kilometers mee met de auto.

Na een aperitief aan ons huisje maken we ons klaar om naar Portabello te gaan. Het visrestaurant dat ons was aangeraden zit volgeboekt. Het restaurant waar we dan maar binnen stappen, is geen hoogvlieger.


Dag 4: Siracusa.

In plaats van vroeg te vertrekken om de hitte te omzeilen, beslissen de kinderen om wat langer te mogen slapen. Het is immers vakantie, zeggen ze.

We zetten waze in naar een parking in Siracusa. Doordat we wat later dan voorzien vertrokken zijn, zien we dat de parking volzet is. We wachten een beetje, maar er komt geen schot in de zaak. We rijden wat verder. Een parkeerplaats vinden met zo’n kleine auto moet toch te doen zijn. Amper 100 meter verder vind ik een gratis plaatsje in de haven waar de grote jachten liggen. Het verschil met onze kleine auto kan niet groter zijn.

Siracusa bestaat al 27 eeuwen en is de geboortestad van Archimedes. Het is er gezellig druk. De smalle straatjes zorgen er voor dat we grotendeels in de schaduw kunnen lopen. Silvy wil persé de stad bezoeken per segway. Het verhuurbedrijf dat in onze 10 jaar oude gids staat, is nu een juwelenwinkeltje geworden. Dat segways al een aantal jaar uit de mode zijn wegens te veel ongevallen en andere, betere alternatieven, was haar duidelijk ontgaan. Het zal dus wandelen worden. Het beste transportmiddel in deze kleine stad.

Het eerste belangrijk overblijfsel dat we zien is de Apollotempel. Meer dan een stukje muur en enkele halve zuilen is er van de eerste Griekse tempel op Sicilië niet te zien. We zijn hier niet echt van onder de indruk.

Op het plein naast de kathedraal zien we een gekwetst klein vogeltje. Het kan niet meer vliegen. Silvy loopt naar de fontein om het wat water te halen, maar ze wordt tegen gehouden door iemand in uniform. “Niet op de fontein staan, deze is van karton”, zegt de man. Hij vertelt dat er net filmopnames geweest zijn voor een nieuwe reeks op Netflix, Il Gattopardo (The Leopard). De reeks speelt zich af tijdens de sociale revolutie op het Sicilië van 1860. Silvy was dus van plan om op een decorstuk te gaan staan. Ondertussen heeft iemand anders zich over het vogeltje ontfermt en kunnen we verder de stad ontdekken.

Om de hitte te ontlopen geven we onze jongens geld om een ijsje te kopen. Zelf zoeken we de koelte van de kathedraal op. Deze christelijke basiliek is gebouwd op de plaats van Griekse tempel gewijd aan Athene. In de kerk doen de intacte zuilen van de tempel nog steeds dienst. De combinatie van de eeuwen oude zuilen, met de barokke voorgevel maakt deze kathedraal uniek.

Het archeologisch gedeelte van de oude stad ligt net buiten het centrum. Het Griekse theater, indertijd goed voor 18000 man (=het Sportpaleis) ziet er helemaal anders uit dan op de foto van onze reisgids. De eeuwenoude stenen krijgen we amper te zien. Omdat er hier regelmatig voorstellingen plaats vinden, heeft men er houten zitbanken bovenop gezet. Er is niks indrukwekkend meer aan. Afbreken die handel!

De S-vormige grot, het ‘oor van Dionysios’ is een door erosie ontstane grot in de rotswand in de vorm van een oor. Dionysios zou hier gevangen hebben opgesloten om ze via een smalle spleet in het gewelf te beluisteren. Door de akoestiek kunnen we de andere toeristen goed verstaan, en dat zonder Google translate.

We volgen het bordje met graftombe van Archimedes. Maar een tweede bordje is nergens meer te bespeuren. Er wordt verondersteld dat Archimedes in een van de holen in de rotswand (necropolis van Grotticelli) zou begraven geweest zijn.

Op het altaar van Hiëron werden soms 400 stieren tegelijkertijd geofferd aan de God Zeus. Silvy, onze lokale gids die tijdens haar reisvoorbereiding alle verhaaltjes gelezen heeft, maakt er 2000 van. Ik bied verder op en zeg tegen de jongens “Het waren er minstens 3000.” We veronderstellen dat zij toen al wisten wie of wat verantwoordelijk is voor het CO² probleem dat we nu nog steeds kennen.

Eten doen we in een klein restaurantje aan de rand van de stad. De zelfgemaakte pasta is er heerlijk, de mosselen groot. De restauranthoudster is gecharmeerd door onze jongens. Het is duidelijk dat ze haar gerechten heerlijk vindt, want wanneer er nog saus of vocht overblijft op ons bord vraagt ze ons of we nog wat brood nodig hebben om de saus op te doppen.

Terug in de haven flaneren we op de kade waar de immens grote jachten liggen. Ons autootje zou kunnen passen in de reddingsbootjes. Hier zie je het verschil tussen rijk of superrijk.


Dag 5: Torre di Vendicari - Piazza Aremina.

Vandaag wordt het een rustige dag. We staan vroeg op om de flamingo’s te bekijken in het naburige nationale park, Torre di Vendicari.

We vragen aan de huiseigenaar wat de beste ingang van het park is. Hij kijkt ons aan en vraagt: “Wanneer gaan jullie vertrekken?” Silvy antwoordt: “Morgen”. “Maar vanmiddag komen er nieuwe toeristen”, zegt hij. Silvy kijkt op haar reisschema en ziet dat we inderdaad vandaag moeten vertrekken. In plaats van vroeg naar het park te trekken, beginnen we met het opruimen van de kamers en het maken van de valiezen.

2 uur later dan voorzien rijden we naar het nationale park in de buurt. Het is eventjes zoeken. We volgen een smalle hobbelige aardeweg dat uiteindelijk doodloopt. We maken rechtsomkeer en vinden de betalende parking. We stappen richting strand, maar beseffen dat we aan de verkeerde ingang staan. We maken rechtsomkeer en vragen ons parkeergeld terug voor die éne minuut dat we daar gestaan hebben. De parkeerwachter is niet van zin om ons geld terug te geven, maar door de invloed van 2 Italiaanse dames die we in het gesprek betrekken, gaat hij toch overstag.

We rijden terug en nemen een andere afslag. Met onze jongens in een stiltegebied rondwandelen is een hele opgave. Ofwel is er ene aan het zingen (what is love, oh baby don’t hurt me, no more), ofwel zijn ze elkaar de duivel aan het aandoen. Vanuit een schuilhut zien we de flamingo’s die we een paar dagen geleden zagen overvliegen. Ze staan statig met hun lange poten in het water. Onze geluidsgolven raken gelukkig niet tot bij hen.

Wij lopen tot aan de ruïne van een 18de eeuwse oude tonijnfabriek. Ook zijn er ronde bassins, uitgehouwen in de rotsen voor de verwerking van tonijn. Deze overblijfselen zijn het bewijs dat de verwerking van tonijn teruggaat tot de tijd van de Grieken. Na dat blitzbezoek keren we terug om onze valiezen op te halen. 

We rijden richting Piazza Aremina. Op een bepaald moment ben ik precies bezig met een videospelletje... om putten en obstakels met de auto te vermijden. Voor de rest gaat het vlot.

Wanneer we bij onze gastheer aankomen, is er een zwembadfeestje voor zijn pas 12 jarige dochter aan de gang. De muziek staat loeihard. Hij doet ons het voorstel om vanavond het Villa Romana te bezoeken. Het Villa Romana was een landhuis van iemand die dicht bij de keizer van Rome stond. Zijn ganse villa is belegd met een mozaïeken vloer, gemaakt door Afrikaanse slaven. Een aardverschuiving bedolf het landhuis onder een dikke laag zand. Er is inderdaad bijna geen volk meer. Op ons eigen tempo aanschouwen we de talrijke mozaïeken op de vloer. Het verschil tussen rijk en arm is van alle tijden, maar vroeger moet het verschil toch oneerlijker geweest zijn.

Tijdens het bezoek zoeken onze jongens het toilet op. Mauro voelt zich niet zo goed en heeft buikloop. Het toiletpapier is echter op. Hij geeft Arno de opdracht om papieren zakdoekjes bij mama op te halen. Maar bij het wachten heeft hij een ingeving. Hij vindt ergens een schuursponsje en kuist daarmee zijn achterste af. Het was wel met de zachte kant, komen we achteraf te weten. Wat er achteraf met het sponsje zal gebeuren willen we niet weten.

Nog een voordeel om deze villa laat te bezoeken: doordat er weinig toeristen zijn, is de parkeerbeambte al wat vroeger naar huis. De slagboom heeft hij open gelaten en wij kunnen zonder betalen buiten rijden.

In de stad is het moeilijk om iets te vinden om te eten. We vinden een restaurantje waar enkel panini-broodjes te verkrijgen zijn volgens de serveerster die eigenlijk geen zin heeft om ons te bestellen. We wandelen verder, maar keren snel op onze stappen terug. Dan toch maar een broodje eten. Met tegenzin komt ze naar ons toe, draait het menu bord en zegt wat we nu wel allemaal kunnen bestellen. Wanneer we lasagne bestellen, belt ze haar man op die vijf minuten later aankomt met zijn ingrediënten. Hij vraagt of we 40 minuten kunnen wachten. Aperol-spritz zal die tijd wel kunnen overbruggen. Er heerst een speciale sfeer in het café. Enkel mannen als klant, en iedereen kent iedereen. De een na de andere komt het café uit, hangt er wat rond of rookt een sigaretje. Een klant die over zijn theewater heen is, spreekt ons aan: “Ik ben geboren in Stuttgart, maar de politie zoekt me daar”. Een andere klant zegt: “Niet op letten. Hij is een beetje tureluut.” We weten niet wat voor café/restaurant dit is, maar ‘t is precies één met een reukje aan.

Het is al donker wanneer we bij onze slaapplaats aankomen. Het zwembadverjaardagsfeestje is afgelopen. We hebben Arno beloofd om te zwemmen. Zalig die rust.


Dag 6: Piazza Aremina - Agrigento.

De eigenaar doet ons een voorstel: jullie kunnen de stad verkennen, de kinderen kunnen in het zwembad. Wij zien zijn voorstel volledig zitten, onze kinderen ook.

De huizen in de stad zien er wat aftands uit, de verf afgebladderd. Dit in combinatie met de talrijke kerken, smalle straatjes en kleine pleintjes, vind ik gezellig en charmant. We stappen een toeristisch infopunt binnen. Het is een oude bibliotheek van de Jezuïeten. Een charmante dame geeft ons wat uitleg over de schilderijen op plafond en de eeuwenoude boeken die er uitgestald liggen. Het oudste is uit de 12de eeuw. De privileges die de koning aan de stad Aremina toegekend heeft staan hierin beschreven. Eén daarvan was dat ze kerken mochten bouwen. Veel kerken zo te zien.

We slenteren doorheen de smalle straatjes en blijven de hele tijd in de schaduw van de huizenrijen lopen. We genieten van de rust, zonder de drukte van de jongens. We gaan op een terrasje zitten en slaan de omgeving gade. 1 iemand blijft de hele tijd op de hoek van de straat staan en speurt de omgeving af. Af en toe roept hij iets terug naar een auto of wordt hij kortstondig aangesproken door een passant. We denken er het onze van. We bekijken de auto’s die ons passeren. Bij 90% daarvan is de zijkant beschadigd. De één al wat meer dan de andere. Ik hou mijn hart vast voor wat komen kan.

We halen onze jongens op en rijden naar Caltagirone. Deze stad is bekend voor zijn trap met 142 treden met zijn eindeloze hoeveelheid Majolicategeltjes. De Giardino Vittorio Emanuele, het stadspark dat ontworpen werd om te wedijveren met de Engelse tuinen, ligt er eerder onverzorgd bij.

Op onze rit naar Agrigento verkies ik een kleine omweg via een panoramische kustweg. Ik heb het niet direct in de gaten, maar ik heb al een tijdje geen tegenliggers. Ineens moet ik uitwijken voor de grote putten in het wegdek. Met snelle manoeuvres en een portie geluk ontwijk ik de gaten links, rechts en voor ons. Onverantwoord dat dit nergens aangeduid staat. Ik minder gas en af en toe moet ik zelfs stapvoets de gaten van 10 à 15 cm diep trachten omzeilen. Ik steek heel wat energie om deze obstakels te trotseren. En wat krijg ik in ruil? In ieder geval niet de mooie uitzichten die we verwacht hadden.

Binnen rijden in Agrigento is ook een belevenis. De kleine straatjes volgen elkaar in sneltempo op, zodat waze onze ligging niet snel genoeg kan bijsturen. We rijden enkele blokjes rond en op goed geluk neem ik een andere weg, in de hoop om via een andere weg ons Airb&b-adres te bereiken. Zelfs in de smalle straatjes krijgen we tegenliggers. Een circulatieplan zouden ze hier goed kunnen gebruiken.

Maar we hebben geluk. Op amper 10 meter van ons adres vind ik op aanwijzing van de nieuwsgierige buurvrouw die een sigaret uit het raam aan het roken is, een plaatsje om te parkeren. Ze biedt ons drie opties aan: ofwel tussen twee opstapjes naar twee voordeuren waardoor ze zelf haar huis niet meer kan verlaten, ofwel haalt ze de plastieken paaltjes voor de werkmannen weg want zij starten toch maar morgenvroeg om 7 uur, ofwel dicht tegen een muur waarbij de bestuurder over de versnellingspook naar buiten moet klimmen. We kiezen optie drie. 

De eigenaar heeft de huissleutels in een kluisje gelegd. Via een toegestuurde code maakt Silvy het kastje open. Via de voordeur komen we in een trappenhal. We weten niet waar het appartement zich juist bevindt. Silvy contacteert de huiseigenaar en na een lange moeilijke conversatie vinden we een trap naar beneden. We komen in een binnentuin met de ingangsdeur van ons appartement. We kunnen ons niet inbeelden dat achter zulke gevels zo mooie ruimtes zitten. Elke kamer, van keuken tot slaapkamer zijn apart gedecoreerd.

Na een opfrisbeurt, stappen we buiten. Ineens kijkt Silvy boos naar onze jongens. “Zijn jullie met steentjes aan het gooien, of zo?”, vraagt ze. Deze keer zijn ze zich van geen kwaad bewust. “Het zal toch geen vogelkak zijn!”, zegt ze. Ik kijk naar boven en wijs naar de duif hoog in de dakgoot. Les 1 in deze stad: ga nooit op een plaatsje met duivenstront staan. Je weet nooit precies wanneer de volgende lading valt.

Na ons avondmaal gaan de jongens naar het appartement. Wij lopen nog even rond. In de straatjes hangen plastic zakjes aan deuren, hekken, aan de muur gevestigde haakjes of zelfs met een touwtje vanaf een balkon. Hoog genoeg zodat katten of ongedierte er net niet aankunnen. Waarschijnlijk is het morgen vuilophaling. 

Op een uitkijkpunt beneden aan de stad, zien we de mooi verlichte Griekse tempels in de verte liggen.


Dag 7: Agrigento, Realmonte en de tempelvallei.

‘s Morgens neem ik de jongens mee op wandeltocht doorheen de stad. Silvy neemt wat tijd voor haarzelf (lees: extra slaap).

Het is extreem warm, maar de jongens moeten hun energie toch ergens kwijt kunnen. Door de hitte is er niet veel volk op straat. Zij zijn slimmer dan mij, maar nood breekt wet.

In de namiddag vertrekken we naar Realmonte voor lunch. Een alarm gaat af in de auto: ‘controleer bandenspanning’. Ik stop wat verder, maar zie niet echt een platte band. Onze auto heeft de putten van gisteren niet goed verteerd. Ik blijf waakzaam, want bij benzinepompen is geen perslucht verkrijgbaar.

We bezoeken de Scala del Turchi. Je kan de krijtrotsen vergelijken met deze van Dover of Calais, maar dan bij 34°C en met een helblauwe zee. Het is echt te warm om de afdaling naar het strand te maken. Het zweet parelt op mijn armen.

Op het gemakje (ondertussen genietend van de airco) rijden we richting  tempelvallei. Ik ben verbaasd van de oprijlaan naar de parking. Er zijn niet zo veel geparkeerde auto’s te zien. Wie wil er nu ook dit tempelcomplex bezoeken bij deze temperaturen. We gaan de richting terrasje uit. Voor ons in de hoogte staat de tempel van Concordia te schitteren in het zonlicht. We kijken nog eens goed rond en bemerken dat we op het domein van een 5-sterren hotel aanbeland zijn. Ik neem een foto van de tempel, we stappen daarna de auto in en ik parkeer me enkele kilometers verder aan de hoofdingang van het park.

De Valle Dei Templi is eigenlijk geen vallei want de 8 tempels staan bovenop een heuvelrug. Silvy neemt een audioguide. Na het beluisteren van de uitleg, krijg ik de korte inhoud te horen. Voor mij is dat meer dan genoeg.

De eerste tempel die we tegenkomen is ook de oudste. Deze Dorische tempel was gewijd aan Heracles. De Tempio della Concordia is de beste bewaarde van de tempels. Voor meer uitleg verwijs ik naar onze gids. Zij kent alle verhaaltjes en legendes die bij deze tempels horen. Hou er rekening mee dat deze na verloop van tijd misschien wat aangedikt kunnen zijn.

Silvy glundert. Ze maakt zich mooi op. Ze heeft gereserveerd in een lekker restaurant aan de andere kant van de stad. Met stevige tred daalt ze de trappen af en met Google maps baant ze zich een weg doorheen de stad. Eenmaal aangekomen aan restaurant ‘Aguglia Persa’, straalt ze nog meer. In de diepte ziet ze de tafeltjes in de binnentuin staan. Deze uitstraling brengt haar al in vervoering, en dan moeten de lekkerste gerechten nog geserveerd worden. Het eten is niveau klasse restaurant, de bediening eerder stuntelig maar vriendelijk. Zelfs onze jongens geven geen opmerkingen. Onze borden worden allemaal afgekuist met een stukje brood. De afwasser van dienst zal weinig werk met ons servies hebben.

We slenteren op het gemakje terug. De winkelstraat waar vanmorgen bijna niemand te zien was, is nu bedekt met tafeltjes. Het is er gezellig druk. De afstand naar ons appartement is te kort om ons eten goed te laten zakken.


Dag 8: Castiglione di Sicilia en Etna.

Ik zit aan het tafeltje in de binnentuin te schrijven. Van over het muurtje achter mij hoor ik een zware stem praten. Uit het naburig appartement komt het geluid van een televisie. Boven mij staat ergens een radio te spelen. Ik hoor het klokkengeluid van een nabijgelegen kerk. En boven mij zit een duif te roekoeën. Wat een kakofonie van geluiden. Maar ik zit veilig. De doeken die de zon moeten tegenhouden doen ook dienst tegen mogelijks vallende voorwerpen.

We laden de auto in en vertrekken. Toevallig passeer ik een kleine garage. Silvy stapt binnen en vraagt aan de garagist of het mogelijk is om onze bandenspanning na te kijken. Hij steekt overal wat lucht bij, maar het rechter achterwiel lijkt hij niet te vertrouwen. Hij ratelt maar door in zijn Italiaans. We snappen er niet veel van, maar beseffen dat we het achterwiel in de gaten moeten houden. Het alarm is van onze display. Dit is het voornaamste. We kunnen verder.

Onderweg lopen de temperaturen op tot 37°C. Buiten welteverstaan. We komen aan op onze bestemming aan de voet van de Etna. We zitten hier wat hoger, de temperatuur is gedaald naar een aanvaardbare 30°C. We nemen onze intrek in een riante villa met zicht op de Etna en op de oude stad van Castiglione di Sicilia. Na onze drukke week besluiten we om het wat kalmer aan te doen. De 3 uur durende autorit en onze uitstappen van de dagen ervoor, vallen ons zwaarder dan voorzien. Na wat afkoeling in ons zwembad kiezen onze jongens ‘s avonds voor de film ‘The spy next door’ op Netflix. Ik zet mijn verstand op nul en probeer mijn oogjes open te houden.


Dag 9: Castiglione di Sicilia.

Wat doe je eigenlijk op een rustig dagje? De wandelingen rond de Etna uitstippelen natuurlijk. Wanneer iedereen uit bed gestapt is, weet ik al welke wandelingen we de komende dagen op de Etna zullen doen.

Terwijl de jongens zich amuseren in het zwembad, liggen wij naast elkaar van het zonnetje te genieten. Het is er van gekomen. De leesboeken die we al de gehele reis meezeulen, worden bovengehaald. (Op aarde schitteren we even van Ocean Vuong) Enigste minpunt van dat relaxen: zonnebrand op buik en dijen.

En wat verder in het warme weer? Ik drink het overschotje van het bier, het laatste klutsje wijn en de fles Prosecco wordt bij het middagmaal goedgekeurd. 

Pas tegen 19 uur is de temperatuur aanvaardbaar om wat aan beweging te doen. Achter ons huisje ligt een riviertje. We stappen van rots naar rots. Onze jongens gooien met keien, net niet op elkaar. De rivier staat laag. Zo zien we goed de erosie die het smeltwater van de Etna al die jaren teweeg gebracht heeft. Maar oversteken naar de andere kant van de rivier is niet mogelijk zonder natte voeten. We spreken af dat Arno eerst de oversteek maakt en dat hij dan zijn sandalen naar de overkant gooit, zodat ik die kan aandoen. De eerste sandaal vliegt mijn kant op. De andere gaat de stromende rivier in. Mauro vist deze wat verderop uit het water. Nog een geluk want even verder gaat de rivier snel naar beneden en is er een kloof van enkele meters hoog. Ik hoop dat hij in de toekomst in de waterpolo toch iets beter zal leren mikken.

Het begint te schemeren wanneer we huiswaarts stappen. In de verte zie ik een rookpluim boven de Etna. Zit er toch leven in?


Dag 10: Beklimming Etna-noord.

Het is een half uurtje rijden naar Monti Sartorius, het startpunt van onze wandeling aan de noordkant van de Etna. Deze bergen bestaan uit 7 kraters die dateren van een uitbarsting in 1865. We parkeren langs de baan, steken de straat over en volgen het grijszwart lavapadje. We doorkruisen een berkenbos. De stammen zijn spierwit. Het zou het hoogste berkenbos van Europa zijn. Het pad gaat omhoog en vrij snel hebben we verre zichten. We lopen verder rond de kratermond heen en stappen in lussen naar de volgende krater. Op de steile stukken glijden we soms eens weg op het kleine lavagesteente. De jongens maken er een sport van om zoveel mogelijk stof te doen opwaaien tijdens de afdaling.

We rijden verder omhoog naar Rifugio Citelli, het hoogste punt dat je met de auto kan bereiken. Net wanneer ik wil parkeren, zegt Silvy me dat het privaat gebied is. Ik doe alsof ik het niet gehoord heb en rij rustig verder. Een man of 5 komen mijn richting uit. Ze staan in mijn richting te wijzen. Ik doe alsof ik ze niet zie en parkeer de auto. Nu pas zien we naar wat ze aan het wijzen waren: de Etna is ineens actiever dan anders. Een dikke rookpluim stijgt op vanuit de belangrijkste krater.

In de namiddag is het nog steeds te warm om iets te doen. We lezen in de airco, terwijl de jongens in het zwembad afkoeling vinden.

Ik steek de BBQ aan. Onze 4 tijdelijk geadopteerde katjes staan al te watertanden.


Dag 11: Alcantakloof - Taormina.

Lap! Daar heb je het al. Het lichtje van de bandenspanning schiet opnieuw aan. Ik trek me er niets van aan en rijd verder naar de Alcantarakloof. Ik volg de grote letter P en parkeer. Bij het uitstappen zie ik dat deze parking betalend is en dat de bezoekersparking aan de andere kant ligt. We stappen weer in en rijden de straat over. Alweer een paar euro’s gewonnen.

Het is ons niet direct duidelijk voor welke wandeling we moeten kiezen. We willen de kloof in, maar met gids en met lieslaarzen en helm op het hoofd zien we niet zitten. Voor alle zekerheid kopen we waterschoenen in het winkeltje bij de ingang. Via een lift bereiken we 40 meter lager het strand met wat verder de ingang van de kloof.

De kloof is ontstaan door een vulkaanuitbarsting van een zijkrater van de Etna. De lava kwam in aanraking met het water van de Alcantara-rivier en stolde. Een aardbeving zorgde er voor dat dit stuk lava werd gespleten. Zo ontstond er een kloof over een lengte van 500 meter, een diepte van 70 meter en een maximale breedte van 5 meter. Dit heeft geleid tot een enorme kloof met mooie basaltzuilen, net alsof iemand blokjes steen in elkaar gepuzzeld heeft.

Met onze waterschoenen aan stappen we de kloof in. De jongens voorop. Ik, beladen met rugzak en met fotocamera in de hand, als laatste zodat ik goed in de gaten kan houden waar het water ineens dieper wordt. Wanneer het water tot aan mijn korte broek zit, vraag ik om mijn portefeuille en rijbewijs weg te steken bovenaan mijn rugzak. Arno vindt het geweldig. Hij laat zich in het water vallen en probeert tegen de stroom in te zwemmen. Goed verfrissend. De paar toeristen die voor ons zijn, staan aan een watervalletje voor zich uit te staren. Ze kunnen er niet voorbij. Mauro daarentegen klautert op de rotswand en overwint de hindernis. Wij volgen hem. Toch ben ik niet gerust met nog steeds dat fototoestel in mijn hand. Maar het lukt. Een twintigtal toeristen hebben onze bewegingen gadegeslagen, maar niemand durft ons te volgen.

Wanneer we een eind verder zijn dan de groep toeristen, horen we een scherp fluitsignaal. We veronderstellen dat het een gids is die ons aanmaant om terug te keren. Wat we ook doen. Mauro heeft immers gezien dat we toch niet veel verder kunnen door de stroomversnellingen wat verderop in de kloof.

Bij onze terugkeer zien we een paar toeristen, getooid met lieslaarzen en helm. Ze klauteren met de hulp van de gids op de stenen op een stuk dat wij niet eens moeilijk vonden. Wat zouden wij ons geërgerd hebben mochten wij hiervoor betaald hebben.

Bovenaan de kloof volgen we de Alcantara Gorges trail, een wandelpad met enkele zichten op de kloof. Niet eens indrukwekkend indien je de tocht tussen de rotswanden gedaan hebt. De autosleutel die tijdens de tocht door het water in mijn broekzak zat, is waterbestendig en werkt nog prima.

Op onze terugrit naar huis stoppen we bij een quadverhuurbedrijf. We laten ons rechter achterwiel oppompen. We krijgen opnieuw te horen dat we beter het wiel laten repareren. Een persoon komt afgereden met de moto. Hij wil ons voorrijden naar een garage in de buurt. We worden op onze wenken bediend. Onmiddellijk gaat een krik onder de auto, gaat het wiel eraf en wordt het gat gedicht. Voor 10 euro voelen we ons toch gerustgesteld.

‘s Avonds rijden we naar de mondaine badplaats Taormina. We parkeren ons aan de rand van de stad en nemen de shuttlebus naar boven. De winkelstraat is bezaaid met boetieks, maar zo te zien is er meer volk op straat dan in de winkels. We volgen de trein toeristen, houden even halt om wat gebouwen van dichtbij te bekijken of we observeren de toeristen van op een terrasje. Het enige wat de moeite waard is is het Grieks theater, maar we zijn te laat om het te bezoeken. Een mensenmassa komt onze richting uit met een ticket voor een optreden dat daar plaats vindt. We wandelen dan maar de publieke tuin binnen. Hier staan enkele half vervallen gebouwen in Moorse gotiek. 

Hoe later het wordt, hoe meer mensen we zien. Zou de hittegolf hiervoor tussen zitten? Overvolle shuttlebusjes komen aangereden. De terrasjes zitten bomvol, accordeonspelers vermaken de toeristen tijdens hun eten. Glazen worden gedronken op pleintjes en in smalle straatjes. Terwijl voor veel mensen de avond moet beginnen, stappen wij langs de rand van de stad in de richting van de auto. We genieten van de overgang van pastelkleuren tussen zee en lucht vooraleer we de auto terug nemen.

Ik vergis me van richting. In de verte zien we de lichtjes van het vasteland schijnen. Ik besluit om toch maar rechtsomkeer te maken.


Dag 12: Castiglione di Sicilia.

Vandaag doen we niets. De nieuwsberichten over de hittegolf in Zuid-Europa en Sicilië bereiken ons al enkele dagen. Alsof wij dat zelf niet merken. 

Iedereen is aan een rustig dagje toe. De jongens slapen uit. Om 9 uur staan ze op. We ontbijten en een uurtje later duik ik al het zwembad in. Wat later komt de rest er bij. We merken het al: de hitte blijft maar toenemen.

Op de middag doen we boodschappen naar het nabije dorpje. Op het display van de auto zie ik de temperatuur stijgen naar 38°. Ik neem het steile smalle straatje bergaf naar de supermarkt. Ergens halverwege komt uit tegengestelde richting de enigste grote auto van het dorp (Audi) aangereden. De chauffeur doet teken dat ik achteruit moet. Ik probeer me achterwaarts aan de kant te zetten, maar uit ervaring weet ik dat dit problemen kan geven met de koppeling. Ik rijd langzaam naar beneden, de Audi gaat achteruit. Wanneer ik hem kan passeren wuif ik even. De chauffeur lacht en wuift terug.

Met deze temperaturen een BBQ doen? Veel houtskool moeten we niet  gebruiken om het vlees te malsgaren. Ik moet waakzaam zijn. De kattenfamilie blijft uit nieuwsgierigheid bij mij in de buurt. Een mierenkolonne baant zich een weg onder de eettafel, zodat ik verplicht ben om de tafel in het gras te zetten. We zitten goed. De temperaturen zijn wat gezakt. De Etna blijft zachtjes zijn witte rook blazen.

Terwijl de kinderen thuis blijven, rijden wij naar het dorpje verderop, met het kasteel op de heuveltop. De inwoners komen nu pas buiten. Zitten op de bankjes op het plein of praten van balkon naar aanliggend balkon. We ontdekken nu pas hoe mooi dit dorpje is. Maar vele huizen staan leeg. Van de winkelbediende horen we dat er een Belg hier een huis gekocht heeft voor €1, maar dat hij het wel volledig moet renoveren. Dat is een manier om het dorp weer leefbaar te maken, om nieuwe mensen aan te trekken.

We nemen de trappen naar het oude stadsgedeelte en we voelen de temperatuur al weer stijgen. Wat moet het moeilijk zijn om hier als jeugd te wonen. Het is er prachtig met de oude gebouwen, maar echt levendig kan je dit niet noemen. De restaurants zitten zo goed als leeg, op een paar mensen na.

We lopen rond het kasteel, dwalen rond in de smalle steegjes en nemen de auto terug naar beneden. Deze rustdag heb ik goed doorstaan.


Dag 13: Beklimming Etna-zuid.

Iedereen staat vroeg op. Het is van moeten. Het is 1u45’ rijden naar het startpunt voor een wandeling in Etna-zuid. Iets na 9u komen we aan. Een jongedame spreekt ons aan en probeert ons een gids aan te praten. De prijzen zijn hoger dan hetgeen we op internet gevonden hebben, maar na wat opzoekwerk komen we erachter dat de prijzen voor de kabelbaan sinds februari met €20 gestegen zijn. We zetten alle mogelijkheden op een rijtje: €100 per persoon voor kabelbaan (2500m) en wandeling met gids, €50 per persoon enkel voor de gids, maar dan moeten we wel anderhalf uur te voet naar boven en daar afspreken met de gids om nog eens een tocht van 5 uur te maken. Of we gaan met kabelbaan en 4x4 bus naar boven (2900m) en hoeven maar 100 meter te klimmen. Wij nemen de eerste optie. We krijgen een helm mee, louter als herkenning voor de gids.

Door de toename van activiteit van de Etna in de laatste maand, heeft de overheid beslist dat er niet hoger mag gestapt worden dan 2950 meter. Daardoor kunnen we niet naar de hoogste krater, maar blijven we net onder de 3000 meter.

Terwijl we op een terrasje zitten te wachten -de gids vertrekt pas om 11 uur- zien we een jongeling heen en weer lopen. Een beetje in paniek. Hij moet nog snel zijn ticket voor de kabelbaan kopen om te kunnen mee gaan met onze groep. Een hele tijd later, na elven, komt hij terug. Vlug moet hij zijn uitrusting ophalen. Daar is hij. Met de helm op zijn hoofd en windjas aan. We kunnen vertrekken. We nemen de kabelbaan en de ganse groep (25 man) verzamelt boven en wacht op de gids. We missen een persoon. Juist. De jongeling staat in de rij te wachten op de bus naar boven, als enigste met de helm op zijn hoofd. Hij blijkt Australiër te zijn, die op rondreis is in Europa, en met zijn laatste geld deze tocht betaald heeft. Hij moest kiezen: eten en drinken of toch maar de Etna wandeling doen. Hij loopt de hele tijd te praten tegen degene die dichtst bij hem loopt. Nu is het de gids, die het al snel op zijn heupen krijgt. Na een half uur is Mauro zijn favoriete luisteraar. Mauro blijft vragen stellen of antwoorden geven en de Aussie blijft maar vertellen. Ik stap iets harder zodat hij achter mij moet blijven.

We wandelen de lavavelden op aan een traag tempo. Na een half uur is er een gezin dat teken doet dat ze stoppen en willen terugkeren. We zijn verbaasd. Is deze wandeling nu al te zwaar?

We lopen verder en lopen op een lavastroom gevormd in 2020. Anderen beginnen nu ook te klagen. We blijven stijgen en zien de eerste krater. Er lopen mensen op de rand, het zijn enkel stipjes. We stappen langs lavagesteente van een uitbarsting van 2022 en slaan een geul in. Deze gang is ontstaan doordat de vloeiende lava aan de bovenkant begon te stollen, maar daaronder verder bleef stromen. Eens daardoor stoppen we voor lunch. We krijgen een wijds zicht als achtergrond. Ik geef mijn smartphone aan iemand zodat zij een foto kan maken van ons ganse gezin. Maar telkens loopt de Aussie niets vermoedend in de weg. Hij blijft maar praten terwijl hij met zijn smartphone boven zijn hoofd foto’s maakt van alle windrichtingen. Hilarisch!

Omdat de Aussie geen eten heeft, vragen we of hij een broodje van ons moet hebben. “Zit er sla tussen?”, vraagt hij vooraleer hij het aanneemt. En dan tijdens zijn eten krijgen we eindelijk vijf minuten rust. Een half uur later stappen we verder. Op een kruising houdt de gids halt om een andere groep te laten passeren. Wie staat er op het midden van het wandelpad? Juist, de Aussie. Ondertussen neemt hij een handvol lavasteentjes en wil dit in een plastic zakje stoppen samen bij zijn oplader en ander elektrisch materiaal. Wij en andere toeristen kijken verbaasd toe. Silvy houdt hem tegen om dat niet te doen. We gaan verder. Nu moeten we een stijl stuk op met kleine losse lavasteentjes waarbij je telkens in zakt en daarna een stukje naar beneden zakt. Een Italiaanse ziet me bezig en mompelt iets over Indiana Jones, maar het is eerder uit een soort jaloersheid omdat het naar boven stappen bij mij vlotter gaat. Maar de snelsten zijn Arno en Mauro. Zij lopen enkele meters voor de gids uit. Wanneer de groep verzamelt -enkelen blijven minuten achter- begint de Aussie te bellen. Daarnet naar zijn vader, nu naar zijn neef en vertelt hij wat voor prestatie hij zonet geleverd heeft. 

We zijn aangekomen aan de hoogste krater die we mogen bezoeken. De helft van onze groep blijft daar wachten om op adem te komen. De anderen lopen rond op de rand van de krater. “Het is de eerste keer dit jaar”, zegt de gids, “dat het niet nodig is om een jas aan te trekken.” Lap de extra rugzak met warme kleding sleuren we al de hele tijd voor niets mee. Leve de hittegolf!

De Aussie heeft al herhaaldelijk gezegd dat hij dorst heeft. Wij houden de boot af. Onze laatste rantsoenering water krijgt hij niet van ons.

Boven ons stijgen de rookwolken uit de Etna. Beneden zien we de Middellandse zee liggen. “Welke oceaan is dit?”, vraagt de Aussie aan de gids. De gids heeft nu werkelijk genoeg van al zijn vragen en negeert de Aussie.

Nu moeten we afdalen van de steile helling. De gids wijst ons het pad en vraagt om beneden te wachten. Mauro spurt als eerste naar beneden, ik erachteraan. We stoppen niet en gaan alsmaar harder. Het is makkelijker om dit al lopend af te werken. Ineens spurt Arno met helm op zijn hoofd (voor de zekerheid, mocht hij vallen) en met de armen wijd zwaaiend ons al roepend voorbij. “Ik had ervaring om een vulkaan af te dalen van destijds in Guatemala”, vertelt de stoefer!

We moeten bijna een half uur wachten totdat de laatste van de groep beneden is. Ondertussen vraagt de Aussie enkele malen aan de gids wanneer we aan de kabelbaan zijn, want hij moet zijn bus nemen om 16uur, binnen het half uur. De gids doet hem tot driemaal toe het voorstel om alleen verder te gaan. Pas wanneer iemand bereid is om mee te gaan, trekt de Aussie verder.

Iedereen is blij dat deze tocht erop zit op 4 personen na. Voor ons was dit een mooie wandeling met mooie zichten op de lavavelden en verschillende kraters. En wij die denken dat onze fysiek achteruit gaat bij ouder worden.

We nemen de kabelbaan naar beneden en zijn wel blij dat we dit oninteressant stuk niet moeten wandelen. Helemaal beneden -we hebben ondertussen al een drankje gedronken- zien we de Aussie op een trapje zitten. We zeggen goeiedag, en op mijn aanraden stellen we hem geen vragen en stappen gewoon verder. 

Terwijl Arno en Mauro de winkeltjes afschuimen voor een souvenir gemaakt van lavasteen, gaan wij op een terrasje zitten. Een Roemeens koppel met hun zoontje van 5, die de wandeling met ons meegedaan heeft, zegt gemeend blij te zijn om ons te leren kennen omdat wij zoveel positieve energie uitstralen. Dat we vier sterke wolven zijn en dat van bij het begin al te zien was dat wij een sterk team zijn. “En dit is niet om te vleien”, zegt de man. Hij geeft me zijn mailadres zodat ik foto’s van zijn zoontje kan opsturen.

De jongedame die ons vanmorgen de trip aangepraat heeft, informeert naar onze ervaring. Na tien minuten is ze Italiaans aan het leren aan Silvy. Ik hou me gedeinsd. Ondertussen zijn Arno en Mauro er komen bijzitten. Zij hebben gevonden wat ze zochten. De beeldjes worden betaald en we vertrekken. De Aussie is nergens meer te bespeuren. Bij het instappen komt onze gids naar ons toe. “Hebben jullie soms geen helm meer in jullie rugzak zitten?”, vraagt hij. We doen de rugzak open en halen er een helm uit. “Daar gaat ons souvenir”, grapt Silvy. We verontschuldigen ons en vertrekken.

Eenmaal in ons vakantiehuis wordt het zwart van ons lijf gewassen en moeten we naar ons vooraf geboekte restaurant. De smartphones van de jongens mogen niet gebruikt worden. Het wordt een lekkere, gezellige avond in Castiglione di Sicilia.


Dag 14: Rustdag.

Door het late avondmaal slapen we niet zo goed. Om 3 uur ben ik wakker, Silvy een half uurtje later. We lezen wat en vallen bij het ochtendgloren weer in slaap.

We maken er een rustig dagje van met voorbereidingen zodat we morgen vroeg kunnen vertrekken. De wasmachine draait op volle toeren, keuken en BBQ worden opgekuist en de auto wordt vanbinnen gestofzuigd. Valiezen netjes gevuld. Af en toe nemen we een zwempauze om wat af te koelen. En de jongens? Die zitten in de airco op hun smartphone of iPad, of nemen een duik in het water.

Tegen 19 uur is het hier al wat afgekoeld (30°). We nemen de auto naar de dichtstbijzijnde winkel want de ijskast is zo goed als leeg. Wat we vooral niet willen is dat de jongens opnieuw slechtgezind zijn van de honger, zoals op onze eerste dag. Avondeten doen we verderop op het centrale plein.


Dag 15: Trip naar Lipari.

Terwijl Mauro afscheid neemt van zijn kattenvriendjes wordt de auto ingeladen. Het blijft 37°. Mijn hemd plakt al aan mijn lijf. Het is 1u15 rijden naar de luchthaven van Catania voor de drop-of van de auto.

Als een echte Siciliaan rijd ik voor mijn laatste dag met de auto in Sicilië. Met gierende banden sjees ik door de bochten. Ik negeer snelheidsborden, steek voorbij over volle witte lijnen, neem overal mijn voorrang en parkeer me waar het mij past. Zalig!

Na 1567 km over Siciliaanse wegen komen we terug bij het verhuurbedrijf aan de luchthaven. Het afzetten van de wagen gaat vlotter dan verwacht. Niks wordt gecontroleerd. Papieren en autosleutel worden afgeleverd en we vertrekken naar de bushalte even verderop. We kunnen direct de bus op die ons afzet aan het treinstation. Daar nemen we de trein naar Milazzo, met tussenstop in Messina. Met de bus naar de haven en 1 uur vroeger dan verwacht kunnen we de boot op naar Lipari. Vlotter dan dit is bijna onmogelijk. Ons enig oponthoud was dat een auto die net een verkeersongeval had, moest verzet worden om de bus door te laten. En dat de volgende bus in achteruit moest omdat een motorrijder op de rijbaan lag te kermen en zijn motor onze weg versperde.

Ons hotelvervoer staat ons op de kade op te wachten, zodat we direct onze intrek kunnen nemen in dit “Fawlty ‘Sicilian’ Towers hotel”, een seventies hotel, zo blijkt. De personeelsbedienden zijn zo maar weggeplukt zijn uit diverse films. We hebben de GVR, de grote vriendelijke reus, die telkens wanneer hij ons ziet ‘Vivo Belgio’ roept, tot vervelens toe. De ober heeft volgens Arno meegespeeld in de Adams Family. De vrouw die het hotel runt, spreekt geen woord Engels, maar heeft een hulp-tolk daarvoor. Ze verifieert telkens of hij alles wat zij denkt al uitgelegd heeft. De man met een halve rij onderste tanden, spreekt zo zacht en traag en legt ons het reglement van het hotel uit. Hij is ook chauffeur voor dit hotel. Wanneer hij ons later naar de dichtstbijzijnde supermarkt brengt, zien we dat zijn auto even traag is als zijn spreken. Tergend langzaam.

Het appartement is vergane glorie, tenzij de seventies stijl hier aan haar comeback bezig is. Vloermatjes in donkerbruin met beige krulletjes, zware gordijnen die nog half omhoog hangen, badkamertegels die je enkel ziet in te renoveren huizen en ingemaakte kasten die je enkel nog bij een tentoonstelling van de jaren 70 in het Huis van Alijn tegenkomt.

Avondeten doen we in het restaurant aan het zwembad met zicht op het centrum van Lipari en zee. De kok, afkomstig van Palermo, komt ons de ganse menukaart uitleggen in het Italiaans en we doen er goed aan om genoeg te bestellen want we denken dat hij daar banden heeft met ene organisatie. De Adams Family-ober begrijpt ons niet goed en wat later komt ons voorgerecht af, waar we met zessen van kunnen eten en dan moeten de taaie vleesgerechten nog komen. De Palermo-kok komt regelmatig navraag doen of we het lekker vinden. ‘Prima’, antwoorden we allemaal, bang voor een latere afrekening van zijn bende.

Opnieuw, met overvolle maag gaan we naar bed. De matrassen zijn gelukkig van de 21ste eeuw.


Dag 16: Lipari.

Ons ontbijt nemen we op het overdekt terras van het hotel. De wit-gele zeilen met plastieken vensters aan de zijkant doet de warmte binnen serieus stijgen. De groene grasmatten maken het plaatje compleet. Iedereen van de cast is op appél.

Zo’n ontbijtbuffet hebben we niet veel meegemaakt. Drinken kunnen we uitgieten in plastieken bekertjes. Wanneer we de koelruimte open doen om vlees, kaas of tomaatjes te nemen, valt de deur terug naar beneden op onze hoofden. Toast blijft hangen aan de toastrooster. Chocolademelk is voor morgen. Enkel de koffie Americana wordt op bestelling aan tafel gebracht. Maar iedereen is vrolijk... Vivo Belgio, you know.

De jongens gaan het zwembad in. Eerst poseren wij voor de spiegel met de zwarte en roze badmuts die we in het zwembad verplicht moeten dragen. Het water is zalig. Maar constant met de jongens ravotten doet me naar adem happen.

Op ons terras, met zicht op de vulkaan op het eiland Vulcano (jawel) en op de televisieantennes van de huizen nabij, eten we onze overschotten van gisteravond. Toch vallen ze niet echt in de smaak, maar ze vullen wel. 

Vandaag verkennen we de stad Lipari. De temperatuur is amper 35°C, toch voelt het warmer aan dan de dagen ervoor. We stappen door de winkelstraat naar de kleine haven, drinken op een overdekt terras en wandelen door de kleine straatjes terug tot aan de trap die ons naar het hogere gedeelte van de stad brengt. Arno roept: “Om ter eerst boven”, en begint te lopen. Na wat aarzelen begint Mauro in volle vaart de trappen te bestrijden. Ik, de slimste van de mannen, stap op het gemakje in de schaduw naar boven. Uiteindelijk wint Mauro de strijd. In de kerk -de deuren staan al open- bekomen we van de warmte. Het is hier rustig. Niemand is zo gek als ons om hierheen te komen. Even verderop zien we op een rotswand een loungebar. We bestellen een drankje met zicht op zee. Daar kom ik -met tussenkomst van Mr Google- te weten dat we niet in de laars van Italië zitten, maar blijkbaar op de voetbal aan de laars. Persoonlijk vind ik dit een foutje: waar zie je elegante vrouwenlaarzen die met een driehoekige bal spelen? Voor mij is Italië een mannenlaars met omhoog gekromde tip. Basta! Neem er de kaart bij en vel zelf jouw oordeel.

Om half acht moeten we klaar staan voor de zonsondergang. De GVR brengt ons naar een kerkje aan de andere kant van het eiland. Hij toont ons de omliggende eilanden en we genieten van de ondergaande zon. We hebben een uurtje om de ‘mooiste zonsondergang van Europa’ te bewonderen (volgens GVR). Ondertussen moet hij zingen en voorlezen tijdens de misviering. We zien Stromboli voor ons liggen, kleine rookpluimen dwarrelen uit de krater omhoog.

In het terugrijden is de GVR zijn zaken aan het regelen. Met één hand aan het stuur, de andere aan zijn GSM. Van handsfree bellen hebben ze hier nog niet gehoord. 1 maal raken we met zijn buitenspiegel een muurtje, 1 maal gaan we een stuk de struiken in. Maar we komen heelhuids aan. De pastoor naast mij die op de terugweg met ons meerijdt heeft ons waarschijnlijk zijn zegen gegeven.

Vanavond eten we pizza, dat hebben we de jongens beloofd. We zetten ons neer en de ober zegt meteen: “Geen pizza”. Wat later komt de Palermo-kok aan onze tafel staan. Ik zeg: “Geen pizza vanavond?” en trek er een teleurgesteld gezicht bij. Hij antwoordt: “Nee, vanavond niet. Zeur niet, en neem wat anders”. Hetgeen we -aan zijn reputatie denkend- dan ook doen.


Dag 17: Uitstap Lipari en Salina.

Om 8u15 zitten we aan de ontbijttafel. Het buffet ziet er net hetzelfde uit als gisteren. Ook nu weer is de chocolademelk voor morgen.

Vandaag doen we een boottrip rond Lipari en naar Salina. Mooi op tijd staan we te wachten aan ons busje. Er gaan nog 3 andere mensen mee: Danny DeVito (om in het thema te blijven) en zijn 2 zonen. De chauffeur begint wat nerveus te worden. De zonen van DDV zijn er nog niet. DDV heeft alle tijd, staat wat op het gemakje zijn uitleg te geven tegen de chauffeur, ons en praat in zichzelf, draait wat in het rond, maakt zich precies geen zorgen. De chauffeur kijkt met angstige ogen naar mij, draait met zijn ogen. Ze zijn er. We vertrekken in volle vaart naar beneden. De chauffeur zet ons ergens beneden af. We moeten nog een stukje lopen, en DDV weet blijkbaar de weg. Op zijn gemakje slentert hij door de straatjes, houdt even halt bij street-art en slentert verder.

Wij zien de boot in de verte liggen. Niemand stapt nog op. We zijn te laat. Uiteindelijk roepen ze ‘vandayle’? Waarop wij heftig knikkend de boot op stormen. Waarschijnlijk heeft de chauffeur contact opgenomen met zijn ‘vriend’-bootsman. Het binnenruim zit vol. Wij vinden vrije plaatsen boven op het dek, naast het overdekte zeil, knal in de zon.

Vervolgens volgt een rustige boottocht. We houden halt bij een verlaten fabriek die voor de verplichte sluiting door de overheid puimsteen bewerkte. Hier mogen we zwemmen. Zo’n 40-tal personen springen af de boot. Het is zalig dobberen in de Tyrreense Zee. En vooral: een badmuts is niet nodig.

We meren aan in Santa Marina Salina op het eiland Salina. We krijgen een uurtje de tijd om de winkelstraat te verkennen. Het is 10u30, wij gaan een wijnbar binnen en profiteren van het kleine briesje wind.

Onze tweede zwemstop is net voorbij een lavabrug en aan een klein dorpje waar de huisjes uitgekapt zijn in het lavagesteente. We springen het water in en laten ons drijven op de rug. We moeten zelf niks doen. Hier kan ik gerust het wereldrecord watertrappelen aanvallen. Terwijl we zwemmen ziet Arno geen kleine visjes meer. “Dit komt doordat de grote vissen de kleintjes allemaal opgegeten hebben”, antwoord ik. Mauro schiet in de lach. Arno vraagt: “Is dit waar?” En kijkt verschrikt om zich heen.

DDV staat te genieten met de neus in de wind. Deze boottrip heeft hij verschillende malen gedaan. Hij loopt over het dek heen en weer, in gedachten verzonken. Geregeld geeft hij met een onbeholpen houding in zijn mengeling van Italiaans-Engels uitleg over wat er te zien is.

De middagstop gaat door in Lingua. Hier is echt niks te doen. Enkel wat restaurantjes langs de kade om de horde hongerige toeristen op te vangen. In de schaduw van een boom eten wij onze picknick. Terwijl we ons broodje eten, ziet Silvy een duikbril tussen de struiken liggen. Mauro haalt hem er van tussenuit. De bril wordt gereinigd en gretig in gebruik genomen. Daarna zoeken we de koelte op van een terrasje. Van grote broer krijg ik het nieuwsbericht toegestuurd dat er op de luchthaven van Catania zondagavond een zware brand is geweest. Volgens de berichten kan er pas vanaf woensdagmiddag opnieuw gevlogen worden. Wij vertrekken op donderdag, dus zou het geen probleem mogen zijn. We weten uit ervaring dat de vluchten zullen overboekt worden. Indien ons een goed voorstel gedaan wordt, zijn we bereid om extra dagen door te brengen op dit oververhitte eiland, we hebben immers niet alles al gezien. We blijven waakzaam...

Onze haren op de benen beginnen precies te schroeien, ze staan net niet in brand. Terwijl Arno grote keien het water ingooit, vinden wij verkoeling in de schaduw van de kleine vuurtoren. 

De boot trekt verder. We laten Salina achter ons en volgen de kustlijn van Lipari. De lavarotsen zijn ondertussen volledig begroeid. Onze laatste zwemstop is aan wit-lavagesteente. Doordat de witte lava in zee gestroomd heeft, lijkt het water door de weerspiegeling hemelsblauw. Deze zwembeurt komt niets te vroeg.

Mooi op tijd meren we aan in Lipari. DDV en kinderen zijn nergens te bespeuren. Opnieuw hebben ze alle tijd van de wereld. Als allerlaatste zie ik hen van de boot stappen. DDV, met blote buik en hoed op staat nog wat met de zeelui te konkelfoezen. 

De chauffeur van dienst wordt gebeld. Een kwartier later komt Roberto aangereden. Roberto, in het echte leven ijsmaker, toont een foto van 1927 van de ijswinkel van zijn ouders. Voor Silvy (en hopelijk ook voor ons) wil hij vanavond speciaal sorbet maken van limoen en mandarijn. Op de sorbet met koffiesmaak die ik vraag, dewelke ook zijn specialiteit is, krijg ik geen antwoord. We zien wel morgenochtend bij het ontbijt.

Vanavond gaan we niet naar het restaurant aan het zwembad. We gaan een beetje verder de straat in voor een pizza. Bij het terugkeren vraag ik om rustig te zijn. Je weet maar nooit hoe de Palermo-kok zal reageren wanneer hij weet dat we bij een ander gegeten hebben.


Dag 18: Uitstap Vulcano, Panarea en Stromboli.

Bij het ontbijt krijgt Arno melk met wat chocoladevlokken door de dienster geserveerd. Wanneer hij net naar de kamer vertrokken is, komt de Adams Family-ober naar onze tafel. Hij ziet Arno’s lege tas. “Ik heb chocolademelk”, zegt hij. “Voor morgen”.

Stipt om 9u staan we aan de receptie te wachten. Vandaag hebben we een lange dag voor de boeg. Onze boot vertrekt om 9u30, maar onze chauffeur is al vertrokken. Vijf minuten voor we kunnen inschepen, komt hij aangereden en in vliegende vaart rijden we de berg af naar de haven. Nog goed dat Roberto niet van dienst is. We kennen ondertussen de weg naar het haventje en stappen goed door. Opnieuw zijn we als laatsten aan boord. Ons plekje is nog vrij, opnieuw knal in de zon.

Op weg naar Vulcano, het eiland met 1 vulkaan die een beetje actief is, hebben we al 3x kunnen zwemmen. De boot is wat kleiner, de mensen wat ouder wat resulteert dat slechts 20 personen het water in gaan. De bootsman gooit grote stukken brood in het water. “Wij gooien kleine stukjes brood om kleine visjes te vangen”, zeg ik. “En hier zo’n grote stukken. Dat moeten nogal grote vissen zijn”. Arno kijkt mij aan, maar duikt dan verder met duikbril op.

Wanneer we aankomen op Vulcano ruiken we de zwaveldampen, het zijn precies rotte eieren. We lopen de andere kant uit naar een restaurant waar de geur niet waarneembaar is. Een Belgische uit Luik bestelt ons. Ze komt hier 3 maand als dienster werken om te bezinnen waar ze later wil wonen. Het zal in ieder geval niet Luik, Namen of Charleroi zijn, omwille van agressie, criminaliteit en drugsgebruik in deze steden. We staan verstomd.

Op weg naar de boot maken we een ommetje naar de zwavelberg. Het poeltje ernaast ligt zacht te bubbelen. Hier in baden is een soort wellness, maar we zouden wel 4 dagen lang stinken.

De boot vaart terug naar Lipari. Daar wisselen we van boot om de overtocht te maken naar het verder gelegen Panarea. Dezelfde kapitein van gisteren zwaait me toe wanneer ik de loopbrug op stap. Er komen gasten van ons hotel bij en mensen waar we gisteren mee kennis gemaakt hebben. Het is een klein uurtje varen tot we de kust van Panarea bereiken. Voor de laatste maal duiken we het water in. We zwemmen tussen catamarans en zeiljachten. Met de duikbril is enkel beweging te zien van de toeristenbenen onder water. Vis zit hier niet.

Wat verder worden we aan land gebracht. We krijgen een uurtje om de witte huisjes te bekijken, het ziet er eerder wat Grieks uit.

We varen verder richting Stromboli, ons einddoel. We komen te weten dat we enkele minuten geleden over een licht-actieve onderwaterkrater gevaren hebben en dat het stuk rots waar we langs varen het laatste nieuw eilandje is welk door een vulkaanuitbarsting is bijgekomen.

We worden afgezet op Stromboli, aan het zwarte strand bezaaid met vissersbootjes. We krijgen ruim de tijd om te eten en te drinken. Helaas geen tijd genoeg om een trekking naar de kraters van de Stromboli te doen. We zien niet direct een haute cuisine restaurant, en nemen in de plaats dan maar een pak friet en hamburger.

We zoeken de bezienswaardigheden op. Zo te zien is alles op zee te doen, enkel een bezoek aan het onderzoeksinstituut Visitor Center INGV lijkt me de moeite waard. Een vulkanoloog geeft met passie uitleg hoe een uitbarsting tot stand komt, toont ons wat er allemaal gemeten wordt om de kracht van een explosie te voorspellen. We krijgen beelden te zien van de uitbarsting van de Stromboli in 2002 en 2022 en uitleg waarom de kleur van de vulkaanstenen verschillen. Op het eind toon ik hem een foto van een vulkaan die we in 2019 bedwongen hebben. “Is dit Guatemala? Ik vergeet nooit de geur van dode lichamen”, zegt hij. Hij was daar enkele maanden voor ons toen de uitbarsting van de Fuego meer dan 300 mensenlevens eiste. “Vanavond hebben jullie geluk”, zegt hij. “Er is geen wolkje aan de lucht. Jullie zullen de explosies van de vulkaan goed waar kunnen nemen. Het kan soms anders zijn”.

Langs het zwarte strand lopen we terug naar de pier. Onze boot zit al overvol op het bovendek. Straks zal het drummen worden om een goede foto te nemen. Ik ga naar beneden en vat post op de boeg. Ik maak enkele beelden van de zonsondergang met in de verte dreigende wolken. We varen een eind van het eiland weg, maken een bocht om zo de explosies goed te kunnen zien. Naarmate het meer en meer begint te schemeren, hoe meer wolkenvelden komen opzetten rond de top van de vulkaan. Ineens volgt een kleine uitbarsting, dewelke ik net mis. De mensen op de boot zijn in euforie. Smartphones worden in de aanslag genomen voor een volgende eruptie. Maar naarmate hoe langer de wolken rond de top blijven hangen, hoe meer armen naar beneden gaan. Één persoon blijft met zijn wapen in de aanslag. Inderdaad: Ik. Maar de tijd verstrijkt, het wordt donkerder. Ik wacht 20 minuten, misschien langer. Ben geduldig. De wolken blijven hangen. Af en toe zien we een lichte rode schijn van magma. Maar niks spectaculairs. Langzaam trekken de wolken verder en dan ineens een explosie die enkele seconden blijft aannemen. Mijn foto heb ik. 

Ondertussen is het donker geworden. De boot geeft gas en dit keer zien we een nog grotere explosie. We zijn te ver weg om dit goed op beeld te zetten. Onder een sterrenhemel varen we terug naar Lipari. Doel bereikt!


Dag 19: Catania.

Eindelijk krijgt Arno zijn chocolademelk. Hij heeft er lang genoeg op gewacht. Het smaakt... wel ja, ok.

Na het ontbijt komt de Palermo-kok naar me toe. “Heb je hier al van gegeten? Nee?” Hij raadt me aan om toch een stukje van zijn baksel te proeven. Ik durf niet te weigeren. 

De rekeningen worden vereffend. Op aanvraag betalen we een deel in cash, de rest met bankkaart. De GVR passeert: “Vivo Belgio!” en telkens weer “Grande campione” tegen Mauro. We worden aan de haven afgezet. En opnieuw hebben we een voorspoedige trip: met boot, bus, trein staan we om 16u in Catania.

Onderweg krijgen we bevestiging voor onze vlucht huiswaarts en wordt een B&B besteld voor onze laatste nacht op Sicilië. De gastvrouw van de B&B heeft er geen goed oog in dat onze vlucht zal vertrekken. We hebben nochtans onze boarding passen en op de website van de luchthaven staat dat alle vluchten tot donderdag 14 uur geannuleerd zijn. Wij vertrekken normaal om 14u05. Zal dus nipt worden.

Voorlopig laten we het niet aan ons hart komen en gaan we de stad in. We passeren het theater van Bellini, en gaan het centrum in. Het is er ongelofelijk gezellig. Het doet me denken aan de Gentse Feesten, maar dan minder druk... en met goed weer. De ganse stad is bezaaid met terrasjes. Gelukkig maar, want met de 37°C om zes uur ‘s avonds is dit geen overbodige luxe. Silvy reserveert een restaurant waar we 30% korting kunnen krijgen op het eten. We zitten op een gezellig pleintje, net buiten de drukke straten. Aan het tafeltje naast ons komen een koppel en vrouw met hondje zitten. De ganse tijd zitten de vrouwen met ons te babbelen over het hondje die geregeld bij ons aan tafel komt of tonen foto’s van een andere hond. De man zegt niet veel, zodat de schotel mosselen dat ze voor hun drieën besteld hebben, grotendeels door hem verorberd wordt. 

Bij de afrekening zien we dat de korting daadwerkelijk van de rekening gegaan is. We lopen verder en zien nog meer terrasjes. Het is precies alle dagen feest in deze studentenstad. Maar de jongens zijn moe, geen tijd dus om vanavond op de lappen te gaan.

Dan valt het verdict: Op onze hotelkamer krijgen we net voor slapen gaan het bericht binnen dat onze vlucht voor morgen wordt geannuleerd. Bijkomend probleem: de waterpomp van het ganse gebouw werkt niet meer. We kunnen ons niet meer verfrissen, maar erger nog: het toilet kan niet meer doorgespoeld worden.


Dag 20: Naar Palermo.

Bij het ontwaken hebben we nog steeds geen bijkomend bericht van de vliegtuigmaatschappij ontvangen. De lijnen blijven overbezet. Het andere probleem blijkt ook niet opgelost. Eén na één moeten we de badkamer in, de laatste in de rij moet meer en meer de geur trotseren.

Tijdens het ontbijt tracht onze gastvrouw ITA Airlines te bereiken, zonder resultaat. We spreken af dat Silvy de bus naar de luchthaven neemt om onze vlucht te proberen herboeken. De jongens en ik gaan de stad in. Onze bagage blijft in de B&B.

We bezoeken de vismarkt. Waar het gisteren vol stond met terrasjes, staan nu kraampjes van visverkopers. Verser kan de vis niet zijn, sommigen liggen te spartelen tussen de ijsblokjes. Een beetje later krijg ik telefoon van Silvy. Terwijl ze in volle zon op de bus stond te wachten, kreeg  ze na een half uur toch iemand van de vliegtuigmaatschappij aan de lijn. Doordat Silvy vriendelijk en begripvol aan de lijn bleef, nam de hostes alle tijd om haar te helpen. Er zijn voor morgen slechts 4 plaatsen over naar Milaan, dewelke Silvy vraagt om deze zo snel mogelijk te boeken. Enig minpunt (of pluspunt, te zien hoe je het bekijkt), vertrek is vanaf Palermo, een goede 200km hier vandaan.

Met het zweet op de rug, kopen we onze treintickets. We hebben nog wat tijd om verkoeling te zoeken in het sushi restaurant om de hoek. We  willen enkel iets drinken, maar met de lange reis voor de boeg, laten we ons verleiden tot enkele hapjes. Bij het binnen -en buiten gaan, worden we door de baas, koks en bediening hartelijk begroet.

Het eerste stuk moet met de bus afgelegd worden. Vanaf Dittaino sporen we 2u30 verder naar Palermo-stad. Onze jongens maken zich niet druk, zij hebben immers extra schermtijd gekregen.

Rond 17u00 komen we aan in Palermo. Met het busticket op zak stappen we op bus 101 die ons dicht bij ons B&B-adres moet brengen. De controleur neemt onze tickets aan. Hij belooft om ons aan de juiste halte te laten afstappen. Wat later krijg ik onze tickets afgestempeld terug: 2 tickets met stempels van 17u02, de andere van 16u08, het tijdstip dat wij op de trein zaten. Ik besluit niks te zeggen. Zolang hij op de bus blijft, hebben wij niets te vrezen. Wanneer bij een halte de deuren opengaan, willen 2 meisjes met ijsje in de hand opstappen. Bij het zien van de controleur maken ze rechtsomkeer en stappen lustig likkend verder. Een ander persoon stapt op de bus zonder ticket. Hij betaalt de controleur €1,5 en die geeft hem een blanco busticket, hetgeen -veronderstel ik met overgrote zekerheid- van ons is. De controleur zegt dat we de volgende halte moeten afstappen. Van daar is het 800 meter naar de B&B. We hebben de hoogste temperaturen van deze hittegolf de ganse reis kunnen ontlopen, maar nu zitten we er middenin. Met 42°C op dit moment van de dag en zwaar beladen, passeert bus 101 ons op 50 meter van ons verblijfsadres. Kliedernat kijken we hem na. Heeft de controleur ons alweer liggen? 

Tegen 19u30 is de temperatuur draaglijk. We verplaatsen ons naar het centrum, eigenlijk zonder doel. We slaan de winkelstraat totdat we een gezellig zijstraatje vinden om een cocktail (mocktail voor de jongens) te drinken. We boeken opnieuw een restaurant met 30% korting. Deze keer moeten we anderhalve kilometer wandelen met Mauro als gids. Zo komen we in de gure studenten -en zwarte achterbuurt terecht. De deur van een chique hotel wordt opengedaan en via een gang worden we begeleid naar het restaurant. De visgerechten zijn voortreffelijk. De weg naar de B&B loopt langs donkere straatjes en verdoken parels. Blij dat we op deze manier een eerste indruk van de stad hebben.


Dag 21: Naar huis.

Met alle bagage stappen we naar de metro enkele honderden meters verderop. Tegen 11u15 staan we in de luchthaven. Goed op tijd voor onze vlucht naar Milaan om 13u45. Aan de bagage drop-off is het aanschuiven geblazen. De airco werkt er niet. We zetten ons even aan de kant, terwijl de jongens verder aanschuiven. We houden hen in de gaten en zien dat ze tijdens het aanschuiven langs links en rechts voorbijgestoken worden. Zij hebben niks in de gaten, het spelletje op hun smartphone geniet al hun aandacht. We stellen ons er opnieuw bij, maken ons wat breder, ik verschuif de paaltjes zodat we wat meer (adem)ruimte hebben. De mensen achter ons laten mij rustig begaan, zij profiteren immers ook van de vrijgemaakte ruimte.

Een oververhit koppel staat de hostes van ITA Airways de huid vol te schelden. Nog zoveel energie in deze warmte? De enige koelte die ik kan brengen is door met mijn stratenplan van Palermo te wapperen.

Wanneer het onze toer is, na 2 uur aanschuiven weliswaar, vraagt Silvy aan de heer aan de balie: “Gaat het wat met jou, mijnheer?”. “Nee”, snakt hij haar toe. En wat belangrijk is: onze boarding passen hebben we, we kunnen naar huis. We gaan door de check-in. We weten dan al dat onze vlucht vertraging heeft. Zoals verwacht zit de vertrekhal overvol door de tijdelijke sluiting van de luchthaven in Catania. Het uurtje aanschuiven aan de gate, nemen we er graag bij.

Wij krijgen de laatste rij in het vliegtuig, enkel Silvy mag niet op haar plaats zitten en wacht achteraan in het vliegtuig. Op haar plaats staat een brancard waar op de vorige vlucht iemand gerepatrieerd werd. De technieker die dit kan plaatsen of verwijderen zit in Milaan. Maar de stewardess stelt haar gerust: “Er is één koppel niet komen opdagen. Indien dit zo blijft, krijg je deze plaats”.

En zo vertrekken we alle 4 met een uur vertraging naar Milaan om daar om 16u15 te landen. En aan Sicilië, de voetbal aan de laars van Italië, in handen van de ‘bende die we niet mogen noemen’, daar hebben we enkel goede herinneringen aan.


EINDE.

vrijdag, augustus 02, 2019

Reisdagboek Guatemala 2019.

  • Reisdagboek Guatemala met foto's in PDF

  • Dag 1:
    -Om 4h30 staat het luchthavenvervoer netjes aan de deur en worden we mooi op tijd in Zaventem afgezet. In de taxi heeft Arno nog wat vragen, hij is er niet helemaal gerust in.
    -We kunnen al direct naar de balie van Iberia. De dag voordien lukte het ons niet om onze ruimbagage in te checken. In Zaventem gaat het direct en de €120 die het ons zou kosten wordt ons niet gevraagd. Een vergetelheid van de airhostes? Of was het een welgemeend dankjewel omdat we vriendelijk waren?
    -Op het vliegtuig: eindelijk rust. Arno & Mauro mogen op de iPad en Nintendo spelen. Ondertussen zet ik de koptelefoon op en probeer de 14-delige CD-box van de The Rolling Thunder Revue van de tour van Bob Dylan van 1975 er door te jagen. Niemand die er deze keer last van heeft.
    -In Madrid moeten we straks onze aansluitende vlucht naar Guatemala nemen.
    -Terwijl ik in de luchthaven iets eet zie ik op de achtergrond een video van Eden Hazard spelen in de officiële shop van Real Madrid. Een eerste opdracht voor de kids: zoek een T-shirt met Hazard op.
    -Vroeg opstaan is voor iedereen lastig, maar de kids kunnen er weg mee. Er wordt niet geluisterd, constant geplaagd, geduwd, boos gezicht. Maar eens op het vliegtuig, wanneer ze zien dat iedereen zijn eigen TV heeft, stopt het morrelen en zijn ze ineens goed gezind.
    -Wat vliegtuigbouwers niet allemaal doen om kinderen rustig te houden: vliegtuigen worden uitgerust met aparte TV-schermen, er is een keuze uit een honderdtal films (ook tekenfilms) en voor de kinderen zijn er ook nog videospelletjes voorzien. Nadat de batterij van Mauro’s Nintendo leeg is (jawel, nu al) heeft Mauro deze ontdekt en razendsnel begrijpt hij wat hij moet doen, ook al is alles in een andere taal. 
    -Wat was het vroeger allemaal eenvoudiger voor volwassenen: gratis eten en (alcoholisch) drinken à volenté om de tijd te doden. En voor de kinderen niets. De kinderen waren waarschijnlijk toen iets lastiger op de lange vluchten...
    -Bob Dylan maakt even plaats voor de film ‘Bohemian Rhapsody’ van Queen. Het filmfragment van Live Aid geeft me kippenvel. Thuis zal ik toch nog eens het origineel opleggen, kwestie om onze gasten muzikaal goed op te voeden.
    -Arno zit naast mij smakelijk te eten. Zijn hamburger, slaatje en dessert eet hij op zijn duizendste gemak op... maar toch smaakt zijn hamburger niet als thuis, zegt hij.
    -Lap... de verveling zet de kop op: voor Mauro geen Nintendo meer, film en videospelletjes genoeg gespeeld en nu kan papa zijn iPad afgeven aan zoonlief... Zal maar mijn boekje (Elvis Peeters - De Ommelanden) verder lezen...
    -Rond 17 uur, Gentse tijd, gaat het licht uit in het vliegtuig en worden de ramen verduisterd. De (vliegtuig)nacht treedt in. Voor ons is het zoals thuis... Silvy zet haar slaapmasker en begint te slapen. Ik probeer dit ook te doen, maar op commando slapen heb ik nooit gekund. Arno en Mauro profiteren verder van de videospelletjes op hun TV-scherm. Ben benieuwd hoe ze het straks zullen stellen: zullen hun ogen nog groter staan van videospelletjes te spelen of zullen ze uiteindelijk toch dicht vallen van moeite?
    -Uiteindelijk vallen de oogjes toe om 20u30, Gentse tijd. Twee uur later worden de kids gewekt door de stewardess, die rond komt met een sobere maaltijd, ons avondeten. Voor mij komt ze geen moment te vroeg. Ik rammel.
    -Mooi op tijd landen we in Guatemala City. Een busje van ons hotel komt net aangereden en na een half uur worstelen door het drukke verkeer, worden we afgezet aan het hotel.
    -Even opfrissen onder de douche... en Mauro en Arno staan al in pyjama paraat om rond 18 uur plaatselijke tijd in bed te kruipen! Vanavond geen zwembad meer, geen avondeten (wat krijgen we nu?)... en morgen vroeg op voor onze vlucht naar Tikal.

    Dag 2:
    -Vandaag om 4 uur haalt de taxi ons op voor een binnenlandse vlucht naar Flores. Door het uurverschil en het vroege slapen gaan is Arno al om 1u30 wakker. Hij ligt te draaien en te keren. Om 2u00 is Mauro klaarwakker en begint tikgeluidjes te maken. Het is een hels karwei om hen stil te houden. Niks helpt, behalve het lezen van een strip op de iPad. 
    -Alle batterijen van de elektronische toestellen hebben we in het hotel volledig kunnen opladen. Onze batterijen blijven half leeg, of half vol. Te zien hoe je het bekijkt.
    -In de luchthaven neemt Silvy 4 stoelen in beslag. Haar batterij is duidelijk niet opgeladen.
    -We landen in Flores en buiten genieten we voor het eerst van de tropische vochtige warmte en van een Guatemalteeks ontbijt. De kids krijgen hun groot glas ananasmilkshake niet op.
    -Het minibusje dat ons naar Tikal moet brengen staat al te wachten. Na een kwartiertje rijden zegt de begeleider dat we straks stoppen voor een miniatuur versie van de Maya-tempels van Tikal en ons zal tonen hoe kauwgum ontstaan is. Ooit gehoord van de kauwgumballenboom? Die boom bestaat dus echt! Wij verwachtten helemaal geen toeristische uitstap, maar zijn tussen enkele reizigers beland die een uitstap geregeld hebben. Voor de tussenstop wordt ons niets aangerekend. Zo hebben we het graag...
    -Langs de weg staan bordjes ‘pas op voor overstekende dieren’, daarna een bord van een jaguar, wat later een bord met een slang erop. Krijgen we dit hier allemaal te zien?
    -We worden afgezet in Jungle Lodge, midden in het oerwoud, net aan de ingang van het nationale park. Eerst legen we onze valiezen uit. Eén van de sloten krijg ik niet meer open. We hadden het de dag voordien nochtans gemakkelijk open gekregen. Ik probeer alle 3 de sleutels, maar telkens zonder resultaat. Mijn McGyver gerief komt al direct van pas: met een klein tangetje -wie weet in godsnaam voor welke reden ik dit meebracht- forceer ik de ritssluiting. 
    -Het begin van onze reis moet gevierd worden: we nemen een cocktail aan het zwembad. Op het terras zie ik een gifgroene slang van anderhalve meter. Ze kronkelt zich een weg langs de stoelen en kruipt het terras af. Bij het maken van wat foto’s zie ik opeens haar vriendje in de boom hangen. Het kan ook een vriendinnetje geweest zijn. De reuzesprinkhaan en kolibrie zijn wat minder spannend, maar toch een foto waard. Nu is het enkel wachten op de jaguar. Wat later aan het zwembad worden we vanuit de bomen gadegeslagen door enkele slingerapen. Voor één keer is Mauro minutenlang muisstil, met een fototoestel bij de hand, klaar om een goede foto te nemen.
    -...maar vooral: dit is vakantie!

    Dag 3:
    -Om middernacht word ik gewekt door Arno. Hij moet plassen, maar vindt de uitgang niet van het muskietennet boven zijn bed. Ik help hem eruit. 
    -Tegen 3 uur zijn Mauro en Arno klaar wakker. Om ons toch een beetje rust te gunnen, mogen ze wat lezen op de iPads. Hun geflikker met de zaklampen houdt me wakker en tegen 4 uur sta ik op. Ook dit is vakantie...
    -Gisteren hadden we met een gids afgesproken dat we om 6 uur zouden klaar staan aan de ingang van het Nationaal Park van Tikal. We zijn er niet gerust in, het lijkt ons ‘ nen gladden’. Maar kijk, hij wuift ons toe en neemt ons mee op pad. De geur van alcohol nemen we erbij.
    -Naast de ingang van het park staat een bordje ‘opgepast voor krokodillen’. De gids verzekert ons dat die er nu niet zitten bij de opgedroogde poel. Waar dan wel, vraag ik me af?
    -Onze gids blijkt een natuurtalent. Hij is geboren in de buurt en behoort tot een afstammeling van de Maya’s. Hij is trots op zijn afkomst en legt ons een groot stuk van de Mayacultuur uit. Hij heeft ook veel oog voor de dieren. Bij het minste geluid staat hij stil en zoekt uit waar het geluid vandaan komt. Naast de majestueuze Mayatempels waarvan de torens tot hoog boven de oerwoudtoppen rijzen, krijgen we brulaapjes hoog in de bomen, spinaapjes, soort cavia, toekan, een hele familie neusbeertjes etc. te zien. Mauro en Arno lopen met open mond en grote ogen te fotograferen.
    -Aan entertainment geen gebrek: de gids zoekt een klein holletje en steekt er een lange strohalm in. Na wat ronddraaien komt er een tarantula te voorschijn die denkt dat er een prooi te vangen is.
    -Maar wij kwamen voor het Mayatempel-complex. 10-tallen, 100-tallen tempels geven een beeld van de Mayabeschaving, totdat deze in de 15de eeuw ophield te bestaan. De nevel hangt nog laag wat een mystieke ervaring weergeeft. De meeste tempels zijn volledig overwoekerd door de jungle, maar de interessantste zijn ontdaan van junglegewassen. Bij het beklimmen van de hoogste piramidetempels kom je boven de bomen uit. Zo hebben we een mooi zicht op de uitgestrektheid van het oerwoud. -Na een zwempartij keren we rond 16 uur terug om de overige ruïnes te bekijken. Maar zonder gids is het niet eenvoudig om onze weg te vinden. Op onze terugtocht lopen we gans alleen en wanneer enkele brulaapjes in de bomen boven ons het beste van zichzelf geven, knijpen enkele kinderhandjes steeds harder in onze handen.
    -Uitgeput vallen Arno en Mauro rond 19 uur in slaap.

    Dag 4:
    -Het eerste mysterie is opgelost: de rosse Guatemalteekse kelner toont ons een filmpje van een krokodil die 2 weken geleden de droge poel verlaat en zich langs het restaurant een weg baant en de straat oversteekt naar de poel 500 meter verderop.
    -We hebben wel een 2de mysterie: een rosse Guatemalteekse kelner?
    -We reizen vandaag met de chickenbus naar Flores. Klaar voor een paradijselijke dag. Onze halte blijkt een ietwat gure bushalte te zijn waar geen Mario (onze gids) te bekennen is. Wel vele bereidwillige gidsen die zodra ze ontdekken dat Silvy Spaans kan, haar constant belagen. “Oh maar hier is al iemand geweest die jullie zocht en opnieuw vertrokken is... “ Een klein uurtje later verschijnt Mario. En jawel een privé-bootje vaart ons over het meer (Lago de Petén Itzá) met eilandjes en schiereiland begroeid met jungle naar het rehabilitatiecentrum voor lokale wilde dieren. Een vriendelijke dame geeft ons een rondleiding. 
    -Op commando van Stephan doet Mauro Donald Duck na, zodat de jaguar recht in de lens van zijn fototoestel kijkt. Even later volgt een imitatie van een brulaap (aap die je op 5 km afstand hoort) wanneer hij ziet dat de spinaapjes verhinderen dat de vriendelijke gidse hun eten in de beveiligde zone kan plaatsen. De aapjes hangen terstond versteend aan de verste tralies. De verbaasde gidse stamelt “Thank you”. Voor ons de hoogste tijd om het centrum te verlaten. 
    -We lunchen in een idyllisch visrestaurant met zicht op het meer. Op het afgesproken uur is er opnieuw geen Mario te bespeuren. Wat later komt hij ons ophalen zonder schipper en met een ander bootje. We durven niet te vragen wat de reden is. Na bijna 2 maal vast gevaren te zijn op een zandbank, zet hij ons af op de plaatselijke Blaarmeersen. We kijken allen uit naar een frisse duik. Er is niemand in badbak te bespeuren. Silvy in bikini zou te veel opvallen tussen de dames die volledig aangekleed in het water duiken. Ze beslist dan ook lijdzaam, met zweet op het voorhoofd, toe te kijken hoe wij genieten van het lauwe water. Gelukkig is er de ijscoman met één tand die haar graag een gesmolten ijsje wil verkopen. Om het kwartier doet hij een poging om luid rinkelend met zijn bel achter haar rug de aandacht te trekken.
    -Om zeker op tijd klaar te staan voor Mario zet ik 10 minuten voor afspraak de wekker. Drie kwartier later duikt hij op.
    -Hij zet ons af aan onze lodge. Gezien we morgen stipt om 7u45 ergens de bus moeten nemen, beslissen we om geen verder beroep te doen op zijn diensten. Teleurgesteld druipt hij af...
    -We vertrekken morgen naar de afgelegen watervallen van Semuc Champey waar de wifi-verbinding onstabiel is. Indien jullie de eerst 4 komende dagen niks van ons horen: geen paniek! Gelieve daarna de Belgische ambassade te bellen :-)

    Dag 5:
    -Na een uur rijden staan we om 6 uur in Flores op de plaats waar een collectivo ons moet ophalen om ons naar Semuc Champey te brengen. We hebben nog 2 uur. Aan de overkant van de straat zie ik een arme man in de vuilnisbakken zoeken. Mauro en ik gaan op verkenning op het kleine schiereiland. Silvy en Arno blijven bij de bagage. Bij onze terugkomst krijg ik te horen dat ze bezoek gekregen hebben van de arme Guatemalteek. Silvy kon hem niet goed verstaan, maar omdat ze bezig was met broodjes te smeren met Nutella, vroeg ze of hij er ook eentje wou. Vol ongeloof blijft hij geduldig wachten en met fonkelende ogen neemt hij even later zijn chocoboterham in ontvangst. Silvy heeft geen tijd om een 2de te smeren, want hij bedankt haar uitvoerig met de handen in de lucht en stapt snel smikkelend verder. Arno is zodanig onder de indruk van deze gebeurtenis dat hij nu niet meer zal zeuren als hij geen 4de boterham met choco krijgt.
    -Rond 8 uur is de bus er. De bagage wordt op het dak van de minibus vastgebonden, de banden worden op 3,5 bar gezet en samen met enkele andere toeristen kunnen we vertrekken voor onze 10 uur durende busrit langs hobbelige wegen. Maar van opeen gestamd te zitten is helemaal geen sprake. Er zijn minder reizigers dan verwacht, waardoor ik de benen languit kan strekken. Dit zal een luxe busrit worden!
    -Na een half uur rijdt de bus plots een onverhard pad op. Ik denk als dit zo voor de rest van de dag zal zijn, dan zullen we flink door elkaar geschud toekomen. Maar opeens komt hij terug op een geasfalteerde baan terecht. Wanneer ik achterom kijk, zie ik dat de normale brug over de rivier in elkaar gestort is.
    -Wat verder moeten we nog een rivier over. Deze keer moeten we gebruik maken van een geïmproviseerde overzet: een drijvend platform wordt aangedreven door 4 schroefmotoren van kleine motorboten. Een brug bouwen kan hier niet. Eénmaal per jaar komt de rivier enkele meters hoger (dan wordt de rivier tot 3 km breed) en moeten de mensen die langs de rivier wonen voor 2 weken een ander onderkomen zoeken. Daarna keren ze terug naar huis, alle modder wordt opgekuist en dan is het wachten tot het volgende jaar om hetzelfde ritueel uit te voeren. Met wat geluk wordt er soms een jaartje overgeslagen...
    -Ik stoor me aan sommige medereizigers. Eén persoon zit met koptelefoon op enkele films te bekijken op zijn laptop. Een Amerikaans koppel ligt minstens 6 uur languit te slapen: party crashers zonder respect voor de plaatselijke cultuur en bevolking. Voor ons is niet enkel de bestemming het belangrijkste, maar ook de weg er naar toe. Reizen is de omgeving in je opnemen, mensen bespioneren (bekijken), hun lichaamstaal en hun activiteiten gade slaan.
    -De huizen langs de weg zijn met planken aaneen getimmerd. Sommige zijn beschilderd, andere niet. De meeste huisjes hebben daken van geroeste metalen golfplaten. De nieuwe huisjes zijn te onderscheiden van de oude door hun in het zonlicht blinkende metalen golfplaten. Vele huisjes zijn ingericht als winkeltje waar ze allemaal dezelfde chips, frisdranken e.d. verkopen. Ze zijn te herkennen aan de reclame van Coca- of Pepsi Cola, Fanta en ijsjes. Maar of ze echt iets verkopen tegen het eind van de dag, weet ik niet...
    -Met behulp van mensenhanden heeft het oerwoud ondertussen plaats moeten ruimen voor bananenplantages. Wat verder rijden we tussen enorme maisvelden en hogerop doorkruisen we koffieplantages. En nu ik er op zit te kijken, zou een koffiepauze welkom zijn.
    -Langs de weg staan heel wat afgedankte autowrakken. Zou het kunnen dat ze die bewust laten staan om af en toe reserveonderdelen te komen ophalen? Het beroep met de meeste werkzekerheid is hier waarschijnlijk automecanicien... of tandarts, maar dit is een ander verhaal.
    -Tijdens de rit van 9 uur proppen we ons vol met chips, koekjes, snoep en frisdrank (jawel, vanuit die kleine stalletjes). Het laatste halfuur bestaat uit met losse stenen verharde slingerwegen door de jungle waardoor we heftig door elkaar geschud toekomen. We worden afgezet aan een verzamelplaats van bussen, tuk tuks & 4x4 trucks. Na een uurtje wachten (gelukkig kunnen we iets drinken) moeten we de laadbak van een pick-up in. Deze voert ons 10 km verder langs hobbelpaden (“een tante in Marokko die komt -hobbel de hobbel” -heeft er niets aan). Onderweg springt een passant achterop en laat hem 20 minuten meevoeren. Indien wij niet gepasseerd waren zou hij 2 uur extra moeten wandelen. Vandaag zal vrouwtje blij zijn dat manlief eens vroeg thuis komt... Hoeveel de mobiscore hier is weet ik niet, maar dit zal toch een pak onder 0 zijn. 
    -Na 40 minuten pick-up hobbelen, rijden we de rivier over op een uit planken gemaakte brug. Ik zie grote gaten her en der en ben er zeker van dat je indien je te voet niet oplet, je hier gemakkelijk door kan vallen recht het water in.
    -Waar we nu zitten? Rijd tot aan het hol van Pluto en dan nog 10 km verder...
    -Het is al donker wanneer we aankomen. We krijgen een klein bungalowtje (dezelfde houten planken met metalen dak) met zicht op de rivier toegewezen. Het is er plakkerig warm (30°C) en geen airco of waaier te bespeuren. Ik hang nog snel 2 muskietennetten op boven de bedjes van Arno en Mauro en zal mezelf wel laten verslinden door de muggen. De elektriciteit werkt enkel van 18 uur tot 23 uur, maar wat erger is: geen wifi!

    Dag 6:
    -Ik sta op en zet me buiten op het terras. Dit zou het Aards Paradijs kunnen zijn. Ik zit onder de bomen, lianen hangen tot in het appelblauwe of het zeegroene rivierwater. Zelfs een ‘motmot’ zit enkele meters bij mij vandaan. Geen last van muggen of andere insecten. Maar vooral: Arno en Mauro liggen nog stil in bed!
    -In het Aards Paradijs zou er toch warm water uit de douche mogen komen. Wat later zie ik iemand aan de rand van de rivier zitten, bezig met water op te pompen om de sauternes te vullen die ons van kraantjes- en douchewater voorzien.
    -Vandaag is het een rustdag. We wandelen even rond om uit te zoeken wat en hoe we de uitstappen voor de volgende dag aan een voordelige prijs kunnen regelen. Arno en Mauro kunnen naar hartelust in het zwembad zwemmen met zicht op de rivier. Silvy wast de kleren... en ik? Ik kijk rond en zie dat het goed was...
    -We hebben een derde mysterie We zijn de brug met de grote gaten een paar keer te voet overgestoken en vragen ons af waarom deze niet gemaakt wordt. Zou het kunnen dat de brug wel enkele malen gemaakt werd, maar dat de Guatemalteken de planken er opnieuw afvijzen zodat ze gratis materiaal hebben om hun huisjes te bouwen? Wat later zie ik kinderen aanwijzingen geven aan een autobestuurder hoe hij op een veilige manier de brug kan oversteken. Zouden ze op deze manier extra geld krijgen van de bestuurder? 
    -Mauro denkt dat het leuk is om hier kindje te zijn: ze hebben ruimte om te spelen, lopen vrij rond, mogen met stenen naar de daken gooien en sommigen lopen al met een gsm rond. Wat hij niet beseft is dat deze kinderen de ganse dag trachten drank te verkopen aan toeristen, om zo een extra centje bij te verdienen voor hun ouders.
    -Er is ons nog 1 ding niet duidelijk: wanneer we ‘papas fritas’ vragen bij ons eten, krijgen we chips naast onze groenten. Wanneer we hetzelfde vragen bij de aperitief, komen ze met een bord frieten met mayonaise/ketchup af... Voor Arno en Mauro maakt het niks uit. Voor mij ook niet eigenlijk.
    -Het zou een rustdag voor ons worden. Maar Arno en Mauro vragen zo veel aandacht. Een boekje lezen of eens een halfuurtje rusten zit er voor ons niet in. En ‘s avonds wanneer zij doodmoe in slaap vallen, doen ook wij onze oogjes dicht om 20u30.
    -Waar het groen is, valt veel regen. Na een uurtje dat we in bed liggen, klettert de regen oorverdovend op ons metalen dak. Silvy rept zich snel uit bed om de was van mijn geïmproviseerde waslijn te halen.

    Dag 7:
    -Tegen de ochtend regent het nog steeds, wel iets minder hard. In de verte zie ik zonlicht door de grijze wolken komen. Hier op mijn stoeltje met zicht op de rivier, schuil ik onder het metalen afdakje. De donder roffelt nog steeds. Maar kijk, op het moment dat Silvy goedemorgen roept vanuit bed, schijnt de zon ineens op ons terras.
    -Tegen 9 uur zijn we aan de ingang van het park. 5 flessen water en 2 mango’s gaan de rugzak in. Eerst gaan we naar het uitkijkpunt hoog de berg op om een zicht te krijgen op de 7 turquoise gekleurde natuurlijke waterbassins. Arno en Mauro doen het voortreffelijk op de glibberige stenen. Ze stappen steeds voor ons uit. Dit is het tropische regenwoud. De regen hebben we vannacht gehad. Het tropische voelen we nu. Mijn hemd is kliedernat, het voelt alsof de 5 flessen water volledig over mijn rug uitgelopen zijn. 
    -Het uitzicht is adembenemend. Het blauwgroene water loopt van het ene bekken over in het andere, dit alles omringt door bergen met junglegroen. Arno kan niet wachten om er te gaan zwemmen.
    -Beneden stoppen we onze kleren in lockers en stappen over de glibberige kalkstenen naar het water van het eerste bassin. In het water zitten kleine visjes die voortdurend aan de tenen komen knabbelen. Het kriebelt enorm. Deze keer mag er met onze voeten gespeeld worden, maar soms, wanneer we niet goed opletten, krijgen we een venijnige beet van een groter exemplaar. De grote eeltplekken op Silvy’s voeten blijven onaangeroerd.
    -Het water is heerlijk. Op dit vroege uur zijn er nog niet veel toeristen aanwezig. Wanneer Silvy op een rotsblok gaat liggen die boven het water uitsteekt, doet ze me denken aan de Kopenhaagse zeemeermin.
    -Wanneer het drukker begint te worden, zakken we een platform verder. En nog steeds genieten we van de wondermooie natuurpracht. We denken dat de reclamefilmpjes van Fa hier gefilmd zouden kunnen zijn.
    -Na onze zwempartij gaan we naar ons huisje voor een uitgebreide douchebeurt. Opnieuw lekker ruiken, voor mij is het volgens Silvy al een tijdje geleden. -Het wordt een rustige avond. We spelen eerst kaart, daarna gaan Mauro en Arno het zwembad in. Tijdens hun zwempartij valt naast het zwembad een grote boom met een luide krak in de rivier. Ze hebben nochtans niks verkeerd gedaan (denken we).

    Dag 8:
    -We stappen vandaag naar een andere guesthouse 5 km verder op. Reden daarvoor is onderweg de natuur in ons opnemen en omdat onze reisgids zegt dat daar gratis wifi is (dus dit is voor jullie, beste lezer). 
    -Na een uur wandelen in een verzengende hitte komen we bij Utopia aan. Het is een typisch Europees backpackers guesthouse met reggae muziek op de achtergrond en een kerel achter de toog die met flauwe ogen ons ten dienste staat. Wanneer Silvy een verse limonade vraagt, en ik de kerel verse blaadjes zie uit zoeken, hoop ik dat Silvy haar ogen er straks niet even dof uitzien als de zijne. We krijgen zelfgemaakte chocolade (gemaakt van de eigen cacaoplantage) bij onze drank. -We lopen even rond, zoeken de wifi-hotspot op en na ons mailtje verstuurd te hebben lopen we het barrestaurant in. Ofwel lopen we de 5 kilometer terug, ofwel kan een chauffeur ons tegen betaling afzetten aan ons hotel. Avontuurlijk als we zijn, kiezen we voor de laadbak van de pick-up.
    -Deze middag bezoeken we de k’anba grot. We moeten nog wat wachten. Van die gelegenheid maak ik gebruik om met een hoge trapeze me in de rivier te laten plonsen. De trapeze is hoger dan verwacht en tijdens mijn swing hou ik deze ook wat te lang vast zodat ik van hoog -heel hoog eigenlijk- met een halve salto op mijn zij in het water beland. Mauro en Arno vinden het geweldig. Mijn linkerzij iets minder...
    -Voor het binnengaan van de grot krijgen we elk een brandende kaars in onze handen. Zo stappen we de grot binnen. We volgen een touw dat doorheen de grot gespannen is. Na enkele meters moeten we het water in en met de brandende kaars verder zwemmen om wat verder opnieuw een eindje te stappen. Arno is eerst wat bang, maar ik blijf dicht bij hem, neem zijn kaars over zodat hij zijn handen vrij heeft om te klauteren en na een tijdje vindt hij het superleuk. Wanneer ik achterom kijk heb ik een mooi zicht op ons gezinnetje die allemaal met kaars in de hand op een rij door het water waden. Het kaarslicht flakkert op hun gezichten en op de wanden van de grot. Maar een veiligheidsanalyse hebben ze hier nog niet uitgevoerd. Soms moeten we een metalen laddertje op, soms kunnen we niet aan het geleidetouw en moeten we zwemmen. Eventjes is er paniek wanneer Arno als eerste door een gleuf naar beneden moet glijden en dan naar de linkerkant moet zwemmen. Nadat hij naar beneden glijdt, is hij uit mijn zicht verdwenen en hoor ik hem niet meer. Ik glij er snel achter, ga kopje onder en terug boven water moet ik wat rondkijken om hem op de afgesproken plaats te zien staan. Silvy is in paniek en roept of alles ok is. Daarmee jaagt ze Mauro de daver op het lijf, want hij loopt al een tijdje op zijn ongemak. Even spartelt hij tegen maar wanneer hij me ziet en ik hem een hand geef, glijdt ook hij het waterbassin in. Hij vindt het eng en heeft het koud en wil zo snel mogelijk de grot uit. 5 minuten later worden zijn gebeden aangehoord. -We komen terug aan de trapeze. De gids zegt ons hoe we het best van de trapeze springen. Wanneer hij roept, moeten we loslaten en na een duikvlucht zullen we goed in het water landen. Silvy gaat me voor. En na een enorme swing komt ze redelijk goed in het water terecht. Ik neem een herkansing: opnieuw vlieg ik door de lucht (ik vlieg precies wat hoger dan de rest) en kom deze keer met een enorme klap op mijn longen terecht. Ik kan eventjes geen adem halen, maar steek wat later toch mijn duim omhoog.  -En dan een rust momentje: we krijgen elk een autobinnenband (hier gebruiken ze die nog) en moeten er
    gaan inzitten op het water. Zachtjes dobberen we een half uur lang onder de takken en lianen op de rivier. Zalig, die rust.

    Dag 9:
    -De ganse menukaart van het restaurant hebben we al 2x gegeten en sinds gistermiddag heb ik insectebeten op mijn benen: tijd om andere oorden op te zoeken ondanks dat we de paradijsvogel (quetzal) niet te zien hebben gekregen! Vandaag vertrekken we naar Antigua.
    -Opnieuw zit de bus niet vol. We zitten op ons gemak tot Arno en Mauro moeten plassen. Eerst vragen we om het nog wat op te houden, maar uiteindelijk wordt de fles bovengehaald als redmiddel. Na een goed uur busrijden moet de fles via het raam geleegd worden om opnieuw te kunnen bijvullen.
    -Zonder verdere noemenswaardige gebeurtenissen komen we aan in Antigua, een oud koloniaal Spaans stadje. Helaas is onze hotelkamer in dezelfde sfeer ondergedompeld. Vergane glorie! Maar kom, we hebben hier toch een warme douche. 
    -In de stad staan een groot aantal ruïnes van kerken uit de Spaanse periode. Deze worden bewust niet gerestaureerd. Bij 1 ruïne lezen we dat deze beschadigd was door een aardbeving in 1700, in 1800, in 1900 enz. Het heeft geen nut dus om deze te restaureren. Geduldig wordt er gewacht tot ze hun plakkaat nog eens moeten aanpassen.
    -Bij het zien van een vleesrestaurant, krijg ik het water in de mond. Na 1 week te moeten overleven op kip, friet en gemalen vlees (hamburger) is dit een welgekomen afwisseling. Onze jongens, moe en wij voldaan, keren we terug naar ons hotelkamer in ‘koloniale sfeer’.

    Dag 10:
    -Het hotel is niet gewoon dat reizigers vroeg opstaan. Om half 8 zitten we als enigen klaar aan de ontbijttafel. We krijgen te horen dat de dame met het brood pas om 8u15 afkomt.
    -Maar we zitten veilig in dit hotel: een bordje toont aan dat vuurwapens verboden zijn. 
    -Het meisje van het hotel wil graag onze was doen. Silvy is blij dat iemand die zware taak van haar wil overnemen. Volgens haar moet alles met de hand want hier is het goedkoper een meid te hebben die de was en plas doet, waardoor Guatemalteken geen wasmachine aanschaffen. Achter de hoek zien we een wasmachine staan.
    -We drinken iets [ik ijskoffie = letterlijk: koude koffie (van gisteren?) met ijsblokken] in een binnentuin waar een kleuterschommeltje staat. Daaronder staat een watersproeier die het gras besproeid. Natuurlijk vinden de kids het leuk om zich te laten natschommelen.
    -Mauro klaagt dat de speeltuigen altijd voor de allerkleinsten zijn. Tja, zal hem moeten duidelijk maken dat vele kinderen van zijn leeftijd al aan het werk zijn, en geen tijd hebben om zich te amuseren. Of zijn de speeltuigen zo klein omdat volwassenen hier gemiddeld 1m40 meten?
    -We bestellen een broodje en wat krijgen we er bij? Frietjes... Waarschijnlijk staat er ‘de Bélgica’ op ons voorhoofd geschreven.
    -We bestellen een trip naar de Acatenango-vulkaan voor vannacht. Vanaf deze vulkaan zullen we de actieve Fuego-vulkaan goed moeten kunnen zien. De touroperator verzekert ons dat het nu de beste 2 dagen van de week zijn om geen bewolking te hebben. Maar wanneer in de namiddag donkergrijze wolken komen opzetten en de vulkanen nauwelijks te zien zijn, zijn we er niet gerust in en brengen de touroperator een 2de bezoekje. Indien het te bewolkt blijft, kunnen we onze trip naar een andere datum verleggen.
    -In een supermarkt kopen we de belangrijkste dingen (‘rum and coca cola’ en andere bijkomstigheden) die we nodig hebben. 
    -Arno wil doodgraag in een tuc-tuc zitten. We stapelen onszelf en onze boodschappen op de achterbank. Het is het snelste vervoermiddel in de stad, maar niet het meest stabiele op de kasseien.
    -Wanneer we op de hotelkamer komen, ligt onze was mooi op bed gestapeld. Zelfs nog droogkastwarm... Pure luxe in het koloniale hotel! We drinken onze aperitief, kwestie om straks snel een dutje te doen om daarna onze vulkaantrip aan te vatten.
    -We eten in het n° 3 volgens tripadvisor. Zelfs veggie kan smaken. Op onze terugweg lijken de vulkanen weg gephotoshopt...
    -(Vooraleer sommigen denken: “Wat doen die hun kinderen aan?”, lees eerst gerust verder...) Rond 19u30 kruipen we in bed, de wekker wordt op 22u45 gezet. Even voor elf wordt er op onze hotelkamerdeur geklopt. De gids is er. Hij kan ons geen zekerheid geven omtrent het weer. Hier is het winter en het weer draait alle kanten uit. We kruipen zijn auto in en worden in het holst van de nacht weggevoerd, God weet waar naar toe.

    Dag 11:
    -De gids beseft dat we niet genoeg gerief hebben voor deze trektocht van 7 uur en beslist om eerst bij hem thuis halt te houden. We krijgen extra dikke jassen die volledig uit de mode zijn, mutsen en handschoenen en een extra zaklantaarn. Het is zijn zoon Gato (22 jaar) die onze gids zal zijn. Hij wordt vergezeld van Baltazar (12 jaar). Na een rit van een uur worden we aan een afgelegen zandpad afgezet. De rugzakken gevuld met water, frisdrank (de rum hebben we op hotel achtergelaten) en extra suikers gespen we vast. 
    -Om 00u30 lopen we de zandweg in. Al snel wordt duidelijk dat dit niet gemakkelijk zal worden. Na een half uur baden we al in het zweet en beslissen we om de dikke jassen uit te spelen. Dit aanzien we als extra ballast die we moeten meezeulen. Arno en Mauro zijn in hun nopjes. Zij hebben immers deze tocht gekozen. Mauro loopt voortdurend met de handen in zijn zakken voor ons uit. De gids is onder de indruk en noemt hem ‘el tigre’. Met Baltazar kunnen ze het goed vinden. Ondanks ze elkaar niet verstaan, maken ze voortdurend grapjes. En wij... we lopen puffend achter hun aan. Deze weg gaat omhoog, telkens opnieuw moeten we omhoog. De zaklampen schijnen maar enkele meters voor ons uit, zodat we niet weten wat er na de volgende bocht te doen valt. Al snel beseffen we dat we telkens omhoog moeten, stap voor stap voor stap door het losse grind en zand. Van de omgeving rondom ons kunnen we niets opnemen. Pikdonker is het. Op een bepaald moment hebben we een mooi zicht op de lichtjes van Antigua en Guatemala-stad.
    -Na een uur omhoog stappen, komen we aan een bordje van het Acatenango Nationale Park. Van hieruit is het volgens de gids nog 3 uur stappen naar het basiskamp. Het losse grind hebben we achter ons gelaten en stappen nu over een zigzaggende bosweg. De gids zegt dat velen rechtsomkeer maken wanneer ze telkens weer het steile pad voor hen zien opdoemen. Wij zien niets en stappen gewoon door, soms glijden we uit. Om de 20-25 minuten wordt er eens halt gehouden voor een drink- en suikerpauze. Volgens onze gids zijn we goed op schema. Maar dan valt het stil. De grapjes van Mauro, Arno en Baltazar blijven achterwege. Het is koud geworden en we zijn blij dat we gebruik kunnen maken van de aftandse jassen. Niemand die ons kent, niemand die ons ziet. We zijn ondertussen op een vlak (ongeveer toch) pad gekomen. In de verte zien we de Agua-vulkaan, met daarnaast het rode gloed van de lava van de Pacayavulkaan. Het is nog een uur stappen en Arno heeft het lastig. Hij is moe en wil slapen. Het is immers al 3u30, bedtijd voor iedereen eigenlijk. We moeten hem overhalen om toch nog even op zijn tanden te bijten. Wanneer de gids zegt dat het slechts een half uur stappen is naar de kampplaats, geeft Arno het op. In de verte zien we de Fuego-vulkaan (vuurvulkaan) vuur spuwen, maar Arno kijkt flauwtjes. Bij een drinkpauze legt hij zich neer onder de struiken. Ik neem de rugzak van Silvy erbij, zodat zij zich over Arno ontfermt en hem afwisselend ondersteunt en draagt. Nog een kwartier te stappen en dan geeft Arno het op. Wat nu gedaan? Hij legt zich opnieuw te slapen. Maar dan is er onze gids. Hij neemt Arno bovenop de rugzak op zijn rug en zet de steile eindbeklimming in. Wanneer we om 4u30 in het basiskamp zijn en een eerste mooie uitbarsting zien, legt Arno zich neer en begint te slapen. Zijn doel is bereikt: een echte vulkaan zien vuur spuwen! -We zitten op 3700 meter hoogte. Het is er bitter koud. De gidsen maken een vuurtje onder hun tentzeil. Af en toe krijgen we een uitbarsting te zien waarbij de lava soms naar beneden stroomt. Ook dan legt Mauro zijn kopje neer. -Rond 5u40 is het zonsopgang. Ik vergaap me aan de omgeving. Stilletjes aan wordt het licht. De eerste stralen breken door en geven een geelrode gloed in de wolken. De fuego spuwt verder, maar bij zonlicht krijgen we de lava niet meer te zien. Enorme rookpluimen komen uit de krater gedwarreld. De wolken liggen onder ons, de vulkanen komen er tussenuit. Het is een machtig kleurrijk schouwspel. Ik sta verstomd van het kleurenpalet... Dit is de mooiste zonsopgang die ik meegemaakt heb.
    -Om 6u doet de gids teken, tijd om te vertrekken. We nemen enkele lavasteentjes mee, afkomstig van de Fuego toen die in 2018 een grote uitbarsting heeft gehad, met 200 doden tot gevolg. We wekken Arno. Hij kijkt even rond en staat snel recht, klaar om de terugtocht aan te vatten. We staan opnieuw versteld. Arno, Mauro en Baltazar maken er een spel van om zo snel mogelijk naar beneden te lopen. Ze springen, glijden, lopen als een gek... totdat Arno met een duikvlucht de grond raakt. Hij mankt enkele stappen verder, om wat later met de andere 2 verder te rennen. Wat een metamorfose! En dit na een uurtje slaap! -Op onze terugtocht zien we wat we op onze klim niet zagen: de prachtige natuur. We lopen langs kale dennenbomen waarvan enkel de stam nog staat, met nog steeds de Agua-vulkaan op de achtergrond. We passeren het feeërieke nevelwoud, waar het groene mos en talrijke planten op de bomen groeien. De jongens hebben hun 2de en 3de adem gevonden. Ze stuiven letterlijk naar beneden. Na 2 uur afdalen staan we al tussen de maisvelden en een half uur later zitten we in de auto, waarbij ze snel in slaap vallen. -Rond 10 uur zijn we in het hotel. En wat denk je? Terwijl Silvy zo snel mogelijk haar bedje opzoekt, lopen Arno en Mauro zich nog steeds actief te amuseren. Geen greintje moeite is er op hun gezicht te zien. Silvy snapt er niks van. Dit zijn mijn genen, zeker?
    -Wanneer we ‘s avonds thuis komen van n° 6 van tripadvisor, zegt het hotelmeisje dat ze alle kleren die op de grond lagen in de badkamer mee genomen heeft. Morgenochtend zal ze die wassen. Super service!

    Dag 12:
    -Om 8u zit Silvy klaar aan de ontbijttafel. Ieder ogenblik kan Diacuy, haar gastvrouw des huizes toen ze een jaar in Honduras verbleef (2001), hier aan de deur staan. Wanneer de bel gaat, vliegt ze naar de deur... om de jongen met het brood binnen te laten. Rond 8u45 staat Diacuy in de deuropening. Ze vliegen elkaar rond de hals en laten hun traantjes vloeien van blijdschap om elkaar na al die jaren terug te zien. Ook ik heb het moeilijk om hun emotioneel bezig te zien.
    -Cadeautjes worden uitgewisseld. Silvy krijgt oorbellen en halsketting afkomstig van de Hondurese Lencaindianen. Diacuy krijgt oorbellen uit een echte Gentse winkel. Ook Arno en Mauro worden niet vergeten: wat later staan ze te pronken met een Hondurese t-shirt, precies op maat. Voor mij is er inheemse koffie en een witte Hondurese t-shirt. Arno zegt dat ik de mooiste shirt gekregen heb van ons drieën. Ik beloof hem dat ik mijn t-shirt mooi zal bewaren en wanneer hij gegroeid is dat hij hem dan van mij krijgt.
    -Er worden wat foto’s gemaakt en verstuurd. Via videobellen praten we met Quique, de Hondurese gastheer van Silvy. Hij kon niet meekomen omdat hij in Honduras op de 96-jarige schoonmoeder moet letten.
    -Samen trekken we de stad in. Het is niet belangrijk waar naartoe. Diacuy en Silvy praten er op los en wanneer ik halt hou om een foto te nemen, kijken ze eens op om te kijken wat er te zien is.
    -We stappen binnen in het koloniale Santo Domingo klooster dat ingericht is als hotel. Toeristen kunnen er vrij binnen- en buitenlopen, om de ruïnes, kapel en koloniale beelden te bezichtigen. Het lijkt me niet fijn dat je €200/nacht neertelt en je dan telkens tussen de toeristen moet begeven. Maar voor ons is dit fantastisch...
    -Wanneer ik Diacuy vertel hoe Silvy er naar uitkeek om haar te zien, springen de tranen in haar ogen. Silvy is als een dochter voor mij, stamelt ze en ze veegt haar tranen weg.
    -We lopen verder rond. In elke kerk die we bezoeken is er een misviering bezig. Alle kerken zijn sober versierd. Diacuy vertelt dat dit komt omdat de Spanjaarden vroeger veel goudwerk stalen, om te verschepen naar hun eigen land.
    -Op elk pleintje of in het centrum van de stad, lopen Guatemalteken rond om hun koopwaar aan te bieden. Talrijk gekleurde arm- en halskettingen, doeken en kleding in de typische kleuren en schilderijen zijn overal te koop. Maar de bamboetrommels en -fluiten trekken de meeste aandacht van de jongens. Wanneer we even niet opletten, heeft Diacuy hun lievelingsinstrumenten al gekocht en kan het fluit en drumconcert in de straten beginnen.
    -In de overdekte markt staat een 10-koppig bandje te spelen. Er staat zoveel volk te kijken, dat we er amper kunnen passeren. Honderden mensen staan mee te dansen op de latino muziek. Wat een sfeer! Ik zie het op de markt van Ledeberg nog niet gebeuren. Spontaan beginnen Diacuy en Silvy mee te dansen. Arno rolt met zijn ogen: ‘mama?!’.
    -Na een cocktail (met te weinig alcohol in), gaan we elk naar ons hotel terug. Wanneer we aan onze hotelkamer komen, vliegt opeens de deur van de kamer naast ons open en Eugenia, het Costa Ricaanse meisje dat voor enkele maanden bij Silvy’s thuis inwoonde, stormt naar buiten. Dit is 17 jaar geleden dat ze mekaar zagen. Ook zij is een spraakwaterval en met haar gulle lach en blinkende ogen charmeert ze ons allemaal. Af en toe smijt ze er zelfs een Nederlandstalig woord tussen.
    -We willen een tuc-tuc nemen naar een Italiaans restaurant aan de andere kant van de stad, maar op dit moment is er geen enkele te bespeuren. Silvy, op haar restaurantschoenen -je kent dit wel: schoenen met hoge hakken, gepast om de afstand af te leggen tussen taxi/auto en inkom restaurant- heeft het moeilijk op de kasseien van Antigua. Met trage wandelsnelheid komen we aan een drukke straat waar we toch een tuctuc vinden om de overige afstand af te leggen. Eugenia en haar vriend stappen liever te voet. Haar vriend is immers een kop groter dan ik en 2 maal zo breed. Hij past niet in een tuc-tuc.
    -Diacuy is op latino-uur in het restaurant. Dit wil zeggen 20 minuten later dan voorzien. Maar wat doe ik tussen al de Spaans sprekenden op restaurant? Ik luister en probeer te begrijpen wat ik kan. Het enigste voordeel dat ik heb is dat de gedeelde antipasta-schotel grotendeels mijn kant uitkomt.
    -Arno en Mauro leggen letterlijk hun kopje neer op tafel. Met de taxi keren we terug... de restaurantschoenen hebben hun werk (half) gedaan.

    Dag 13:
    -Ik hoor de hotelkamerdeur naast ons open en dicht gaan. Ik wek Silvy en zeg dat Eugenia al buiten aan de ontbijttafel zit. Tegen 9u45 komt ook Diacuy bijzitten. De kolibrie die elke ochtend aan de bloemen naast onze tafel komt eten, vliegt verschrikt weg wanneer er opnieuw een luide lachsalvo te horen is.
    -We beslissen om vandaag wat dorpjes in de omgeving aan te doen. We stappen naar het centrum, maar vinden geen taxi die ons de ganse dag op sleeptouw kan nemen. Enkele politieagenten stellen voor om de bus te nemen. Wanneer we vragen of het wel veilig is om een locale bus te nemen, krijgen we te horen dat de meeste overvallen gebeuren tussen Antigua en Guatemala-stad. We kunnen dus gerust zijn...
    -Op het busstation kijk ik opnieuw mijn ogen uit. Alle bussen zien er prachtig uit. Ze hebben niet dezelfde eentonige kleuren als bij ons, maar schitteren door hun combinatie van chroom en talrijke kleuren. En wanneer ze schitteren in de zon zijn ze een streling voor het oog.
    -Onze busrit naar San Felipe kost slechts 2 quetzales per persoon (€0,23). Dit is het vervoersmiddel bij uitstek voor de arme bevolking. Nu we over halfweg van onze vakantie zijn, en onze dollars slinken, zijn we content om hiervan gebruik te maken.
    -Op het dorpsplein van San Felipe eten we een tortillas van zwarte mais (kleine maispannekoeken). Net vers klaar gemaakt. Het ziet er gemakkelijk uit om die te maken: een stukje deeg gaat van hand naar hand, totdat men een plat stukje deeg heeft van circa 12 cm. Deze wordt dan op een hete plaat aan de 2 zijden gebakken.
    -In de kerk op het dorpsplein is een misviering aan de hand. De kerkdeuren staan wijdopen en mensen staan tot buiten om de mis te kunnen bijwonen.
    -Rechtover de kerk is een marktje. In het midden van de markt is een eetplek gemaakt overspannen met plastic, als beschutting tegen de zon (of regen).
    -Van hieruit nemen we de bus terug naar Antigua en nemen een andere naar San Antonio, het dorpje dat bekend staat voor het weven van doeken en kleding. Veel is er niet te beleven. We lopen een overdekt marktje binnen, waar iemand toont hoe er geweven wordt. Dan wordt Silvy omgetoverd in iemand met traditionele klederdracht. Ik vind het prachtig! Maar wanneer dezelfde verkoopster mij traditionele mannenkleren aanreikt, kan ik er niet van onderuit om deze aan te trekken. De jongens hebben dit van mij niet verwacht en blijven daarom foto’s nemen.
    -In het dorpje is er geen restaurant te vinden en na het eten van een ijsje, reppen we ons naar de voorbij rijdende bus. Langs de ladder aan de achterkant van de bus, klimmen we via de achterdeur binnen. En terwijl Silvy de bus opklimt, zet deze zich al in beweging zodat ze struikelend de bus binnen rolt.
    -Het is al halverwege de middag en we zoeken het restaurant op dat op n° 1 staat volgens tripadviser. Het is niet echt wat we in gedachten hadden om een uitgebreide maaltijd te hebben. Het is een worstenrestaurant, met net genoeg plaats voor ons allen. Nu weten we wie de personen zijn die recensies schrijven op tripadviser: backpackers die voor weinig geld een snelle stevige hap willen. We bestellen braad- en Frankfurterworsten en iedereen is het er over eens: ze smaken heerlijk! De vriendelijke uitbater toont zijn getatoeëerde arm, die vol keukengerei getekend is. Van fierheid over zijn werk gesproken!
    -Terwijl Silvy en Diacuy gezellig in een bar iets drinken, gaat de rest naar het kruis vanwaar we een mooi uitzicht hebben op de stad. Eduardo, de vriend van Eugenia, heeft het lastig om de trappen op te lopen en moet gedurende de kleine klim 3 maal rusten. Het water parelt op zijn voorhoofd. Eenmaal boven neemt hij plaats op een trap en geniet van het uitzicht.
    -Diacuy moet morgen vroeg op. We vergezellen haar naar haar hotel. In deze stad heeft ze telkens al verkeerd gelopen, ook nu wijst ze de verkeerde richting van haar hotel aan. Hilarisch!
    -We krijgen allemaal een dikke knuffel. Tegen Silvy fluistert ze dat het niet langer dan 5 jaar mag duren voor ze elkaar terug zien...

    Dag 14:
    -We nemen de bus naar San Cristóbal El Bajo. De ‘chicken’-bus zit overladen vol. We nemen plaats in de middengang. Eduardo staat met zijn hoofd gebogen, de bus is amper 1,80 meter hoog. Kippen krijgen we niet te zien op de bus, wel te horen. In de bagagerekken liggen massa’s eieren. De muziek knalt uit de boxen. Ambiance!
    -In San Cristóbal El Bajo is er niet veel te zien. Een bus terug is niet direct mogelijk. Iemand belt voor ons Uber op (ja, die zijn hier zonder problemen aanwezig) en een kwartier later worden we met de auto, 5 kilometer hogerop naar het view point restaurant in San Cristóbal El Alto gebracht.
    -Aan de ingang van het restaurant staat een plan met wat er allemaal in het park te zien is. Het park zelf stelt niet veel voor, het doet me aan het Harry Malter park denken. Wie dit kent weet dat het ouderwets, klein, maar uiterst charmant is. Vanaf onze tafel op het dakterras hebben we een mooi zicht op Antigua en omliggende bergen en vulkanen.
    -Na onze vismaaltijd haalt de Uber-kerel ons opnieuw op en brengt ons voor 30 quetzales (€3,5) naar Antigua terug.
    -We worden afgezet aan het Santo Domingo klooster voor een blitzbezoek (en plaspauze) en stappen daarna de hoek om naar het jade-museum. We worden er rondgeleid en komen te weten dat jade-stenen enkel in Guatemala en China ontgonnen kunnen worden. De Chinese jade-stenen zijn wel van mindere kwaliteit. Ook toen al.
    -De verschillende kleuren jade zijn afkomstig uit de verschillende steenlagen die door 2 aardplaten naar boven geduwd worden. De groene waren voor de Maya’s de meest gebruikte en werden intertijd door de hooggeplaatsten als versiering in hun tanden verwerkt. We krijgen replica’s van maskers te zien die gevonden werden bij opgravingen van Maya-graven. Daarna worden we (natuurlijk) rond geleid doorheen de winkel. Onze Arno heeft al de ganse reis zijn oog laten vallen op een amulet met zijn Maya-teken ‘E’, de ‘Wilde bergkat’. Mauro zijn Maya-teken is ‘Kan’, ‘Gevederde Slang’. Achter onze rug rept Eugenia met 2 zulke amuletten naar de kassa. Een cadeautje voor de jongens. Ik kom te weten dat mijn Maya-teken ‘’Tz’i’’ is, wat ‘Coyote’ betekent. Volgens de uitleg zijn coyotes alert, vriendelijk, dapper en gevoelig, maar moeten uitspattingen vermijden. Moeten kalm blijven en tot rust komen. Na deze uitleg te weten, beslis ik ook voor mij zo’n Maya-amulet in jade te kopen. Kent er nog iemand de hit uit 1981 van Peter Blanker?
    -Silvy haar Maya-teken is ‘Ajpu’, wat ‘Slak’ betekent, of ‘Caracolleke’. Zij hoeft geen amulet, ze voelt zich genoeg beschermd door de Coyote, Wilde Bergkat en Gevederde Slang rondom haar.
    -Het chocolade museum is iets verderop. We krijgen melk- en zwarte chocolade te proeven en een likeur op basis van chocolade. Wanneer het meisje verneemt dat wij uit België komen -het land van bier & chocolade, weet ze- beseft ze al dat ze aan ons niet veel zal verdienen... 
    -‘s Avonds eten we niet zo ver van ons hotel. Net wanneer we het restaurant binnen zijn, begint het hevig te regenen. Om 22 uur sluit het restaurant. We worden vriendelijk verzocht op te krassen. Het is zo goed als gedaan met regenen. De voetpaden liggen vol diepe plassen. Verschillende straten staan blank. We proberen naar de minst diepe plaatsen te springen, lopen soms midden op straat en spurten vlug naar de kant wanneer auto’s in volle snelheid door de pikdonkere straten rijden. Droge voeten/onderbenen hebben we niet meer.

    Dag 15:
    -We kunnen vroeg ontbijten, want om 8 uur staat de Uber-chauffeur aan ons hotel om ons naar de Pacayavulkaan te voeren.
    -Om 8u30 gaat de bel. Het is de chauffeur die Eugenia en Eduardo komt ophalen. Eugenia wuift ons door het raam van de taxi toe, zoals een echte prinses. Van onze Uber-chauffeur nog steeds geen spoor.
    -We gaan dan maar de stad in en boeken de trip in een reisbureau. Van de prijs gaat er al snel $5/per persoon af, zodat we op de prijs van Uber uitkomen. Enig minpunt: het is een collectivo en we kunnen pas ‘s namiddags vertrekken... met grote kans op regen.
    -De toeristische dienst van Antigua geeft ons informatie over de streek waarrond de klas van Mauro volgend schooljaar tijdens de projectweek zal werken. Veel info, buiten enkele kaarten en een brochure, hebben ze niet. Het is duidelijk geen toeristische trekpleister.
    -De collectivo is wel op tijd en brengt ons samen met 4 andere toeristen naar de Pacaya-vulkaan. Tot halverwege de vulkaan staan er huisjes gebouwd. Vloerverwarming zal er allicht gratis zijn, maar een gat boren om een warmtepomp te installeren zou ik hier toch niet durven riskeren.
    -Het is anderhalf uur stappen om de top van de vulkaan te bereiken. De gids stapt snel door, doelgericht zodat we zouden opgeven en gebruik maken van de paarden die met ons mee wandelen. Na nog geen 20 minuten zijn er al 3 paarden bezet (aan $25/pp) door onze medereizigers. Een paardenmenner is constant tegen Silvy bezig van ‘taxi’, ‘een paard’. Ze zet opeens wat sneller de tred er in.
    -De Maya-goden zijn ons goedgezind. In plaats van de te verwachten regen, krijgen we tussen de wolken door zonnestralen te zien. Ook nu doen Arno en Mauro het voortreffelijk. Gezwind stappen ze naar boven. Silvy hoort de gids tegen een paardenmenner fluisteren dat het niet zal lukken om een paard aan de kinderen te verhuren. Hij voegt eraan toe dat ze bij de afdaling misschien meer geluk zullen hebben. Weten zij veel dat wij van Gent zijn, en onze lijfspreuk “nie pleuje” is.
    -Boven gekomen zien we een grimmige massa artistiek gestolde lava. Wat verderop glijdt een rode massa langzaam de vulkaan af. We komen dichterbij. De hitte brandt door onze kleren. 1800°C warmte heeft de lava volgens de gids. Hij houdt een stok met marshmallows dichtbij de hete lava. Na enkele ogenblikken houdt hij ons de te zwartgeblakerde snoep voor. 
    -Wat later neemt hij mij apart en vraagt of ik geen foto van de vloeiende lava van dichterbij wil nemen. Ik volg hem de gestolde lavablokken op tot op enkele meters van de hete brij. De lava gaat sneller dan verwacht de helling af.
    -Ik besef dat Silvy er niet gerust in is en blijf niet te lang vlak naast de lavastroom staan. Wat zouden we moeten doen indien de vulkaan echt zou uitbarsten, vraagt ze. Hard rennen, denk ik, naar de groen beboste berg iets verderop waar nog geen zwarte lavablokken liggen.
    -Tegen 20u zijn we terug aan het hotel. We eten gevulde pannenkoeken in de stad. Arno staat fier naast een levensgrote Nutella-chocopot te poseren. Hij en Mauro krijgen een welverdiende met Nutella gevulde pannenkoek als dessert.

     Dag 16:
    - 14 eieren en 7 porties gemalen bonen per volwassene later, verlaten we de Villa del Marqués en trekken we naar onze laatste verblijfplaats: San Lucas Tolimán aan het meer van Atitlán.
    -Wanneer een half uur na afspraak de collectivo nog niet gearriveerd is, vragen we na in het hotel of dit nog binnen het ‘latino’-uur past. Ze kijkt bedenkelijk en raadt ons aan om toch maar even te bellen. Vijf minuten later komt de collectivo aangestoven.
    -In Panachajel stopt de chauffeur op de hoek van een straat. Hij fluit naar enkele louche verkopers van boottrips. Ze komen onmiddellijk op de bus af. Wij zijn precies de interessantsten van de hoop. 2 personen die ons een dure boottrip trachten aan te smeren, blijven ons belagen. We voelen aan dat er iets niet klopt. We wandelen met al onze bagage naar de pier waar de boten liggen. De personen die ons willen ‘helpen’, lopen enkele meters voor ons uit en laten ons met onze bagage zeulen. Ze zorgen ervoor dat we met niemand anders contact kunnen hebben. Silvy slaagt erin om toch een babbeltje te slaan met een ouder Guatemalteeks koppel. Zij verwijzen ons door naar de echte aanlegsteiger voor openbaar transport. De oplichters druipen af. Voor 100 quetzales (€11,50) maken we de oversteek in plaats van de 500 (€58,00) die de oplichters eerst voorstelden.
    -Ons laatste hotel ligt aan de voet van de Tolimán-vulkaan. Maar geen paniek. De laatste grote uitbarsting was 78000 jaar geleden, het ontstaan van het Atitlán-meer. Onze verblijfplaats is een streling voor het oog. Als laatste hotel hebben we er duidelijk het chiqueste uitgekozen. Dit is ook qua prijs te zien. Silvy glundert, en daarvoor doen we het!
    -Vanaf het restaurant hebben we een uitzicht over het meer en omliggende vulkanen. Terwijl we daar zitten vliegen de kolibries constant in het rond. Met een Zacapa-rum (al vijf keer tot de beste premium rum uitgeroepen op het Carribean Weeks' Rum Festival) bij de hand vieren we onze tot nu toe meer dan geslaagde reis.
    -We slenteren de hoofdstraat in. Het stadje is groter dan verwacht. We passeren een ijssalon waaraan de 2 jongsten niet kunnen weerstaan. Terwijl Arno met zijn ijsje de trap afstapt, valt zijn bolletje op de grond. Hij past de 2-seconden-regel toe, pakt zijn bolletje van de grond en zet het terug op zijn hoorntje. De mensen in het ijssalon schaterlachen. We stappen verder. Ineens komt het meisje van het ijssalon op Silvy af. “Ik heb jou waarschijnlijk 10 quetzales te weinig teruggegeven. Ik ben er zeker van, alsjeblieft”, zegt ze. Had ze wroeging omdat Silvy haar daarnet nog een fooi gaf?
    -Een overijverige politieagent staat molenwiekend het verkeer te regelen. Hij zorgt ervoor dat de zeldzame auto die hier passeert niet op een moto kan rijden.
    -In ons hotel mag geen drank van buitenaf genuttigd worden. We kopen een klein flesje rum. Een beetje tegendraads zijn mag toch wel?
    -Op de aanlegsteiger aan het meer, staan een 10-tal mensen te vissen. Ze hebben enkel een draad met vishaken. De draad is rond een flesje gewikkeld. ‘Zelfberedzaam’ noem ik dat! Maar vanavond zullen ze honger lijden. We krijgen geen vis te zien.
    -Vanaf ons terras horen we een bandje Guatemalteekse muziek spelen in het restaurant. We blijven nog wat zitten, maar uiteindelijk moeten we naar het restaurant want om 21 uur sluit de keuken. 2 lange tafels in het restaurant zitten vol toeristen. Een bandje speelt (veel te luid naar onze zin) de plaatselijke hits op enkele marimba’s, een soort plaatselijke xylofoon. Ze kunnen de toeristen niet bekoren, want het grootste gedeelte van de groep zit ‘gezellig’ op hun gsm te tokkelen.

    Dag 17:
    -Ontbijten in het restaurant met muziek van Sting/The Police op de achtergrond. Dat kunnen ze in Gent (Jazz) niet zeggen. Het is wel een versie op panfluit. We zijn er nog niet uit wat we het ergst vinden: de marimba of de panfluit-versie... Voor de kolibries maakt het niet uit. Zij komen aan- en af vliegen naar de kolibrie-feeders die aan het terras opgehangen zijn.
    -Vandaag wordt het een rustdag. De dame van het hotel maakt ons wegwijs met welk vervoersmiddel we welke dorpjes kunnen aandoen. We bestellen de gratis kajaks om tegen 15 uur op het meer te varen.
    -En als ik zeg een rustdag, dan is het (tja) een rustdag. Silvy, Arno en Mauro spelen een bordspel. Ik schrijf wat, de rum bij de hand. Dit mag ook wel eens.
    -Het is al snel middag. Tijd om in het dorp te eten. Op het dorpsplein stappen we een pizzeria/hamburgertent binnen. Voldaan stappen we buiten met 105 quetzales (€12) minder in onze zakken. 
    -Even later worden we aangeklampt door een Duitser. Hij is enkele dagen geleden overvallen en vraagt of we een Paypal-rekening hebben, waar hij geld naar kan overschrijven en wij hem dan cash terug betalen. Ik wil hem helpen en na enkele minuten is er €100 overgeschreven naar mijn elektronische rekening. Ik stel voor om samen naar een bankautomaat te gaan om hem zo snel mogelijk cash geld te geven. Wat blijkt? In geen enkele van de 3 bankautomaten die ik aan doe kan ik geld opnemen. In het hotel check ik onze MasterCard-rekening en zie dat we onze limiet bereikt hebben. De hotels die we maanden geleden geboekt hebben, rekenen nu pas af waardoor ons budget dat overblijft serieus geslonken is. Hier hadden we echt niet op gerekend. Ik moet de Duitser teleurstellen en schrijf zijn €100 direct terug over.
    -Door dit voorval beseffen we dat we zelf met geldproblemen zitten. Ons bankkantoor is nu niet bereikbaar. We zoeken een andere optie. Western Union lijkt ons ook een optie. Ik schuim enkele websites af over hoe en wat we moeten of kunnen doen. -Maar door onze bankcrisis valt onze kajaktocht figuurlijk in het water. Gelukkig maar. Iets na 15 uur wordt het ineens donker en koud. De wolken hangen zodanig laag dat we er middenin zitten. Is er storm op komst? Nog een geluk dat we door de geldkwestie de tijd niet meer hebben gehad om het meer op te varen.
    -Op onze terugtocht naar het hotel, komen we een lijkstoet tegen. Een kleine kist bekleed met witte doeken wordt door 2 personen in de hoogte gedragen. Tientallen mensen lopen er achteraan. Ineens wordt ons geldprobleem wat minder erg.

    Dag 18:
    -‘s Nachts om 01u15 (09u15 Belgische tijd) loopt ons alarm af. We bellen naar ons Argenta-bankkantoor. Ze hebben onze mail die we gisteren verstuurd hebben al gelezen. Onze limieten van de creditcard hebben ze onmiddellijk verhoogd, waardoor we onze hotelrekening zeker kunnen betalen. Geld afhalen lukt nog steeds niet. Doordat we ons hotel in Antigua cash betaald hebben (op aandringen van de eigenares, die achteraf gezien waarschijnlijk eigenlijk gewoon in het zwart wou werken) hebben we teveel cash afgehaald zodat onze limiet bereikt werd. Met onze maestro-kaart kunnen we geen geld afhalen. In Guatemala kennen ze dit niet. Dan heb je eens geld op de rekening staan, en dan kan je er niet aan. Frustrerend! Maar we hebben nog enkele euro’s die we kunnen wisselen, waardoor we voldoende cash zullen hebben voor de laatste dagen. Één ding beseffen we: volgende keer gaan we vóór onze reis toch eens langs de bank.
    -Tegen 11 uur zitten we in de lancha (houten motorboot) richting Panajachel. Van hieruit kunnen we maar één richting uit met het publieke transport. Terwijl we vertrekkensklaar, zitten, komen vrouwen in traditionele klederdracht inschepen op een boot naast ons. Ze dragen geknoopte gekleurde doeken als draagtas met zich mee en een kalkoen en kippen in manden. Dit is een echte ‘chikken’-boot. Opeens horen we iemand op die boot enkele meters verder roepen: ‘Laatste keer voor San Antonio Palopó’. We veren recht. ‘Gaat die boot naar San Antonio?’. We krijgen een bevestigend antwoord. Eén voor één stappen we uit de boot, want San Antonio is het plaatsje dat wij willen bezoeken. Silvy vraagt onze 100 quetzales terug. De kapitein geeft haar 60 quetzales terug. De andere 40 krijgt ze terug van de jongen die tegen ons gezegd heeft: ‘Stap hier maar in, dit is de enigste publieke passagiersboot’. Die 40 quetzales blijkt zijn commissieloon te zijn. Terwijl ze het geld aanneemt, valt haar zonnebril van bovenop haar hoofd (slechte traditie) in het water. Ik vind het onbegrijpelijk dat niemand van de mensen rond haar aanstalten maakt om het ondiepe water in te stappen en haar zonnebril te nemen. Dus doet ze het zelf. Met haar kleed omhooggetrokken stapt ze het water in en zakt telkens verder de modder in. Ze heeft haar bril terug, maar zit wel volledig vast. Van op de aanlegsteiger trek ik haar de modder uit. Bij het instappen van de ‘chicken’boot zitten de traditioneel geklede dames zachtjes te gniffelen. 
    -Terwijl we over het water varen, komen sommige vlechten los bij de vrouwen. Deze wapperen met hun glinsterende versieringen mooi in de wind. Op een tussenstop worden vlug nog wat voedselvoorraden op een houten pier gekieperd. De mensen hier hebben opnieuw vers eten voor deze week.
    -Bij het aanmeren in San Antonio Papoló laten we iedereen voor ons uitstappen. Ik help een oud vrouwtje door het dragen van de mand met haar kalkoen. De kalkoen steekt zijn kop door het net en kijkt verschrikt in het rond. ‘Zo’n exemplaar hebben we hier nog niet gehad’, moet het gedacht hebben.
    -We worden aangesproken door een vrouw die ons uitleg wil geven van het productieproces van katoenbol tot geweven doek. Ze neemt ons mee naar een coöperatieve van 40 vrouwen, waarvan er telkens 3 in de winkel aanwezig zijn. De overige werken van thuis uit om te zorgen voor kind en gezin. 
    -De vrouw toont ons hoe de katoenbollen tot draden gemaakt worden, op een spoel gesponnen worden en hoe alle kleuren bereid worden. Sommige kleuren worden gemaakt van kruiden (rozemarijn, peper, mangobladeren, ui) of van insecten die op een cactus zitten. Alles wordt anderhalf uur gekookt. Na het kleuren en drogen van de draden kan het weven beginnen op een weefgetouw. We kopen er geen doeken. Maar Arno en Mauro willen al dagenlang een met pareltjes gemaakte kolibrie. Deze zijn door 8-jarigen gemaakt. We kopen er 2 en geven iets extra voor de uitleg. Ze vragen of we de foto’s kunnen opsturen en geven ons een postadres. Voor mijn gemak vragen we ook een mail-adres.
    -We wandelen wat door het dorpje. We kijken onze ogen uit. We zien een man grote stenen op zijn rug dragen voor het bouwen van een huis. Een andere man klopt met hamer en bijtel een stuk van een rots. Wanneer we enkele uren later opnieuw passeren, is hij nog steeds bezig. Ik zie weinig vooruitgang. 
    -De traditionele mannenkleding hier is een hemd met rok en gummilaarzen. Niet echt mijn stijl. Op hun hoofd dragen ze een westernhoed. Op hun schouder hangt dikwijls een gehaakte wollen tas. Vanaf het terras zie ik 2 toeristen vragen aan een man in traditionele kledij of ze samen op de foto mogen. Tegen betaling mogen ze. Ik heb de man vanaf het terras in het vizier... klik klik. Tegen de vrouw van het restaurant vraag ik (euh, Silvy vertaalt) of Silvy met haar op de foto mag omdat de kleur van haar ogen goed bij haar blauwe traditionele outfit past. Klik klik.
    -Bij het verlaten van het restaurant, zegt een een verkoopster van doeken en bandjes aan Silvy dat ze een mooi liefje heeft. ‘Hij lijkt op Jezus’. Misschien kan ik hier nog een carrière beginnen. De offerblokken zouden nogal snel gevuld zijn...
    -Met de pick-up rijden we naar Panajachel terug. Enkele vrouwen hangen een doek voor hun gezicht, net zoals je een doek over een parkiet zou leggen, nu als bescherming tegen de zon. In de laadbak zitten we met 30 personen opeen gepakt. Ik sta rechtop, om alles goed te kunnen zien. 
    -Eindelijk kunnen/mogen Arno en Mauro hun quetzales op doen. Mauro vindt een papegaai op een stokje. Arno wil een apenmasker. Zijn probleem echter is dat er zo veel zijn, die allemaal op elkaar lijken. Uiteindelijk koopt hij er één. Maar echt overtuigd van zijn keuze lijkt hij niet.
    -Aan de pier van Panajachel worden we opnieuw aangeklampt door verschillende personen die we één voor één negeren. We stappen op de boot, nog zonder te betalen.
    -Tijdens onze overtocht zit Silvy te genieten van haar 3 mannen die netjes naast elkaar zitten vooraan op de lancha. Door de schokken van de boot op de golven, kunnen we met moeite stil blijven zitten. Bij het aanmeren betaal ik de schipper de gebruikelijke 100 quetzales. Ik krijg er 50 terug.
    -We maken een avondwandeling in het dorp. We passeren een geïmproviseerde gym. Wat verder komt er een moeder met een peuter af. De peuter is aan het krijsen, doet niet wat de moeder zegt. ‘Wees maar braaf, want kijk daar zijn de blanke mensen al die je zullen meenemen’, vertaalt Silvy achteraf. Schrijnend dat ze zo over ons praten... maar ze hebben wel hun redenen, zeker?
    -We komen opnieuw de vriendelijke agent tegen. Wanneer hij ons ziet, lacht hij al zijn tanden bloot en begint hij overdreven naar ons te zwaaien. De automobilisten rondom hem weten even niet of ze mogen doorrijden of moeten stoppen.
    -Ineens horen we luide rockmuziek. De muziek komt uit de kerk. Er is net een misviering begonnen. De priester spreekt zijn gelovigen enthousiast aan. Hoe komt het toch dat dit bij ons zo’n saaie bedoening kan zijn? Hier zou je zelfs als niet-gelovige willen deelnemen aan het feestje in de kerk.
    -Nu we weten dat we onze rekening in het hotel kunnen betalen, bestel ik een filet mignon met een hele fles wijn. Ik voel me precies iets beter dan gisteren.

    Dag 19:
    -In het dorp nemen we een pick-up naar Santiago Atitlán. Deze keer zijn er geen zitbankjes geïnstalleerd. Noodgedwongen moet iedereen rechtstaan. Arno en Mauro genieten ervan, de haren in de wind. De autostoeltjes met gordel gebruiken we volgende week thuis wel.
    -In Santiago Atitlán zoeken we een gids om ons rond te leiden. Na wat afdingen, krijgen we een 2-uurdurende rondleiding, vervoer inbegrepen.
    -Eerst bezoeken we het vrouwtje dat op het muntstuk van 25 centavos staat. Ze was de mooiste van een schoonheidswedstrijd en daarom het uitverkoren model om op het muntstuk te staan. Helaas voor ons was deze schoonheidswedstrijd 60 jaar geleden. Het 77-jarig vrouwtje ontvangt nu toeristen tegen betaling. Misschien een idee voor koning Filip, om onze staatsschuld te verlichten. Ze zit in haar zeteltje in klederdracht zoals ze afgebeeld staat op het muntstuk. Naast haar aan de muur hangen krantenartikels en diploma’s die bevestigen dat zij de ene echte jonkvrouw was die op het muntstuk staat. Wanneer ik een foto wil nemen, zet ze zich onmiddellijk in de pose zoals op het geldstuk.
    -We stoppen aan het Vredesplein. Hier vond voor deze regio tijdens de burgeroorlog in 1990 de laatste confrontatie plaats tussen de indianenbevolking en de regeringstroepen van dictator Rios Montt. In andere gebieden duurde de strijd voort tot 1996. Deze plaats is de veiligste plaats in het dorp, want niemand zal het in zijn hoofd halen om op deze ‘speciale’ plaats een misdaad te begaan.
    -De kerk van Santiago Atitlán is ook bijzonder. Langs de muren in de kerk zijn de beelden met futuristische kleren gekleed. Achter het altaar staan er heiligenbeelden die getooid zijn in de specifieke Maya-kledij. Dit was om de Maya-gemeenschap naar de kerk te lokken, om hen te bekeren tot het katholieke geloof. Aan de ingang van de kerk een gedenkteken voor de pastoor die doodgeschoten werd door doodseskaders omdat hij opkwam voor de rechten van de Indianen.
    -Met de tuc-tuc komen we in een grote menigte terecht. In de processie stappen mannen met gitaren voorop. Wat verder komen we in een Evangelische begrafenisoptocht terecht. Een paars-roze kist wordt de hoogte ingedragen, gevolgd door een grote Maya-gemeenschap. Onze gids toetert zich een weg doorheen de massa. Respectloos volgens ons. 
    -We worden afgezet bij Maximóm, een afgod van de Maya’s, die elk jaar in een ander huis staat opgesteld. Deze pop breng je offers om liefde, geld of goede gezondheid te vragen. Wanneer wij aankomen is er iemand offers aan het brengen. De pop Maximóm zit met een brandende sigaret in de mond en een fles alcohol tussen de benen. Om de minuut of twee tikt iemand de as van de brandende sigaret in een asbak. De offergave (ons geld) wordt aan de stropdas vastgemaakt. Een man, sjamaan of priester prevelt de ganse tijd in de indigo taal. We verstaan er niks van, maar af en toe komt er een naam van een katholieke heilige of van een Maya-God over zijn lippen. De 2 culturen worden hier gemengd. De man naast mij vraagt om 3 sigaren te offeren. Hij besprenkelt die eerst met alcohol, wrijft dan zijn handen en benen in met alcohol en steekt dan 1 sigaar in zijn mond. De hele kamer vult zich nu met wierook en sigaargeur. Waarom de man offers brengt weten we niet. We zitten verbaasd te kijken naar dit ritueel en compleet onder de indruk verlaat ik even later het met kaarslicht verlichte kleine gebouwtje.
    -Met een overladen pick-up (precies koeien op weg naar het slachthuis) keren we naar het hotel terug. Ik hou af en toe mijn hoed voor mijn gezicht, telkens als de bus voor ons optrekt en een zwarte roetwolk in onze richting blaast. Hier heeft men nog genoeg bomen om de uitstoot te neutraliseren.
    -In het hotel staan de marimba en drum opnieuw opgesteld. We besluiten vanavond vroeg te gaan eten. Maar kijk, tijdens ons avondmaal begint Silvy te heupwiegen en begint ze eventjes met Arno te dansen. Ik zou ook wel willen dansen, maar heb ineens last in mijn dij...

    Dag 20:
    -Met de lancha gaan we naar San Juan, met tussenstop in Panajachel. We zitten achteraan in de boot. Eerst worden de kippen en kalkoen afgeleverd in Santa Catarina Palopó. Door die extra tussenstop kan Arno het niet meer houden om niet te plassen. Ik maak me breed zodat ik in het gezichtsveld zit van de andere passagiers, terwijl Arno achter mijn rug door het raam in het meer plast. Zijn straal gaat zodanig hoog en ver, dat van enige discretie geen sprake meer is.
    -San Juan is een rustig dorpje, dat bekend staat voor het weven van doeken. Aangezien we al een demonstratie weven gezien hebben, laten we de weefcoöperaties aan ons voorbij gaan. Ik drink een koffie. In het koffiehuis is men bezig met het branden van koffiebonen (op 167°C). Achter in de tuin zie ik de koffieplanten staan die pas volgende maand geoogst kunnen worden. Een bedelende ‘blinde man’ lonkt van achter zijn zonnebril uit zijn ooghoeken op het moment dat Silvy in haar kleedje passeert.
    -In San Juan zijn op de muren veel muurschilderingen te zien. Sommigen geven een stukje cultuur weer. Andere, zoals die van de familie Simpsons, hebben volgens mij geen link met de Maya-cultuur. De dame in roze klederdracht die naast de afbeelding staat, neem ik mee op foto.
    -Op een overdekt speelterrein zijn enkele jongens het Maya-balspel aan het oefenen. Het is de eerste keer dat ik dit zie. Met hun heup moeten ze de bal raken en die proberen door een omhoog hangende ring te duwen. Het lijkt me niet gemakkelijk. Honderden jaren geleden kon je dit maar beter goed kunnen. De verliezende ploeg werd af en toe geofferd aan de goden.
    -Met een tuc-tuc laten we ons naar de aanlegsteiger van San Pedro brengen, waar we een lancha nemen naar Santiago Atitlán. We volgen een vrouw die ons de weg toont naar de bus. Ze wandelt stevig doorheen de markt. Door de drukte kan ik amper volgen, maar telkens zie ik Silvy lopen die met kop en schouders (letterlijk) boven de mensen uitsteekt.
    -Voor amper 5 quetzales per persoon nemen we de bus naar San Lucas Tolimán. Voor onze verplaatsingen geven we telkens lukraak wat quetzales. Maar van een ding zijn we zeker: we geven telkens meer dan zou moeten.
    -Na ons middagmaal in ons hotel, neemt Silvy plaats op een ligstoel naast het zwembad, met een Pina Colada bij de hand. Het beetje rust heeft ze tijdens deze reis wel verdiend. Arno en Mauro maken eindelijk eens gebruik van het zwembad. Als spartelende palingen spelen ze in het rond, zonder zich druk te maken om de mensen rond het zwembad die ze bespatten.
    -De voorbereidingen worden genomen om huiswaarts te keren. Boarding-passes worden opgevraagd. De extra bagage boeken we deze keer zonder problemen (€110) bij.
    -We worden door onze kinderen verwend (maar mogen niet verklappen op welke manier). Na het avondeten volgt er een gezellig gezinsmoment, waarop we herinneringen moeten vertellen over hun peuter- en kleutertijd.

    Dag 21:
    -We pakken onze bagage. Onze truien, jassen en zware schoenen steken we ver weg in onze rugzakken. Ook wij volgen hier het Belgische weerbericht en zijn op de hoogte van de hittegolf. -We hebben nog 2 uur vooraleer een taxi ons komt ophalen. Tijd genoeg om een bezoekje te brengen aan de Maximóm van Tolimán. Deze figuur heeft een akelig zwart masker met zwarte westernhoed op het hoofd. Ook hij heeft een sigaret in de mond. Voor hem staan flesjes alcohol, brandende kaarsen en verflenste bloemen. De ruimte naast en achter hem staan vol katholieke heiligen. Er is ook een Jezus aan het kruis en één in een kist. De man (uitverkorene om hier te mogen dienen) geeft ons uitleg wie die Maximóm eigenlijk is: toen de Spanjaarden hun veroveringstocht doorheen Midden-Amerika maakten, stootten ze op een stamhoofd, een groot oppermachtig man die graag rookte en dronk. Hij was zeer geliefd bij zijn volk. De Spanjaarden wisten dat indien ze hem doodden, dat ze dan ook snel het volk en land konden veroveren. Tijdens de overlevering hebben ze de figuur van de God Maximóm en dit geliefde opperhoofd tot één samengevoegd. 
    -We hebben nog enkele quetzales over en deze spenderen we aan kleine speeltjes. Een oud vrouwtje, die ons hier al elke dag aangesproken heeft om iets te kopen in haar winkeltje, zit wat te weven aan de ingang van haar winkeltje. De gekleurde draadjes zijn op ingedeukte drinkblikjes gewikkeld, in plaats van op de gebruikelijke klosjes. 
    -Mooi op tijd (om 12 uur) staat de taxi op ons te wachten. Hij brengt ons rechtstreeks naar de luchthaven in Guatemala City. Bij het uitstappen aan een tankstation verschieten we van de verzengende hitte. Het was ons niet opgevallen dat de temperatuur aan het Atitlán-meer enkele graden lager is dan in de rest van Guatemala. We bereiden ons dus voor op de hittegolf op Belgisch grondgebied. -In de luchthaven bedenken we ineens dat onze bagage niet meer dan 23 kg mag wegen. Voor alle zekerheid leg ik de bagage één voor één op de weegschaal. De eerste rugzak duidt 54,8 aan. De andere 34. Vlug openen we onze bagage en beginnen het een en het ander te versteken. Reisgidsen stoppen we opnieuw in de handbagage. We hebben enkele kilo’s koffie gekregen van zowel Diacuy of Eugenia en onze zware stapschoenen zitten nu in onze hoofdbagage. Maakt dit echt zoveel verschil? Totdat Silvy opmerkt dat het geen kilo’s zijn op de weegschaal, maar ‘libra pound’ (=450 gr). Ik dacht al: “een rugzak van 54,8 kg zo losjes over mijn schouder zwieren. De bonen en steaks hebben me precies niet zwakker gemaakt”.
    -Bij de handbagage-controle hebben we minder geluk. Bij één rugzak gaat het alarm af. 2 messen zouden in de rugzak moeten zitten. De douanebeambte begint ijverig te zoeken en te zoeken. Alle ritssluitingen worden geopend, alles uitgehaald tot hij 1 Zwitsers zakmes vindt. Bij het overladen daarnet van hoofdbagage naar handbagage hebben wij dit over het hoofd gezien. En nog blijft hij verder zoeken. Alles wordt nogmaals uit de rugzak gehaald en badend in het zweet haalt hij er een nog groter zakmes uit. We zijn net te laat om de rugzak met de messen af te geven als hoofdbagage. Daarom belanden de 2 Zwitserse messen in de vuilnisbak, waar ze een gegeerd product zijn voor de douaniers die dit zien gebeuren.
    -Na een vlucht van een half uur landen we in El Salvador. We stappen even uit en tegen 19u30 kunnen we vertrekken naar Madrid. De iPads en Nintendo worden bovengehaald. Evenals ‘De Pruimenpluk’ van Dimitri Verhulst.
    -Iedereen van ons gezinnetje speelt het spelletje Tetris op het schermpje voor zich. Ik stop wanneer ik mijn naam kan invullen in de lijst met beste scores. Voorlopig ben ik de nummer 7 van het vliegtuig.
    -Na een marathon-schermpjes-kijken, vallen Arno en Mauro 2 uur voor het landen in slaap. -Om 14u15 landen we in Madrid. We begeven ons naar de terminal voor onze aansluitende vlucht naar Brussel. Deze hebben we pas om 20 uur. We hebben er voor gekozen om voor €200/ticket enkele uurtjes langer op de luchthaven van Madrid te blijven...

    In de overtuiging dat we geen verder avontuur beleven, zet ik een streep onder dit reisverslag!

    STREEP
    ________

    (Einde van dit reisverslag)