maandag, juli 25, 2005

Dagboek India (15 juni – 13 juli 2005)


15 juni 2005: ‘Vertrek’

Ik hoor Muizie aan de slaapkamerdeur klagen en besluit om op te staan. Elfje wordt wakker. Nog eventjes samen soezen. Om zes uur kruip ik het bed uit, nog eventjes de mail checken, de Muizies buiten laten & het bad laten vollopen. Elfje is al in de keuken bezig met het klaarmaken van mijn lunchpakket. Bad in, elfje komt erbij zitten. Kusje.
Nog wat dingen in mijn handbagage proppen en een kort afscheid aan de Muizies. Ze beginnen beiden te spinnen. Zouden ze vermoeden dat ik een maandje weg ga? Waarschijnlijk wel, want al dat haastig gedoe van de voorbije week, zijn ze van mij niet gewoon.
Elfje rijdt met mijn wagen naar het station. Ik ben wat stil, zal haar zeker missen. Samen nemen we de trein van 7h22 naar Brussel Zuid. We nemen plaats op mijn rugzak in de doorgang van de wagon. Kusje, knuffeltje. Elfje is nog moe. In de stationsrestauratie ontbijten we. Eén pilletje proflora en één lariam worden vermengd met en chocoladebroodje. Wat later nemen we de trein naar Brussel Centraal. Als elfje daar afstapt, springen de tranen in mijn ogen. Nooit gedacht dat ik iemand zo zou missen. Nog een kusje en dan zet de trein zich in beweging. Traantjes veeg ik stiekem weg. Na een half uurtje haal ik de iPod boven. Tijd om mijn zinnen te verzetten. Het lukt niet, ook al doen Nick Cave & the Bad Seeds nog zo hun best…
Aankomst in Schiphol. Met de lift ga ik naar de vertrekhal. De lift blokkeert! Wat nu? Een Amerikaan drukt op de alarmbel. Al gauw komt een technicus ons ter hulp. Dat begint hier goed! In het vliegtuig krijg ik een plaats aangewezen helemaal achteraan aan een venster. Bang voor aanslagen zal ik hier niet moeten zijn met al die Arabieren rondom mij, tenzij er een fundamentalist tussen zit die nergens voor terug deinst natuurlijk. Als de knappe stewardess rond komt met eten, vraag ik me een vleesschotel, want de komende weken zal ik die ijzervitaminen hard nodig hebben…
De vlucht is goed verlopen. Om 19h40 plaatselijke tijd zet ik voet aan grond in Amman & ga op zoek naar Gabi. Ik zie dat de vlucht vanuit Frankfurt tien minuten voor mij geland is. Nog eens controle. Rood licht! Ik moet mijn schoenen uitdoen en deze door de X-stralenmachine laten gaan. ’t Is wel altijd wat bij zulke controles! De beambte maakt me duidelijk dat ik lang haar heb. Hier zijn ze dat niet blijkbaar gewoon. Aan ‘gate 12’ zie ik Gabi zitten. Ze komt naar me toe. Knuffel. Ik ben blij dat ik mijn reisgenote gevonden heb. Samen nemen we het vliegtuig naar Delhi. We klinken op ons avontuur, ik met een gintonic & Gabi met een glas rode wijn in de hand. Naast ons zit een Indiër. Hij waarschuwt ons voor dieven, zegt ons dat we voorzichtig met ons geld moeten omspringen. Dat India maar oppast! De landing wordt ingezet. India! Here I come!


16 juni 2005: ‘Delhi’

De paspoortcontrole verloopt ongelofelijk vlot. Zou men hier toch al iets bijgeleerd hebben? De bagage komt netjes op de band gerold. We wisselen wat euro’s en bestellen een pre paid taxi (Rp220) om ons naar het centrum van Delhi te brengen. Ik leg wat geld voor me neer. Als ik naar de man achter het glas kijk, staart hij me aan en zegt: ‘Another Rp120, sir’. Tiens, ik dacht dat ik er een briefje van Rp500 gelegd had, maar voor me ligt er enkel ééntje van Rp100. Netjes haal ik het nog verschuldigde bedrag uit mijn zakken en betaal.
De smog weegt zwaar, we spreken niet tegen elkaar, we observeren. Nog maar net van het vliegveld verwijderd, zien we een gekantelde vrachtwagen op zijn zij liggen. Een wild zwijn springt de straat over. Motorriksjas en voetgangers zigzaggen door het verkeer heen. Een taxi met ingedeukte motorkap staat levenloos lang de weg en een fietsriksja vervoert een hele boel kantoorstoelen. In de afgelopen 5 jaar is er nog niet veel veranderd & ik betwijfel of het ooit anders zal worden. Op de afgelegde weg heb ik al meer auto’s in panne zien staan, dan bij ons over een hele maand. Bij het naderen van Delhi, komen de koeien tevoorschijn, hoewel er hier geen sprietje gras te vinden is. De taxi slalomt zich er omheen en brengt ons naar het gevraagde hotel (Namaskar Hotel). We nemen onze intrek in een basic kamer. Er spookt iets door mijn gedachten, ik kan het niet loslaten. Ik tel mijn geld en merk dat ik Rp400 tekort kom. Mijn intuïtie heeft me niet bedrogen, ik ben dus wel degelijk opgelicht geweest in de luchthaven. Vliegensvlug moet die loketbeambte geweest zijn om mijn briefje van Rp500 om te wisselen voor één van Rp100. Ik zal hier wat meer uit mijn doppen moeten kijken. Ik vervloek mijn eigen, had maar naar mijn voorgevoel moeten luisteren.
We doen een dutje en gaan dan de vieze straat op. We stappen naar het treinstation. Wat een drukte! Wat een chaos! Elke gaatje van 30 cm wordt opgevuld door een drummende riksja, taxi of ander vervoersmiddel. Voor Rp50 vinden we een motorriksja die ons naar het Rode Fort brengt. We lopen er een beetje rond, bekijken de gebouwen. Terwijl we in onze reisgids lezen, komt de één na de andere vragen of ze een foto van ons mogen nemen. Hebben ze me herkend? De musea binnenin het fort zijn saai, maar heel wat koeler. We slenteren door marktjes en kraampjes naar de moskee. De geur van voedingskraampjes & urine doen me aan de Gentse Feesten denken. Voor het bezichtigen van de Jami Masjid moskee is het niet toegelaten om met ontblote schouders binnen te stappen. Ik wacht dus buiten, terwijl Gabi haar sandalen uitdoet & binnen gaat. Iemand komt op mij af en legt een doekje over mijn schouders & doet teken dat ik op deze manier wel binnen mag. Het is 48°C in de schaduw, behoorlijk warm. Met ontblote voeten stap ik over de stenen die liggen te bakken onder de felle zon. Ik voel het vel van mijn voeten aan de stenen plakken. Ik spring op een mat, maar ook die is gloeiend heet. In sprint loop ik over de mat totdat ik een plekje schaduw bereik. Amai! Maar dan moeten we nog eens terug. Nog meer afzien! Mijn voeten zijn roodgloeiend, zo voelen ze ook aan! Als we de moskee buiten komen, komt er iemand op me af die me dwingt om voor het gebruik van het doekje te betalen. Na een discussie, draai ik me om en ga verder. Verwensingen worden naar mijn hoofd geslingerd. Na een half uurtje rond de moskee te lopen vinden we eindelijk een restaurantje om iets te drinken. Terwijl ik me daar met zonnecrème insmeer, komt een jongetje me wat crème vragen. Ik spuit wat crème op een schoteltje, hij ruikt eraan, laat anderen ook van de geur genieten en bergt het daarna veilig op onder de toog.
Met een motorriksja gaan we naar de ‘India gate’. Er loopt een massa volk rond de triomfboog. Een Indisch vlagje wordt ons op de borst gespeld. De vriendelijke oude vrouw zamelt geld in voor een weeshuis. Als Gabi haar Rp10 toestopt, vindt ze dat Rp90 te weinig. Maar als we halsstarrig weigeren om meer te geven, neemt ze er toch genoegen mee. Als men toeristen ziet, denkt men wellicht ‘kassa kassa’. In de hitte lopen we het nabij gelegen park in. Terwijl we uitrusten, komen er een jongetje en meisje naast ons staan. Onophoudelijk en in koor brabbelen ze iets wat een kruising is tussen Hindi en Engels, we verstaan ze echt niet. Onze zoektocht naar de Sikh tempel lijkt hopeloos lang. Als we zien dat we ons dan ook nog eens van straat vergissen, nemen we een motorriksja terug naar het centrum. We worden afgezet op Connaught place, we laten de winkels links liggen en gaan op zoek naar een welgekomen verfrissing. Als we de deur van een restaurant open doen, komt de koude lucht van de airco ons tegemoet. Ook de pinten voelen ijskoud aan. Heerlijk!
’s Avonds lopen we door het backpakkers gebied. Er heerst terug een drukte van jewelste, we slalommen door het verkeer, langs de koeien. Ondertussen negeren we het getoeter en gerinkel rondom ons. Ik wil een mail naar het thuisfront sturen, aan internetcafés geen gebrek hier, maar de computers moeten wel nog willen werken. Als ik na enkele adresjes de hoop bijna opgegeven heb, krijg ik toch verbinding op één van de oudste computers die ik hier gezien heb. (Rp20/uur)


17 juni 2005: ‘Delhi – Jaipur’

Deze ochtend ga ik alleen op pad. Ik wil de stad zien ontwaken. Het drukke ‘Main Bazaar’ ligt er nu kalmpjes bij, het is zes uur. Enkele kraampjes zijn al open, men is al bezig met het klaarmaken van eten. Koeien eten het afval van gisteren op. De openbare toiletten stinken verschrikkelijk, die moet men gebruiken bij gebrek ervan thuis. Riksjarijders maken zich klaar voor terug een zware werkdag. Men is verbaasd mij hier te zien in de achterstraatjes. In de steegjes hangen de elektriciteitsdraden zo laag, dat ik verplicht ben om me te bukken om eronderdoor te kunnen gaan. Het begint al warm te worden. Winkeliers besprenkelen de grond voor hun kraampjes, een vrouw raakt een koe bij de kop & houdt haar hand tegen haar hart, hindoetempels worden versierd. Ik verzeil op een katholieke begraafplaats, dwaal later door de steegjes & loop terug naar het hotel.
Per motorriksja rijden we naar ‘Bikaner House’, van hieruit nemen we een aircobus naar Jaipur (Rp436/p.p.) Het duurt ongeveer een uur vooraleer we Delhi buiten zijn. Onderweg wordt er gestopt aan een wegrestaurant. Terwijl wij nog op onze pizza wachten, zien we mensen terug op onze bus stappen. Ik kom als laatste de bus opgestapt, mijn handen gevuld met twee warme pizza’s. Bij het binnenrijden van Jaipur, merken we nog andere vervoersmiddelen tussen het verkeer op. Hier kleuren ook kamelen het straatbeeld & wordt er gebruik gemaakt van paard met kar. Ongelofelijk hoe kalm die blijven in al die drukte. Aan het busstation worden we direct omsingeld door riksjarijders die ons naar een hotel willen brengen. Voor Rp10 worden we enkele honderden meters verder afgezet aan het ‘Atithi Guest House’. Na onze intrek genomen te hebben in dit verzorgde hotel, wandelen we de straat op & onderhandelen we over de prijs om ons naar het ‘Tiger Fort’ te brengen. Na vier maal onderhandelen, nemen we een motorriksja die ons voor Rp50 naar de trap voert die naar het Tiger Fort leidt. Op onze weg worden we constant aangesproken: ‘Hello! How are you?’ Er worden handen gegeven à volonté. Opeens komen enkele geiten op ons afgestormd, wij gaan wijselijk uit de weg. Enkele meters verder zien we een zevental straathonden een levende geit verscheuren. Mijn handengeklap doet niks ter zake, de geit wacht een verschrikkelijke dood.
Van op de trap hebben we een mooi uitzicht over de stad. Ik ben verbaasd dat het geluid van de stad hier zo goed te horen is. We lopen op de vesting van het fort en krijgen mooie beelden voorgeschoteld bij de ondergaande zon. Bij het uitkijkpunt nuttigen we een cola. Een Indiër komt bij ons zitten en stelt ons allerhande vragen. Soms zou ik hen gewoon willen laten verdwijnen met een vingerknip. Als we na onze afdaling terug in de stad komen, zijn we op zoek naar een riksja. Raar, maar er is nergens nog één te bespeuren. Slechts na 30 minuten stappen zie ik 2 lichtjes op ons afkomen. Na een zware onderhandeling & wat blufpoker, is hij bereid om ons voor Rp40 af te zetten aan ons hotel. Het is rond 21 uur, het verkeer is nog drukker dan overdag. Alles krioelt hier door elkaar, met opstoppingen tot gevolg. Maar niemand die er zich iets van aan trekt. Alles went! Chaos lijkt hier zelfs efficiënt te werken.
Het avondmaal laten we brengen op het dakterras van het hotel. Het is hier gezellig met mijn muziek op de achtergrond, weg van de drukte & met heus vuurwerk aan de andere kant van de stad…


18 juni 2005: ‘Jaipur’

Als we in de ochtend een fietsriksja nemen naar de bushalte voor Amber, liggen de straten er rustig bij. De stad wordt proper gehouden door varkens & koeien, die het stro opeten dat men tussen de vuilnis gegooid heeft. Fietsenmakers zijn al druk in de weer vooraleer de riksjarijders van start gaan, sadhus wassen zich aan een kapotte waterleiding en melkkannen worden verzameld & gevuld. We nemen de bus (Rp5) naar ‘Amber paleis’, zo’n 12 km verderop. Recht tegenover het paleis ontbijten we. Als animatie zien we een man die een handbezem maakt naar de wensen van zijn vrouw. Beschilderde olifanten komen aangereden om toeristen naar de ingang van het fort te brengen, slechts enkele honderden meters hogerop. De olifantenrit weigeren we, de 450 meter kunnen we nog op onszelf afleggen. We lopen lukraak door het paleis heen, zonder te weten waar we zullen uitkomen, wat we zullen zien. Sommige stukken zijn goed onderhouden, andere stinken uren in de wind. Een schoonmaker probeert wat roepies bij te verdienen door ons door die doolhof te leiden. Het spiegelpaleis & audiëntiehal zijn mooie architectonische kunstwerken, ik kan me goed voorstellen dat de maharadja hier een uitstekend leventje gehad heeft. Op onze terugweg naar de bus, worden we belaagd door souvenirverkopers, maar geen van hen kan ons overtuigen om hun waren te kopen. Terwijl we een cola drinken bij het wachten op de bus, praten enkelen met ons. Ze denken dat ik een ‘Hollywood-ster’ ben. Ik zeg hen op een geheimzinnige manier dat ik hier incognito ben…
Op de bus zijn er nog net 2 plaatsen achteraan die we inpalmen. De vrouwen die naast ons staan maken een opmerking over mij. Ik schiet in de lach en nu denken ze natuurlijk dat ik hen verstaan heb. Naarmate we Jaipur naderen, wordt het op de bus alsmaar drukker. Nu staan we echt op elkaar gestampt. Ons veevervoer heeft het wellicht beter dan wij hier. We murwen ons van de bus bij ‘Hawa Mahal’ (Paleis der Winden). Een zilverhandelaar komt naar ons toe en zegt dat we vanuit zijn winkel een mooi uitzicht hebben op het rode gebouw. ‘For free!’ zegt hij erbij. Ik loop met hem mee, gevolgd door Gabi, neem enkele foto’s & kijk zijn winkeltje eens rond. Wat later nodigt hij ons uit op de thee, nog steeds ‘For free’!
Op het drukke kruispunt aan de ‘Hawa Mahal’, nemen we de bus naar Galta (Rp5/2p). Als we afstappen, begint onze klim door de ondraaglijke hitte. Enkele jongetjes lopen met ons mee. Ik maak hen gek met mijn zogenaamde onwetendheid. Maar door hen wat later naar beneden te volgen langs het zigzagweggetje, ontlopen we de kassa. Wat we te zien krijgen is echter het toegangsgeld meer dan waard: naast ons leidt een lange trap naar beneden. Eerst zien we een wasplaats voor mannen, 50 meter lager zien we de wasplaats voor vrouwen & in de vallei zien we een tempelcomplex dat tegen de rotswand gebouwd is. Dit had ik totaal niet verwacht, dit vredige schouwspel. Vrouwen laten hun gekleurde sari’s drogen in de wind, mannen zitten naast elkaar, voeten in het water, apen klauteren over de rotsen. Op onze terugweg worden we terug begeleid door jongelingen. Terug de grapjas uithangen maar... Ik stel hen enkele vragen en doe alsof het niks is om die steile helling over te komen bij een temperatuur die boven de 45°C uitsteekt, hun daarbij uitdagen om toch nog iets sneller te stappen. Nat van het zweet komen we bovenaan de helling. Onder een afdak zien we een stil leven: enkele honden liggen uitgeteld door de warmte, twee mannen liggen ernaast, met op de achtergrond enkele apen. Schroeiend heet is het hier!
Met de bus gaan we terug naar het centrum van de stad, drinken vers geperst mangosap & gaan te voet naar een ingangspoort van de ‘Pink City’, waar we een fietsriksja nemen naar ons hotel. De riksjarijder verontschuldigt zich voor zijn omwegen die hij maakt. Doordat hij uit Mombay komt, kent hij hier zijn weg nog niet goed. We geven hem een kleine fooi.
’s Avonds gaan we nog eens de stad in. De motorriksjarijder is een praatgraag baasje. Hij wil ons wat dingen van zijn stad laten zien. Eerst rijden we naar de grootste cinema van het land, maar zonder ticket mag men er niet in. We passeren het in Brits koloniale stijl opgetrokken Albert Hall. Via een wirwar van straatjes komen we bij het gesloten City Palace, dan naar het waterpaleis iets buiten de stad. Onze chauffeur heeft een voorstel: hij brengt ons naar een dorp waar textiel gemaakt wordt. Kleren worden er geverfd, genaaid & bedrukt. De afgewerkte producten kunnen we kopen. We krijgen een korte rondleiding een winkel. Ik voel de bui al hangen! Onze riksjarijder zou graag een commissieloon opstrijken! Ik licht de verkoper in dat hij in ons geen tijd moet steken. Zonder kopen verlaten we de zaak. De riksjarijder is verwonderd dat we al zo snel terug zijn. Wat later stoppen we bij een olifantenhuis. De olifanten worden hier verzorgd, en geschminkt worden ze voor festiviteiten ingezet. Vandaag dus niet! Langs de weg zien we een trouwstoet voorbijtrekken. Een fanfare gaat de feestvierders vooraf, die geflankeerd worden door mannen met een constructie van groene TL-lampen in hun handen, die stroom krijgen van een generator die achteraan op een kleine vrachtwagen bevestigd is. Die vindingrijkheid toch! Als één van de lampendragers voor mij poseert, krijgt hij duwtje in de rug, hij moet doorlopen want de elektrische kabel komt te strak te hangen tussen hem en zijn voorganger. Aan de poort van de ‘Pink City’ worden we afgezet. We betalen de riksjarijder Rp150, wat hij te weinig vindt. Gabi geeft hem nog eens Rp50 extra.
We gaan te voet verder naar het hotel, kopen onderweg nog een fles rum die op het dakterras geopend wordt. Ik krijg een compliment van Gabi: ze vindt het fantastisch hoe ik met de plaatselijke bevolking omga. Tja, zo ben ik nu eenmaal. Respect voor iedereen...


19 juni 2005: ‘Pushkar’

Een motorriksja dropt ons aan het busstation. Ons busticket naar Ajmer is al besteld door de hotelbeambte. Wij moeten enkel de juiste bus weten te vinden. Geen gemakkelijke opgave. Er is keuze genoeg. Telkens wordt ons een bepaalde richting aangewezen. Na tien minuten hebben we het juiste platform en de juiste bus gevonden. Om 8h30 zet de bus zonder airco (Rp71/p.p.) zich in beweging om 2h30 later aan te komen in Ajmer. Daar stappen we direct van de bus, negeren de riksjarijders en vinden snel de bus naar Pushkar. De bus zit afgeladen vol, er komt heel wat wringwerk aan de pas voor we met de bagage kunnen opstappen. We staan compleet op elkaar geplakt, soms geef ik iemand een stootje met mijn rugzak. Ze moeten maar niet met vier personen op een plaats zitten voor twee. Na een half uur hobbelen en zweten komen we aan in het Ajmer busstation te Pushkar. Een vriendelijke kerel komt op ons af en vraagt of we vervoer willen hebben. Wat later zitten we beiden in de laadbak van zijn lichte bestelwagen. Ik toon hem het adres, gekregen van Dirk & Anneke, van ‘Nanu’s Garden Retreat’ en hij vertrekt. Zijn ogen doen uitschijnen alsof hij het adres niet kent. Hij stopt ergens, vraagt de weg. Die persoon kent het adres ook niet en stelt voor om eventueel bij hem te overnachten. We weigeren en zeggen dat we dit adres zeker moeten vinden. De man zegt dat we altijd naar hier mogen terugkeren als we het adres niet vinden. Na wat vraagwerk en een lang stuk gereden te hebben, vinden we het. We betalen de chauffeur, maar die klaagt dat het te weinig is. Alweer! Nanu zegt dat we hem nog Rp5 moeten bijgeven om van zijn gezaag af te zijn. Later vertelt Nanu dat de chauffeur dit adres maar al te goed wist zijn, maar dat hij bij de andere persoon een commissie kon opstrijken van Rp50…
We logeren buiten het centrum van de stad, totaal in de natuur. Onze kamer wordt ontstoft op het heetst van de dag. Een ventilator wordt omhoog gehangen, een matras wordt op de grond gelegd. Voor ons is alles goed… Langs bloemenvelden en zandwegeltjes bereiken we een brugje dat over het meer naar het centrum van Pushkar leidt. ‘No shoes allowed!’ Damn! We zijn verplicht onze schoenen uit te trekken, maar opnieuw hetzelfde probleem: door de hitte branden die stenen onder onze voeten. Een sprint wordt ingezet totdat de pijn niet meer te harden is. Achter ons zien we een hindoe op het gemakje afkomen. Hij heeft geen last van de hete stenen. Als hij ons passeert zien we dat hij slippers draagt, en hij gebaart ons om onze sandalen aan te trekken. Bij het binnenkomen van de stad zien we bedelaars zitten met één been of zonder benen. Kinderen komen geld en eten vragen. Het maakt ons onwennig. We krijgen een bloem in de hand gedrukt, het begin voor het verkrijgen van het Pushkarpaspoort (= koordje dat rond de pols gebonden wordt). Elke toerist moet hier op in gaan, of hij wordt constant lastig gevallen. We moeten de bloem in het Heilige Meer gooien, ondertussen mee prevelend met de man. Waar het eigenlijk om draait is dat we een donatie moeten schenken aan de Pushkargemeenschap voor het bekostigen van de talrijke sadhus die hier naar het Heilige Meer komen. Alles draait rond reïncarnatie, dat we allemaal dezelfde mensen zijn. Dat we niks kunnen meenemen als we sterven, en daarom beter nu, nu we nog kunnen, anderen laten meegenieten van onze rijkdom in de vorm van een grote donatie. Ik betwijfel of onze donatie wel echt bij de gemeenschap terecht komt! Ik zeg Gabi dat we het maar beter geloven, dat we ons anders slecht zouden voelen.
In de winkelstraat worden we constant lastig gevallen. Door bedelaars, kinderen die om eten smeken, sadhus die geld vragen, kinderen die met muziekinstrumenten ‘Broeder Jacob’ spelen, in de hoop om enkele roepies te krijgen. Pfff… Het maakt er onze stemming niet beter op! Als we de Brahmatempel willen binnen gaan, doet iemand teken dat we onze schoenen moeten uitdoen. Geen probleem, die steken we in de rugzak. Toch een probleem! We moeten ze in een bakje zetten. ‘No charge’ wordt ons verteld. We krijgen bloemen toegestopt en gaan op eigen houtje de tempel binnen. We lopen er wat rond, leggen de bloemen bij enkele afgodsbeelden neer & gaan dan de trap af naar buiten, terwijl mensen hun lege handen naar ons reiken. Amai! Beneden gekomen moeten we natuurlijk wel betalen voor het in bewaring geven van onze sandalen. Het wordt hier echt wel een sombere stemming. Kinderen volgen ons, nog steeds smekend om eten. Het maakt ons misselijk. Als je iets geeft, is het nooit genoeg. Geef je niks, dan voel je alsof je geen medeleven getuigt. Het is moeilijk om die tweestrijd van ons af te zetten. Iets uit het centrum zetten we ons neer op de bovenste trap van een ghat met uitzicht op het meer. Een man komt naast me zitten & begint te vertellen over zijn leven, zijn godsdienst, de zonnemantra. Ik krijg er opeens een goed gevoel bij. Als hij weg is, overlopen we onze dag, spreken over onze godsdienst. We voelen ons beiden open bloeien! Weg zijn de zorgen van enkele uren geleden…
Als we muziek horen, lopen we op het geluid af. In een steegje doet een man teken dat we de deur mogen binnengaan. Een groep muzikanten bespelen hun instrument op de grond, twee zangers gaan met elkaar in duel. Gesluierde vrouwen doen teken om naast hen te komen zitten & ze spreiden een stoffige mat voor ons uit. Het optreden wordt integraal gefilmd. Als de camera over het publiek glijdt, blijft die een gehele tijd op ons gericht, terwijl de muzikanten in het donker zitten. Zelfs de airco wordt op ons gericht. Na een halfuurtje vertrekken we. Ik geef een bedelaar enkele muntstukken, voel me zoveel beter dan deze namiddag.
In ‘Nanu’s Garden Retreat’ installeren we ons buiten, drinken rum vermengd met zoete sinaasappel & citroen. We bekijken de sterren & genieten van de rust…


20 juni 2005:’Pushkar’

Ik sta op om zeven uur. Nanu is al bezig in de hof, bijgestaan door zijn vrouw. Ik ga bij hen zitten om wat met hen te praten. Dan vul ik enkele emmers water. Eén om het toilet door te spoelen, een andere om me te wassen. Hmm, eens lekker primitief doen!
Rond 9h30 vertrekken we naar de stad. Uitgedorst komen we er aan. Terwijl ik enkele foto’s van het meer neem, wat eigenlijk verboden is, gaat Gabi op zoek naar enkele flessen water. We drinken beiden een fles van één liter in één ruk uit! We lopen de straatjes in, weg van de markt. Deze keer zien we een totaal ander Pushkar. We mogen foto’s nemen van vrouwen in traditionele klederdracht. Kinderen komen naar ons toe, ze willen allen op de foto. Uiteindelijk komen we terug aan het meer uit. We stappen terug naar Nanu’s om te ontsnappen aan de bedelende menigte. We krijgen thee aangeboden. Nanu & Elka komen erbij zitten. We krijgen hun trouwfoto’s te zien, en zoals ze tegen elkaar bezig zijn, elkaar aankijkend, lijken ze nog altijd straalverliefd op elkaar.
We gaan nog gauw eens terug naar de stad om geld te wisselen. Ik koop er handgemaakte wierookstokjes, een Shivamantra & folkmuziek van Rajasthan. Terug bij Nanu’s is Elka bezig met het maken van chapatis. We mogen plaatsnemen op een doek buiten op het terras, waar het eten geserveerd wordt. Ondertussen is Nanu bezig met het irrigeren van zijn tuin. Dan komt de verteller in hem los. De hele avond vertelt hij verhalen over Biegel & de koning. Telkens komt het er op neer dat je verstandig moet handelen. Hij vertelt dat als je goed bent voor anderen, zullen de anderen ook wel iets terug geven. Nanu bedenkt de verhalen zelf & is blij om ze met ons te kunnen delen. En hij blijft maar praten. Als hij na zijn zoveelste Biegelverhaal mijn ogen ziet ronddraaien in hun kassen, zegt hij dat we maar beter zouden gaan slapen…


21 juni 2005: ‘Bundi’

Nanu is vandaag niet te zien. Hij heeft een briefje achtergelaten waarin hij ons bedankt en schrijft dat wij ‘goede mensen’ zijn. We nemen afscheid van Elka & stappen, nu gepakt en gezakt bij meer dan 45°C, naar de bushalte. Als we aan het brugje komen, twijfelen we niet; geschoeid stappen we ongestoord verder. De bus (Rp5/p.p.) stopt in Ajmer midden op straat. We moeten de hoek om naar het busstation voor de bus naar Bundi (Rp148/p.p.). Hobbel de bobbel, het traject van amper 165 km wordt in 5 uur afgelegd! We zitten achteraan, elke put of steen komt hier hard aan. Ik begin serieus wat pijn te voelen. Het regent hard, het begin van de moesson. Eén voordeel: de temperatuur daalt snel met enkele graden, toch blijft het warm. In Bundi nemen we onze intrek in een familie guest house. We nemen een kamer naast de patio. De kamer ziet er verzorgd uit. Er is water, doch geen elektriciteit, maar die is op dit uur nergens te vinden in de stad. Pinky staat ons te woord, een echt spraakwater. Ze verzekert ons dat dit het beste adres is, met de heerlijkste maaltijden.
Als we een ommetje maken, worden we belaagd door kinderen. Ik begin er wat mee te ravotten, maar als ik merk dat ze te wild worden, knijpen we er snel tussenuit. Van op een dakterras worden we uitgenodigd voor de thee. De ganse familie komt rond ons zitten & stellen ons heel wat vragen. Als we willen vertrekken, houdt de man ons tegen: ‘Blijf nog wat, nog tien minuten, please’, smeekt hij. Als we veel later dan verwacht bij het guest house aankomen, kijkt Pinky opgelucht. Ze was ongerust, wou ons al komen zoeken. Terwijl we eten, trekt ze gekke bekken van aan de kookpotten. Ze kan geen moment zwijgen, wil alles weten, wil alles vertellen. Echt een toffe! Als de lekkere maaltijd op is, komt ze er bij zitten & tettert ze de ganse avond verder…


22 juni 2005: Bundi

In de ochtend rijden we per riksja naar het treinstation voor het bestellen van ons ticket voor morgen. Dezelfde riksja zet ons later af aan de ingang van het ‘City Palace’. Bij ons bezoek aan het paleis krijgen we uitleg van de gids, die elke deur die we binnen stappen moet openmaken met een sleutel. We krijgen uitleg over hoe het leven hier in de tijd van de maharadja aan toe ging, en te zien aan de kijkgaten die zicht schenken op de vrouwenverblijven, veronderstel ik dat hij zich hier goed geamuseerd moet hebben. Ook aan de hand van de muurschilderingen, krijgen we een beeld van intertijd. Van hierboven hebben we een goed zicht op de pastelblauw gekleurde stad. Na onze drankvoorraad aangevuld te hebben, beslissen we om ook het hoger gelegen fort te bezoeken. Plots houdt de weg op & moeten we ons een weg banen door de struiken, totdat we terug op het pad komen. Door twee poorten binnen te gaan, krijgen we toegang tot het fort. Het ziet er volledig verkommerd uit. Ik zie uit een raam een aapje zitten en ga dichterbij om een foto te nemen. Als de moeder op de proppen komt en haar tanden ontbloot, vind ik het raadzaam om op mijn stappen terug te keren. In een ander gebouwtje zie ik een kolonie zwartkopapen schuilen voor de zon. Hmm? Het lijkt me niet raadzaam om dichterbij te komen. Ik zeg tegen Gabi om er naartoe te gaan. Ze kijkt me bedenkelijk aan en aarzelend schuift ze enkele voetstappen in de richting van de apen. Ik schiet in de lach en zeg dat ik wel als eerste zal gaan, eventjes de held uithangen! Als ik op enkele meters genaderd ben, zie ik pas hoe groot die horde is en als er eentje mijn richting uitkomt, zet ik snel enkele stappen achteruit en zeg dat het de moeite niet is om er foto’s van te nemen. Ik zou echt niet aangevallen willen worden door die grote mensapen. Vanaf dan zijn we behoedzaam, want achter elke rotsblok of struik zouden we wel eens ongewenst bezoek kunnen krijgen. Van op de toren van het fort hebben we een prachtig uitzicht over de omgeving. Als we terug naar beneden gaan, volgen we de officiële weg. Hoe we die daarnet kunnen missen hebben, is me een groot raadsel. Te veel gebabbeld zeker?
Op het marktje worden we al aan het eerste stalletje uitgenodigd om thee te drinken. Terug dezelfde vragen, dezelfde antwoorden. De eerste lichting kaartjes zijn geschreven, en nu gaan we op zoek naar het postkantoor op slechts tien minuten wandelafstand. Maar al gauw worden dat er dertig en zelfs nog langer. Uiteindelijk zijn we er & overhandig ik de postkaarten aan een beambte. Een vrouw komt erbij staan en neemt ze over, en vraagt ondertussen wat ze er mee moet doen. Ze stapt doorheen het postgebouw, wij volgen. Overal liggen stapels boeken. In die wanorde kunnen ze volgens mij niks meer terug vinden. Ze vraagt ergens zegels van Rp4. Iemand antwoordt dat het Rp8/stuk moet zijn. Ze draait zich om en wandelt statig naar een ander bureau, waar een poststempelmachine van onder het stof gehaald wordt. Eén voor één steekt ze de postkaarten door de machine, waar die na een stempel gekregen te hebben, uitgekatapulteerd worden en op de grond vliegen. Als we het postkantoor buiten stappen, hebben al zo’n 6 à 7 man de postkaarten gezien. Zoals beloofd zoeken we het gezin, dat ons gisteren uitgenodigd had, nog eens op om foto’s te nemen. De gastheer is verbaasd dat we onze afspraak nakomen, maar voelt zich zeer vereerd. Hij leidt ons rond in zijn huisje, schotelt ons versgemaakte chapatis voor & poseert daarna met zijn gezin voor de digitale camera. Ik beloof ten stelligste dat ik hem de foto’s zal laten bezorgen.
We hebben nog wat tijd om inkopen te doen op de markt. Ik stap een schoenenkraam binnen en pas enkele lederen instekers. Zijn vraagprijs is Rp200. Normaal zou ik tot Rp130 kunnen gaan, de prijs voor Indiërs, maar door zijn vriendelijkheid en zijn gevoel voor humor schud ik hem de hand bij Rp160. In een ander kraam wordt er saffraan gekocht, en na een babbel met een muziekhandelaar haasten we ons terug naar het guest house, want daar zit Pinky ons al op te wachten.
Voor de tweede avond op rij, tracht ik elfje thuis op te bellen. Bij de eerste telefoondienst krijg ik geen gehoor. Bij de andere, enkele huizen verder, ook niet. Een persoon die bij mij aan de tafel zit, heeft ondertussen ook al elfjes nummer ingedrukt op zijn gsm en gaat naar buiten om een eventuele betere verbinding te hebben. Terwijl ik nog enkele malen probeer, komt de andere persoon binnengelopen en overhandigt mij zijn mobiele telefoon. Ik krijg nog een stukje van een voice mail te horen, gevolgd door een biep. Ik stamel iets in de telefoon, niet wetend of dit het juiste nummer is, terwijl vier personen rondom mij staan. Van privacy gesproken! Ik hang op en verstuur daarna met zijn gsm nog een sms. Bij de tweede poging krijg ik ‘bericht ontvangen’ binnen. Gelukt!
Op de patio zitten Pinky & Gabi nog steeds aan het tafeltje. Pinky tekent een Ganesha, de beschermheilige voor reizigers, in mijn dagboek. Ik voel me vereerd, krijg heel wat genegenheid van haar.


23 juni 2005: ‘Bharatpur’

We kunnen amper twee uur slapen. Midden in de nacht, om drie uur staat de ganse familie op om ons uit te zwaaien. Per motorriksja worden we naar het busstation gebracht. Het is hier geen aangename bedoening, zo ’s morgens vroeg. De grond en banken liggen vol slapende mensen, het is er vies, vuil, het stinkt zoals overal langs de kant van de weg. Een gek roept wat in het wilde weg en slaat met zijn handen op de banden van een stilstaande bus. Mensen lachen, ik wil hier zo snel mogelijk vandaan. Rond 4h15 komt de bus naar Kota (Rp36/2p.) aangereden & kunnen we ontsnappen aan deze ellende. In Kota nemen we de trein naar Bharatpur. De 240 km worden in 3h40 overbrugd, een snelheidsrecord. We nemen onze intrek in het Sunbird hotel, gelegen vlakbij de ingang van het Keoladeo National Park en nemen een siësta. Gabi maakt me wakker. Ze heeft enkele vonken zien springen bij de airco. Ogenblikkelijk wordt er een elektricien opgetrommeld, die het probleem op een kadukelijke wijze herstelt.
We zoeken een internetcafé op. Nergens is er verbinding, het is te slecht weer. Hier spreekt men van 48°C in de schaduw, zo voelt het ook aan. We stappen dan maar binnen op de dienst toerisme, waar we een zout pompelmoessapje voorgeschoteld krijgen. Goed voor de dorst, maar voor de rest…
Een riksjarijder neemt ons mee naar het centrum van Bharatpur, en maakt er ongevraagd een toeristische rondrit van. Wel gemakkelijk & ondertussen zitten we ook beschut tegen de miezelende regen. Na zijn rondleiding laten we ons afzetten in de kleine straatjes, met kraampjes & stalletjes die men overal in India terug vindt. Als ik een hond tracht te fotograferen die op een muurtje ligt te zonnen, stelt die zich recht en legt zich enkele meters verder. Hmm! Ik stap terug op hem toe en net als ik wil afdrukken, wandelt hij tot groot jolijt van de Indiërs terug weg. Na de vijfde poging geef ik het op, de Indiërs heb ik genoeg vermaakt voor vandaag! We laten ons met de fietsriksja terug afzetten aan het internetcafé. De temperatuur is enkele graden gedaald, maar nog steeds te hoog voor de goede werking van de computers. De telefoon gaat wel, en aan de andere kant krijg ik elfje aan de lijn. Elfje wil zo veel vernemen. Ik ben zo blij haar te horen. Ik krijg een krop in mijn keel, klap dicht, weet niet wat te zeggen. Zou haar zo graag bij mij hebben…


24 juni 2005: ‘Keoladeo National Park & ‘Fatehpur Sikri’

Per fiets, nog snel door twee Indiërs gerepareerd, rijden we naar het Keoladeo National Park. Iemand biedt zijn gunsten als gids aan. We huren hem één uurtje in, daarna zien we zelf wel wat voor vogelsoorten we tegenkomen. Keoladeo is een waar vogelparadijs, maar in deze periode zijn er heel wat minder vogels te zien dan in de rest van het jaar. De aandacht van de gids gaat uitsluitend naar de vogels die hij met een verrekijker bespiedt. De jakhals die bijna voor zijn voeten loopt, merkt hij niet eens op. Na een uurtje en het betalen van Rp70, zijn we van de gids af & kunnen we op onszelf het park rondrijden. Een leguaan, op zijn minst 1 meter lang, verstopt zich als ik van de fiets afstap om hem te fotograferen. Twee jakhalzen verschieten zich een ongeluk, als ze net voor onze wielen lopen. De antilopen houden wat meer afstand, dichter dan op 30 meter komen we niet. Als we op een bankje genieten van de rust & enkele mango’s bekijk ik de digitale foto’s. Door het zonlicht verblind, formatteer ik onbewust de ganse kaart. (gecensureerd: hier stond het f***woord!) Al mijn foto’s van het park weg, maar wat erger is, ook zijn de foto’s gedeletet van de familie in Bundi! In een haast maak ik nog wat foto’s van het park, maar de rood gekleurde gekko heeft niet meer op mij gewacht. Gelukkig heb ik nog foto’s op mijn analoog toestel, maar de mooiste zijn weg. Als de onweerswolken komen overdrijven, rijden we vlug naar het hotel terug. Gabi heeft haar horloge verloren, vanaf nu wordt het schatten naar de tijd…
Als we met de rugzak gepakt terug buiten komen, ervaren we hoe de moessonregen aanvoelt: nat! Door de regen stappen we naar het kruispunt voor de bus naar Fatehpur Sikri. Mensen schuilen onder enkele kleine afdakjes. Wij mogen het politiegebouwtje in en krijgen zelfs een stoel aangeboden. Een jeep komt aangereden en de eigenaar vraagt of we met hem willen meerijden voor Rp20/p.p. Daar moet ik niet over nadenken en 20 minuten later worden we aan het gevraagde hotel afgezet. Als ik vraag of het mogelijk is tot internetten, lijkt dit hier geen probleem te zijn, enkel de telefoonverbinding werkt niet!
Na het ophouden met regenen, brengen we nog een bezoek aan de grote moskee, een kopie van die in Mekka. Een student klampt ons aan en leidt ons ‘gratis’ rond in deze indrukwekkende moskee. Mijn fototoestel begint tegen te pruttelen, geslagen door de warmte of door de vochtigheid. Vakkundig wordt ons de hele geschiedenis uitgelegd. Of we een wens willen doen? Daarvoor moet je een doek kopen, het geld gaat naar hulpbehoevenden. De kleinste doek kost Rp100, maar daar kan ik 2 wensen voor doen. Hierover moet ik niet twijfelen! De doek leg ik onder het baldakijn, strooi er enkele bloemen over & de twee koordjes bind ik aan het raam, ondertussen denkend aan mijn wensen. Na de rondleiding geven we hem Rp50. ‘Is dat alles’ vraagt hij. Als we dit uitdrukkelijk bevestigen, gaat hij weg, waarschijnlijk zijn commissieloon gaan opvragen bij de verkoper van de doeken. We stappen naar de wat verder gelegen minaret. Bij zonsondergang krijgen we van daarboven een in rode gloed gelegen moskee met voorliggende gebouwen te zien.
In de donkerte lopen we de bazaar in. Door de hevige regenval ligt het hier vol met slijk & modder. De locale bevolking is verbaasd om hier toeristen te zien. Een kapper roept ons binnen voor de thee, en ziet in mij een potentiële klant. Ik stem enkel toe in een hoofdmassage. De filmsterren die op de posters prijken en de talrijke kinderen rondom ons kijken naar het gebeuren. Mijn schouders worden onder handen genomen, dan mijn schedel en daarna mijn gezicht. Met een plantenspray spuit hij water op mijn hoofd en gezicht, mijn ogen duwt hij geregeld in hun oogkasten. Ik geniet, alsook de talrijke omstanders om ons heen. Mijn haren worden volledig uitgekamd & als een filmster verlaat ik zijn zaak…
In het hotel waag ik nog eens mijn kans tot internetten. Het probleem met de telefoonverbinding is verholpen, maar deze keer laat de elektriciteit verstek gaan.


25 juni 2005: ‘Fatehpur Sikri & Agra’

Bij de ochtendzon neem ik nog wat foto’s van de moskee, en daarna gaan we het nabij gelegen paleis bezichtigen. Iemand stelt voor om onze gids te zijn. Ik weiger resoluut, want vandaag heb ik geen zin in geleuter. Met onze reisboeken & brochure kunnen we ons wel behelpen, al is het soms moeilijk in te schatten welke uitleg bij welk gebouwtje past. Telkens als er een groep met gids passeert, leggen we ons oor te luister om toch wat extra informatie te verkrijgen. Elk paleis komt op hetzelfde neer. De keizer heeft ministers, daarvoor de ruimte voor audiëntie. Zijn vrouwen hebben een aparte ruimte waar enkel zij mogen komen. Dan nog een gebouwtje voor het bewaren van zijn schatten, eentje voor zijn geneugten… De audiëntiezaal maakt de meeste indruk op mij, maar door de overvloed eraan, lijken op de duur al die paleizen gewoontjes. Om kwart na negen zijn we het paleis al terug buiten. Tijd genoeg dus om deze namiddag nog af te zakken naar Agra.
We nemen vooraan plaats in de bus (Rp15/p.p), net naast de versnellingspook & naast het grote gat waardoor we de weg onder ons zien voorbijglijden. Mijn voeten verbranden bijna doordat ik die moet plaatsen op de oververhitte beschermingskap van de motor. De 40 km worden in één uur overbrugd! Bij onze aankomst hebben we een discussie met een riksjarijder. Uiteindelijk worden we voor Rp50 naar het hotel Kamal gebracht, van waaruit we van op het dakterras een zicht hebben op de statige Taj Mahal. En dan… eindelijk! In het schuin tegenover gelegen internetcafé kunnen we contact zoeken met het thuisfront. We voelen ons beiden als herboren als we er drie uur later buiten stappen. Het is haast niet te geloven wat internet en het bijhorende nieuws van vrienden hier teweegbrengt. Het elfenbriefje wordt door Sahil netjes uitgeprint. Sahil, de gebrekkige uitbater van het internetcafé zegt dat ik hoogst waarschijnlijk veel vrienden heb, omdat ik zo vriendelijk tegen hem ben & grapjes maak. Echt leuk om zoiets te horen…
En dan in razende vaart, de motorriksja doet zijn werk, gaan we naar het Rode Fort (Rp250/p.p.). Bij de ondergaande zon hebben we de mooiste lichtinval op de marmeren zuilen van de gebouwen. In de verte, aan de oevers van de rivier, zien we zelfs de Taj Mahal. We bestellen ons treinticket naar Jhansi voor morgennamiddag en worden daarna afgezet bij een restaurant. Als we na onze paar brokjes geitenvlees naar het hotel wandelen, lopen we door kaarsverlichte straten. De elektriciteit is weer eens uitgevallen, wat een gezellige sfeer met zich meebrengt…


26 juni 2005: ‘Agra & Orchha’

Om half drie word ik wakker, het is echt te heet om te slapen. Gabi ligt ook te woelen & staat later op om de deur open te zetten. De airco laten we bewust afstaan, doordat we door het geluid ervan heel zeker de slaap niet kunnen pakken. De hitte van 49°C overdag, mat ons ook ’s nachts af…
Om zes uur staan we aan de poorten van de Taj Mahal (Rp500/p.p.), om zo als eersten te kunnen binnen gaan. Na een grondige controle, waarbij men mijn zakmes niet vindt, hebben we een mooi zicht op de Taj Mahal. Ik kan foto’s maken zonder de massa toeristen die hier dagelijks naar afzakken. Als we dichterbij komen staat de marmeren koepel te glimmen in de opkomende ochtendzon. We geven onze sandalen af & kunnen dan de twee graftomben bewonderen binnenin. De ‘tear on the face of eternity’ heeft een poëet ooit geschreven, naar het verdriet van Shah Jahan die bij het overlijden van zijn favoriete vrouw in 1631, een reusachtige graftombe laat optrekken in volledig witmarmer. We installeren ons aan één van de minaretten en doornemen onze reisgidsen. Terug geeft de Rough Guide de meeste informatie. We slenteren nog wat door de tuin, steeds genietend van het kunstwerk op de achtergrond.
Ontbijten doen we in de buurt van het hotel waar nog maar net een nieuw restaurant geopend is. Als we de rekening vragen, krijg ik pen & papier in de hand gedrukt. Ik moet de prijs zelf uitrekenen, zelf is de eigenaar analfabeet.
In de trein naar Jhansi zitten we met vier op de plaats voor drie, behoorlijk dicht op elkaar geplakt. En met de tralies voor de ramen, voel ik me als een dier opgesloten in een kooi. Ik heb geen goed gevoel en tracht wat te slapen, maar ofwel moet er iemand passeren, ofwel wordt er aan mijn arm getrokken. Als ik dan de ogen open doe, zie ik telkens weer een gedrocht (sorry voor het taalgebruik) voor me staan, die zijn hand naar mij uitsteekt om een aalmoes in ontvangst te kunnen nemen. Zelf heb ik geen klein geld meer in mijn zakken, en ik zie dat ook Gabi op haar ongemak begint te zitten bij al dit gebedel. Het begint dan ook nog eens flink te regenen & zo blijft het ook tot we in Jhansi afstappen. Hoe geraken we vandaag nog in Orchha? Met de taxi kost het ons Rp400, met een pre paid motorriksja Rp150 en met de bus Rp8. Als we uiteindelijk besluiten om met de bus te gaan, duidt iemand zijn grote nieuwe riksja aan voor Rp100. We nemen zijn aanbod aan, tot groot ongenoegen van zijn collega-riksjarijders. Na wat duw- en stampwerk vertrekken we, om een half uur later in Orchha aan te komen, waar we onze intrek nemen in het Fort View Guesthouse, zijn naam waardig. ’s Avonds gaan we op verkenning en zijn verbaasd van de gezelligheid & vriendelijkheid die in het dorp heerst. Bij ‘Bholau’, een restaurant op de hoek, kan ik zelfs een pint bestellen maar die moet ik wel onder tafel verstopt houden. Alcohol is ook hier verboden!


27 juni 2005: ‘Orchha’

Mijn kleren die aan de wasdraad hangen zijn deze nacht ten prooi gevallen aan de hevige moesson. Met net dezelfde kleren die ik gisteren om het lijf had, moet ik vandaag verder.
De tweede lichting kaartjes worden gepost. Hier gaat het vlot, maar zelf moet ik op elk kaartje drie zegels kleven (Rp8) die daarna zorgvuldig & met luide knal afgestempeld worden.
We steken de brug boven de uitgedroogde rivier over en bezoeken het Jahangir Mahal & Raj Mahal. We schuimen elke verdieping af en zijn verbaasd over de vele kamertjes die uitzicht geven op het centraal gelegen binnenplein. Het is mooi dwalen door deze mooie architectuur, en we zijn verwonderd over dit sprookjesachtige paleis. Bij het rondlopen, moeten we wel oppassen voor de gaten die in de wandelgangen zitten & voor het ontbreken van leuningen op de balkons. Beneden zien we een tractor rondjes rijden met een grote steen achter zich aan. Bij navraag wordt ons duidelijk gemaakt dat men een geul aan het maken is die als fundering dienst moet doen. Als we de kamelenstalling passeren, zien we toevallig de oorspronkelijke ingang van het paleis, die geflankeerd wordt door twee mooi uitgehouwen olifanten. Vlak ernaast zien we de toegang tot de gewelven. Drie kinderen lopen achter ons aan. Met het licht van een aansteker gaan we de gewelven enkele tientallen meters in, maar het is er te donker. Bij het terugkeren maak ik de kinderen aan het schrikken met mijn luid gegrom.
Terug in het dorpje drinken we iets in een klein winkeltje. Het is amper 2 m² groot, maar toch worden er ons twee stoelen aangeboden tussen de uitgestalde producten & krijgen we de koele lucht van een ventilator op ons gericht. Wat een luxe! Op het dorpsplein zijn enkele sadhus muziek aan het spelen. Als we wat staan te luisteren, krijg ik een vreemd muziekinstrument in de handen gedrukt & de muzikant in mij probeert wat men hen mee te tokkelen, wat positief onthaald wordt. Via enkele smalle trappen die de verdiepingen van de Chatturbuj Mandir met elkaar verbinden, komen we op het dak van de tempel, van waaraf we de bedrijvigheid op het dorpsplein bekijken en waar we een uitstekend beeld over gans Orchha hebben. Wat verder op een heuvel staat een klein tempeltje. De sadhu doet teken om binnen te komen & toont ons zijn tabernakel gewijd aan Rama. Ik neem een foto & geef hem Rp10. In ruil krijgen we zijn zegen, een rode streep op ons voorhoofd. Hij biedt ons thee en zelfs chapatis aan, wat we beleefd weigeren. Uit zijn offerkistje neemt hij 1 euro en vraagt hoeveel dit waard is. Ik geef hem Rp50 in ruil… Bij een rondleiding in de Lakshminarayan Mandir krijgen we uitleg bij de talrijke muurschilderingen. Bij het horen van zoveel godennamen, besluiten we om eens een lijst op te stellen met de voornaamste goden, hun vrouwen en reïncarnaties. Dan horen we gefluit: de Zweed, Për, die we enkele uren geleden tegenkwamen, zit te genieten van het uitzicht & van het koele briesje. Hij besluit om samen met ons naar het dorp terug te keren. Hij vindt het raar dat ik zo snel met de mensen praat, hun stalletjes binnen ga, contacten leg. Hij moet nog veel leren!
Met Gabi ga ik naar de ruïnes van enkele tempels en gedenktekens, gelegen naast de Betwa-rivier. We lopen een tempel in, zien een graftombe en terwijl vogels over onze hoofden de tempel in & uit vliegen, klimmen we verder naar boven. Terug een adembenemend uitzicht. We zien gieren rond de nabijgelegen torens vliegen. We volgen de oever, om wat verder plaats te nemen op enkele rotsen middenin de rivier, genietend van de zonverhitte stenen. Een aap komt ons verstoren. Van op enkele meters afstand gromt hij naar ons & laat hij zijn tanden zien. Hoogst waarschijnlijk liggen we op zijn pad, welk hij gebruikt om de rivier droog te kunnen oversteken.
Op de terugweg naar het dorp doet een vrouw teken om haar kind te fotograferen. Met de grote camera langszij en met de digitale in de hand, richt ik op het kind. Een koe die traag afgewandeld langs mij komt, mikt zijn horens met volle kracht op mijn zware lens. Tsak! Als ik mijn camera omdraai zie ik dat mijn UV-filter tot een puzzel van duizend stukjes herleid is. Als wraak neem ik me voor om vanavond rundvlees te eten!


28 juni 2005: ‘Khajuraho’

Terwijl ik ’s morgens zit te schrijven met uitzicht op de uitgedroogde rivier & paleis, zie ik mensen met een potje in de hand zoeken naar een struikje of gepaste steen om hun gevoeg te doen. Ik zie hen hurken om vijf minuten later terug recht te komen & nog steeds met het zelfde potje in de hand geklemd, de omgekeerde richting uit te wandelen. Ik vraag me af waar men zal moeten zitten als de moesson het water in de rivier zal doen stijgen…
Për heeft besloten om enkele dagen met ons mee te reizen. Met ons drieën kruipen we achter in een motorriksja. Aan een spoorwegovergang, moeten we wachten op een trein die maar niet afkomt. Aan beide zijden van de overgang neemt het verkeer de hele rijweg in beslag, met als gevolg dat bij het omhoog gaan van de barelen, het verkeer zich terug in elkaar moet vlechten. Om 10h15 worden we afgezet aan de halteplaats voor de bus naar Khajuraho. Nog een uurtje wachten…
Tegen 11h komen er enkele taxichauffeurs opdagen, die ons voor Rp1400 naar Khajuraho willen brengen. Als er nog 2 toeristen afkomen, kunnen we al voor Rp250/p.p. mee. Ik stel Rp200 voor, de chauffeurs Rp240/p.p. Dan proberen ze ons bang te maken & zeggen dat er regelmatig geen bus afkomt. Iemand anders komt met me onderhandelen: voor ons drieën Rp200, voor de andere 2 Rp250/p.p. Ik glimlach en zeg dat ik een eerlijk iemand ben. De taxichauffeurs beamen dat. Grappig! Dan komt de bus een kwartiertje over tijd aangereden. We rijden mee voor Rp96/p.p. Bij het aanreiken van Gabis’ rugzak, voel ik iets trillen. Mijn ladyshave zegt ze. Ja ja… Onderweg horen we een luide knal, de bus rijdt verder. Als we Charatpur binnenkomen, stopt die & iedereen moet eraf. Een band is gesprongen & kan niet direct gemaakt worden. We krijgen zelfs geld terug betaald, Rp26/p.p. ter waarde van het nog af te leggen traject. Men stelt ons voor om de laadbak van een jeep af te huren. Met 6 personen kunnen we die krijgen voor Rp350. Op die manier komen we als dusdanig comfortabel in Khajuraho aan, waar we afgezet worden aan het Zen Hotel.
Die avond gaan wij gedrieën wat souvenirwinkeltjes af. Vandaag koop ik niet. Door mijn stilzwijgen gaan de prijzen al voor meer dan de helft naar beneden, zonder dat ik zelf moet afbieden. De anderen staan verstomd. We gaan bijna de ganse straat af, maar als ik bewust een winkel oversla, krijg ik verwijten naar mijn hoofd geslingerd van de jonge eigenaar. Ik stap op de ongelikte beer toe & zeg hem dat ik niet van zijn manieren hou. Hij druipt af. Ook een andere verkoper, wat verder in de straat, stelt zich arrogant op. Ik zeg hem dat hij wel wat vriendelijker tegen toeristen zou mogen zijn. Dan glimlacht hij & vraagt ons binnen. Ik draai me om en vertrek, de rest volgt. In ieder geval weten de verkopers al dat ik op zoek ben naar een dansende Shiva…


29 juni 2005: ‘Khajuraho’

Met de fiets gaan we enkele ‘erotische’ tempels in de omgeving verkennen, en worden begeleid door twee jonge gasten op de motorfiets. Bij de Eastern group, verschaft iemand ons uitleg over de tempels. Serieus ‘boring’! We hebben echt geen zin in langdradige verhalen en dat laten we hem ook merken. Om de twee jonge gasten te ontlopen, blijven we in de tempelgroep op ons gemak ergens in de schaduw zitten. Als we heel wat later aan onze fietsen komen, zien we dat onze opzet geslaagd is. Enkele tempels later, fietsen we door de kleine straatjes van ‘Old Khajuraho’. Op het dorpsplein worden we terug aangesproken door de twee gasten. Ze hebben ons terug gevonden! Hun oom neemt ons mee naar een dakterras, waar we een mooi uitzicht hebben over de daken van het dorpje. Hij nodigt ons bij zich thuis uit en biedt ons thee aan. Langs zijn neus weg stelt hij voor om eens naar zijn winkel te komen kijken. Als ik zijn zolder opkom kan ik mijn ogen haast niet geloven: een hele ruimte vol met beelden in het brons, tin of andere legeringen liggen op mij te wachten! Maar als hij me vertelt dat ik de lotusbloem kan krijgen voor €85, de Ganesha voor €280 en een dansende Shiva voor €120, kijk ik uiterst verbouwereerd. De zachte vriendelijke man slaat over naar een gewiekste zakenman. Als ik begin te onderhandelen - maar hoe begin ik hier in godsnaam aan - gaat Për naar beneden, die ziet het niet zitten. Gabi slaat alles gade. Na drie kwartier kom ik de trap afgewandeld met de dansende Shiva & de lotusbloem in mijn handen, gekocht voor €60. De Ganesha heb ik moeten laten staan. De kerel kan niet meer lachen, het is niet van ‘you happy, me happy!’ We zitten nog wat beneden bij de familie, maar ik heb geen zin om te babbelen, de verkoper evenmin.
We laten onze fietsen staan & krijgen en begeleide wandeling door de twee gasten. In Old Khajuraho wonen de 4 kasten gescheiden van elkaar, de scheidingslijn wordt gekenmerkt door een verhoging in de straat. Elke kaste heeft zijn eigen school, eigen waterpomp, eigen ziekenhuis… Het is raar, maar voor ons, gewone voorbijgangers lijkt alles op elkaar. We maken kennis met de schoolmeester, stappen het schoolgebouwtje binnen en nemen plaats op een schoolbank. Hij geeft ons een boek waar we onze bedenkingen in mogen schrijven over het dorp. In het tweede boek mogen we onze donatie schrijven. Weerom van dat! Aan de muur prijkt een kaart van Europa, maar als ik hem vraag waar België ligt, moet hij me het antwoord schuldig blijven. Terug bij de fietsen gekomen, roept de verkoper ons nog eens binnen. Hij heeft voor Për drie metalen kikkers gevonden. De prijzen variëren: Rp8000, Rp4000 en Rp1800. Për begint al te zweten, zegt dat hij niet wil onderhandelen. Dan vraagt hij Për hoeveel hij wil geven voor de kleinste, maar mooiste kikker. Die antwoordt: Rp800. Ik verschiet! Voor de verkoper is dit nog steeds te weinig. Bang omdat Për hoger zou bieden, sta ik kordaat op en vertrek. Gabi & Për volgen, achterna gehold door de verkoper die zegt dat Rp800 uiteindelijk toch genoeg is.
Met de fiets rijden we naar de Western group, waar zich de mooiste tempels bevinden. Për is op zoek naar ‘the real porn’, ‘the hard stuff’, maar de kamasutra voorstellingen zijn karig. Maar af en toe valt ons oog op een erotisch tafereel. Për voelt zich bekocht en vertrekt naar het hotel, Gabi en ik lopen nog wat rond en zien dan een hele boel taferelen, zomaar weggeplukt uit de kamasutra. Terug in het hotel toon ik Për mijn laatste digitale foto’s. Hij kan er maar niet genoeg van krijgen. Die mist zijn vriendin nogal, denk ik.
In ‘Bella Italia’ gaan Gabi & ik eten. Als ik vraag hoeveel het bier kost, krijg ik Rp120 te horen. ‘Zoveel? Geef me dan maar een lemon-soda!’ ‘Geen bier?’, vraagt hij. ‘Ik kan je een korting geven van Rp20’. De lekkere pizza wordt uiteindelijk toch doorgespoeld met een grote pint. Als tip geef ik het van hem gekregen waardeloze briefje van Rp5 terug, waar een stuk in de zijkant ontbreekt.
Op weg naar het hotel kom ik de neef van de verkoper weer tegen. Ik zeg hem dat ik voor de Ganesha iets bij mijn prijs van deze namiddag wil doen. Hij vraagt of ik soms andere beelden wil zien, en enkele minuten later rijden we de stad uit, beiden achteraan op zijn motorfiets…


30 juni 2005: ‘Khajuraho’

Om zeven uur hebben we een (gratis) leraar yoga besproken. Onze matjes worden op het dakterras gespreid. De oefeningen zijn eerder eenvoudig, maar alle gewrichten worden eens losgemaakt, met een ontspannend gevoel tot gevolg. Hij geeft enkele nuttige tips. Tips om grijs haar te voorkomen, tips om goede ogen te houden, de beste manier om te slapen, een ademhalingsoefening… Na een uurtje is de sessie over, en wordt ons gevraagd om een bijdrage aan Shiva te schenken. De Rp 100 die ik geef, lijkt Shiva te ontgoochelen. ‘Is dit alles?’, vraagt hij. ‘Inderdaad, dit is alles!’ De foto’s die ik hem wou opsturen kan hij nu mooi op zijn buik schrijven.
Met Gabi huur ik een fiets om samen naar de ‘Southern’ tempels te rijden. De jonge gast staat me al op te wachten met de Ganesha in een zak. Hoeveel ik wil geven? In heb €35 in gedachten, maar ik zeg hem €30. We moeten maar bij zijn oom passeren, zegt hij. Ik antwoord als hij de Ganesha wil verkopen, dat hij dan maar om 14h terug aan het hotel moet staan. Als we de straat inrijden, hoor ik al stemmen vanuit de winkeltjes: ‘Belgium! Shiva! Ganesha!’ Ik haast me er voorbij. De eerste stop wordt het postkantoor, hetgeen echt wel snel werkt. De eerste tempel voor vandaag is Bija Math, gelegen op enkele kilometers van de stad. De fallus staat nog overeind, de rest is volledig verwoest. De stenen liggen, genummerd door archeologen, her en der verspreid. Bij Chaturbhuj, een tempel dichtbij, zie ik tussen rotsblokken een steen met inkervingen, hoogst waarschijnlijk van één of andere tempel. Ik stop hem snel in mijn rugzak, en in gedachten zie ik hem al bij me thuis op de kast liggen. De opzichter komt naar me toe. Of ik eens naar zijn winkeltje wil komen kijken? We volgen hem naar een handdoek met enkele prullaria erop. Uit compassie koop ik een prachtig gevormde notenkraker, slechts voor Rp 100.
Terug aan het hotel zitten de jonge gasten & Ganesha al op mij te wachten. Na een half uur te onderhandelen zeg ik hun dat €35 mijn laatste bod is. Na een telefoontje gevoerd te hebben kan ik Ganesha krijgen voor €50. Ik begin te spreken over karma, gebruik makend van mijn lesje dat ik geleerd heb in Pushkar enkele dagen geleden. Ik zeg hen dat al het materiële niet belangrijk is. Als we sterven dat we toch niets kunnen meenemen naar het hiernamaals. Ik bespeel ze met hun eigen woorden! Uiteindelijk nemen we vriendelijk afscheid van elkaar. Ik ga het hotel binnen zonder Ganesha. Gelukkig maar, want als ik mijn rugzak moet pakken, heb ik al de grootste moeite om de andere stukken erin te krijgen. Met twee fietsriksjas rijden we naar het busstation, en wie komt daar op de motor afgereden? Jawel, de gewiekste verkoper van gisteren met de Ganesha in zijn hand! ‘Little bit higher’, zegt hij. ‘€35 plus Rp 200?’ Ik schud hem de hand. De koop is gesloten. Daar sta ik dan, compleet overladen!
Dan de bus op voor een lange rit naar het treinstation van Mahoba. Met de bus rijden we door de nauwe straten van enkele dorpen. De mensen hebben niet in de gaten dat er een toerist toekijkt, en daardoor gaat het straatleven zijn gewone gang verder. Als het donker wordt, ben ik echt heel moe. Als ik tegen Gabi iets zeg, knikt ze verbaasd terug. Later besef ik dat ik gewoon in het Vlaams aan het brabbelen was. Hoeveel mensen er op de bus gepropt worden, weet ik niet, maar ik schat op zo’n 150 à 200 man. Gelukkig hebben wij een zitplaats, die ik deze keer niet afsta. Als Për rechtstaat, omwille van zijn rugletsel, wordt hij vriendelijk verzocht om neer te zitten. Zijn uitleg over de pijn in zijn rug, snappen ze niet. Telkens verzoekt men hem om te gaan zitten. Ze begrijpen zijn uitleg niet dat hij zich beter voelt met een gestrekte rug. Ik hou hem grinnikend in de gaten…
Om 20h30 komen we in Mahoba aan, waar onze trein pas om 00h10 vertrekt. Er is hier niks te beleven, mijn ogen vallen dicht. We installeren ons tegen de muur van het stationsgebouw. De Indiërs die passeren, houden even halt en kijken ons met hun donkere kijkers strak aan. Mensen liggen languit op de grond met grote zakken naast hen, die ze meesleuren als ze naar het perron gaan. Die pure armoede is erg om zien. Koeien worden op afstand gehouden. Het begint terug wat te miezelen wat het niet gezelliger maakt. Onder een afdak drinken we een cola, terwijl de televisiekijkende Indiërs hun hoofden naar ons omdraaien. Als we het perron opgaan om de trein naar Varanasi te nemen, moeten we de sporen over, hopend dat de trein naar Delhi niet afkomt…


1 juli 2005: ‘Varanasi’

Rond half één stopt de trein. Ik neem de bovenste slaapbank in beslag, gebruik mijn rugzak als hoofdkussen en val nog geen minuut later in een diepe slaap. ’s Ochtends word ik wakker van waterdruppels die zich via het dak een weg banen naar mijn slaapplaats. Na elf uur sporen, komen we aan in Varanasi, de bedevaartsplaats aan de Ganges voor Hindoes. Per motorriksja rijden we naar de ‘Old Village’. De bestuurder loopt zelfs met ons mee door de wirwar van steegjes om ons de weg te tonen naar ons hotel. Als ik hem een voorstel doe om met ons een halve dag rond te toeren voor Rp250, ziet hij er gelukkig uit. Als ik er aan toevoeg dat hij ons niet naar winkeltjes moet brengen van vrienden, kijkt hij opeens heel teleurgesteld. Nu weet hij tenminste waar hij aan begint! In het Scindhia Guest House nemen we plaats op het terras met uitzicht op de bedrijvigheid langs de oevers van de Ganges. Een aap komt vliegensvlug langs de balustrade naar ons toe en grist in één vlotte beweging een mango van onze tafel. We slaan hem verbijsterd gade. Tijdens onze maaltijd zijn we op onze hoede. Met een stoel slaan we enkele aanvallen van dezelfde aap af. Maar op een moment van onoplettendheid is hij ons terug te snel af. Beide mango’s weg! Ons dessert!
We dwalen door de steegjes en belanden in de bazaar. Overal kleine winkeltjes. Kleding, zijde en allerhande prullaria. Ik ben blij dat ik mijn souvenirs al gekocht heb, want deze hier trekken op niks. Bij een muziekstalletje houden we halt. Ik koop er twee mantras. Langs de vele zijdeverkopers, vinden we de weg naar de Ganges terug, waar straks een ceremonie van start gaat. Iemand stelt voor om me te scheren. Ik installeer me op de trappen aan de Ganges. De kerel komt in hurkzit voor me zitten, laat een boer en begint me keurig te scheren en ik krijg er zelfs nog een volledige massage bovenop. Ik voel de pijnlijke spieren in mijn schouders, wellicht het gevolg van het sleuren met souvenirs. De ceremonie begint. Door het geluid van bellen creëert men hier wel een aparte sfeer. Een overenthousiaste oude man tussen de menigte gaat volledig in het gebeuren op. Boterkaarsjes worden te water gelaten, het einde van de ceremonie.
Op de terugweg naar het hotel, ontstaat er een kleine discussie. Bij een herkenningspunt denk ik dat we rechtsaf moeten, de anderen denken dat we nog steeds rechtuit moeten. Ik leg me neer bij de meerderheid, maar na een kwartier weten we echt niet meer waar we aanbeland zijn. Bij navraag stuurt men ons de richting uit die ik in gedachten had. Maar nu is het pikdonker. De steegjes zijn glibberig door de modder en uitwerpselen. De urinegeur kruipt in mijn neus. Vuilnis wordt vertrappeld. Honden dwalen rond op zoek naar iets eetbaars. Ook de koeien hebben hun weg hierheen gevonden en versperren ons geregeld de weg. Als we aan onze kamer komen, laten we onze sandalen bewust buiten staan…


2 juli 2005: ‘Varanasi’

We stappen naar het Manikarnika Ghat, waar de meeste lijkverbrandingen plaats vinden. Vanaf een dichtbij gelegen dakterras zien we goed hoe deze plaatsvinden. Een kerel komt naar ons toe, geeft wat uitleg en spoort ons aan tot het nemen van foto’s. Na één foto genomen te hebben, begint hij al om geld te zagen. Për & Gabi stappen naar beneden, achtervolgd door een agressief iemand. Ik blijf nog wat toe kijken, negeer de persoon naast mij. Ik wil eens zien hoe lang die ambetanterik het uithoudt. Links zie ik enkele personen blokken hout klieven. Daarnaast staat een grote baskuul waar het gewogen wordt. Dat hout wordt dan over een reling gekieperd, waar de lijkverbrandingen plaats vinden. Drie hoopjes zijn aan het branden. Een man houdt met een stok de hoopjes samen. Af en toe komt er een been of hand te voorschijn. Als ik daar passeer, nog steeds gevolgd door die lastigaard, slaat de geur van houtskool en brandend vlees in mijn neus. Terug bij Për & Gabi, stel ik voor om ons aan de oeverkant wat te zetten kijken. Maar die twee blijven maar aandringen, zodat we uiteindelijk toch maar met hen meegaan, al is het treuzelend. Ze brengen ons bij enkele oude vrouwen die geen geld hebben om hun mannen te verbranden. Wij geven hun wat roepies. Zoals verwacht veel te weinig natuurlijk, maar het belangrijkste is toch dat we van die vervelende gasten af zijn. Eindelijk! We kijken nog wat rond, maar beseffen dat foto’s nemen echt wel om problemen vragen is. Als we na het wandelen terug bij het water uitkomen, zien we een familie rond het in doeken gewikkelde lijk van een zwangere vrouw staan. Het lijk wordt in een bootje gelegd, men vaart naar het midden van de rivier en daar wordt het lichaam overboord gekieperd en zinkt direct naar de bodem.
De zon begint te schijnen, het licht zit goed en we huren een bootje (Rp25/p.p.) om een uurtje op de Heilige Rivier rond te dobberen. Rust! Het bootje ligt tussen het drijvende vuilnis. Snel instappen dan maar en wegwezen om aan de stank te ontsnappen. We zien mensen hun kleren wassen en uitkloppen op platte stenen. We zien spelende kinderen, gooiend met vuilnis. Mensen die zich baden. We passeren de lijkverbrandingen, met rechts ervan enkele vissers. Koeien staan in het water ernaast, met in de onmiddellijke nabijheid iemand die zijn tanden aan het spoelen is. We zien een opgezwollen lijk, dat door een hond bij de arm naar de oever getrokken wordt. We bekijken dit met argusogen en ongeloof. Wat later dobbert op enkele meters van onze boot een schedel op en neer… Na een uur worden we terug aan wal gezet. Op enkele meters van ons ligt het lijk van een man met een lendendoek aan. Twee kraaien pikken in zijn huid. Ernaast ligt het kadaver van een hond of geit. De stank van het ontbindende lichaam is niet te houden en wijselijk stellen we ons uit de wind. Stilzwijgend staan we naar de Ganges te kijken, en proberen de dingen die we te zien krijgen te verwerken…
We komen terug in de bazaar terecht en passeren de ingang van de Gouden Tempel. De tempel mogen we niet binnen, maar we hebben wel zicht op de met 850 kg goud beladen spits. Er is zware politiecontrole, want soms zijn er zware onrusten tussen de Hindoes en moslims van de moskee ernaast.
We bestellen ergens een lemon-soda. Për is op zijn hoede. Nauwlettend houdt hij de man in de gaten die zijn glas bereidt: De man maakt zijn handen nat, wrijft die in zijn haar. Hij snijdt de citroen in twee en perst die met zijn handen uit in een beker. Hij niest in zijn handen, giet het spuitwater erbij & zet de beker netjes voor Për neer. Ondertussen hebben we in de keuken het bassin met afwaswater gezien, het lijkt recht uit de Ganges geschept. En nu maar hopen dat we niet te ziek worden!
Dan lopen we terug de bazaar in en worden gevolgd door twee plakvliegen. Als ik ergens stop om te kijken, wordt me door de plakvliegen getoond wat ik kan kopen en hoe mooi het wel is. Ik tracht hen te negeren. ‘Geld wisselen?’ ‘Hasj hasj?’, sist er ene door zijn tanden. Als hij een brokje boven haalt, tracht ik het uit zijn handen te kloppen… en nog blijven ze volgen! Na drie kwartier achtervolgd te worden is mijn geduld op. Ik draai me om en zeg hun dat ze kunnen ophoepelen. Waarschijnlijk hebben ze het vuur in mijn ogen gezien, want ze gaan de andere richting uit…
Op ons terras wordt de iPod aangezet & de rum-cola boven gehaald. We hebben eventjes geen zin meer in dit India!


3 juli 2005: ‘Varanasi’

De riksjarijder waar we twee dagen geleden mee afspraken, is aan het hotel niet te zien. Aan de riksjacorner hebben we al snel iemand anders gevonden die ons vier uur lang zal rondrijden voor dezelfde Rp250. We worden de stad rondgereden van tempel naar tempel, passeren huizen met grote tuinen, dan nog een Vishnu-tempel. We besluiten er niet meer binnen te gaan. Enkel de monkeytempel staat ons aan, omwille van de aapjes die hier rondhangen. Onder een grote boom zit iemand de aapjes te voederen. Als onze chauffeur spookrijder speelt in een eenrichtingsstraat, worden we tegengehouden door de politie. Onze chauffeur draait zich naar ons om en vraagt Rp5 om zijn boete te betalen. Zie dat van hier! Hij grist dan maar Rp5 uit zijn eigen zak, die de agent vlot in zijn broekszak laat verdwijnen. Corrupt? Dat zal wel! We vragen om ons naar het fort te brengen, een heel eind buiten de stad. De weg is lang, hobbelig en zijn muziek staat luid. Nog steeds die verschrikkelijke chaos in het verkeer, en toch vallen mijn oogjes dicht. De anderen snappen er niets van. Tja, moe zeker? Het fort is net gesloten en gaat pas twee uur later terug open. We hebben geen zin om te wachten en maken dan maar rechtsomkeer, en gaan terug naar de stad waar we treintickets bestellen voor de volgende dagen. Onderweg leidt de weg precies door een vuilnisbelt. De stank zet zich vast in onze neus, zelfs de koeien of varkens zien het niet zitten om hier rond te hangen! In het treinstation worden papieren ingevuld. Met airco? Als ik Rp1050 op zijn scherm zie verschijnen, vraag ik de prijs zonder airco. Slechts Rp286/2p. Laat ons die maar nemen!
In het hotel tracht ik elfje te bellen (Rp15/min) & krijg haar ogenblikkelijk aan de lijn. Het doet deugd om haar te horen. Deze keer ben ik het die ronduit aan het praten ben. Kusjes worden heen & weer gestuurd. Als ik gedaan heb komt de manager van het hotel bij mij zitten: ‘Zo lang bellen?’, zegt hij en slaat met zijn hand op zijn voorhoofd. ‘Bel je altijd zo lang?’, vraagt hij. ‘Ik niet’ zeg ik, ‘maar mijn vriendin wel! Indien ik zelf niet zou ophangen, dan zat ik hier binnen een uur nog.’ Hij kijkt me ongeloofwaardig aan. ‘Rp500’, zegt hij en hij verontschuldigt zich voor dit hoge bedrag.
We besluiten om een zijdewinkel op te zoeken. We lopen nu langs het water de andere richting uit. De mensen zijn heel wat vriendelijker. Het is er ook meer fotogenieker dan aan de andere kant van de oevertrappen. Plots valt mijn oog op enkele lichamen die op het water drijven. Eén ervan is zelfs nog vastgebonden op een brancard. Wat verder zien we nog wat stoffelijke overschotten, zo’n achttal. Tien meter verder zit iemand zich te wassen, ernaast zit een visser. Niemand die er zich iets van aantrekt…
De zijdeverkopers zitten precies op ons te wachten. De ene na de andere zijden doek wordt open gespreid. Gabi koopt er enkele meters stof aan Rp240/meter. Goedkoop toch?
Door de regenval is het water in de Ganges serieus gestegen sinds enkele uren geleden. De meeste lijken zijn ondertussen weggespoeld. Langs de oevertrappen wandelen we naar ons favoriete restaurant, daarna gaan we op internet. Als ik bijna klaar ben met schrijven, valt de elektriciteit uit. Gelukkig staat de noodgenerator in stand-by en kan ik alsnog mijn getypte tekst doorsturen. Als ik ’s avonds in het hotel verder in mijn dagboek wil schrijven, zie ik dat ik die in het internetcafé vergeten ben. De vermoeidheid begint blijkbaar door te wegen…

4 juli 2005: ‘Varanasi & Bodhgaya’

Om half drie word ik wakker, ben aan het piekeren. Iets voor zessen sta ik op, neem een douche en om 6h20 loop ik al de straat op, op weg naar het internetcafé. Waarom zo vroeg? Omdat we om 9h15 al moeten vertrekken om op tijd onze trein naar Gaya te halen. Lopen langs de oevertrappen kan niet meer. Het water is vannacht zo fel gestegen, dat ik verplicht ben om door de kleine steegjes te dwalen. Na twintig minuten stappen kom ik bij het internetcafé. Gesloten! Een kruidenier wijst me een huis in een steegje aan. Ik klop op de deur, ga een gang in, klop nog op enkele deuren, maar nergens hoor ik een teken van leven. Terug op straat zie ik een buurman. Met gebaren maak ik mijn probleem duidelijk. Die roept iets door een open venster, krijgt gehoor en zegt me dat ik vijf minuutjes moet wachten. Tien minuten later komt de eigenaar afgewandeld. ‘Diary?’, vraagt hij en opent zijn deur. Ik verstuur er snel nog een mail en om half acht ben ik terug in het hotel, net op tijd om aan het ontbijt te beginnen.
We nemen afscheid van Për, die gaat terug naar Delhi, en nemen een riksja die ons naar het treinstation moet brengen, 18 km verderop. Als ik op de trein mijn ogen dichtdoe, komt de één na andere verkoper zijn goederen aanprijzen. Als één daarvan speelgoedvogels aan de man brengt, kan ik het slapen wel vergeten, want langs alle kanten krijg ik getjilp te horen. Vanaf Gaya moeten we een riksja nemen die ons naar Bodhgaya brengt, een Boeddhistisch oord. Hoe dichter we Bodhgaya naderen, hoe groener en properder de omgeving wordt. Zo verschillend van Varanasi…
We bezoeken Mahabodhi, de grootste Boeddhistisch tempel met de achtergelegen Bodhi Tree, de boom waar Boeddha jaren geleden verlichting gevonden heeft. We lopen doorheen de stoepas en zetten ons neer onder de Bodhi Tree. Het is haast niet te geloven dat we ons in een groene oase van rust bevinden. Voor ons zingen monniken enkele rustgevende mantras. Een oude monnik komt ons enkele gevallen blaren van de Bodhi Tree geven. Als er nog enkele afwaaien, raap ik ze op en steek ze tussen mijn reisgids. Het gevoel dat me hier overvalt is haast niet te beschrijven. Die vredigheid & rust die ik hier vind en het gemis aan elfje, doen tranen in mijn ogen opwellen…
We nemen plaats aan een tafeltje van een straatrestaurantje. Als we onze bestelling doen vraagt die persoon of we niet willen meegaan naar zijn restaurantje, 200 meter verder gelegen. Het is even wachten op eten en de eigenaar komt zich wel duizend keer verontschuldigen omdat hij geen papajamilkshake heeft. ‘Geen probleem’ zeg ik, maar hij blijft maar nederig doen. Niet normaal! Als hij ons daarna geen spuitwater meer kan bezorgen, slaat hij terug door. Ongelofelijk vriendelijk, maar al die nederigheid hoeft voor mij niet. Bij het naar buiten gaan, geef ik hem een hand & hij buigt bijna tot op de grond, smekend om morgen nog eens terug te komen…


5 juli 2005: ‘Bodhgaya’


In het restaurant in het centrum hebben we gisteren een halve afspraak gemaakt. We hopen dat de jongen die er werkt ons vandaag kan rond toeren, en ons brengen naar de meditatiegrot van Boeddha. We ontbijten verder, terwijl hij zijn motorfiets haalt. Over een prijs wordt er niet gesproken, voorlopig wil hij enkel geld om het kopen van benzine. Hij vooraan, Gabi erachter & ik zit als laatste. Zo rijden we rond, de groene heuvels in, zo’n 18 km van Bodhgaya verder. Het is onvoorstelbaar. Onze reisgidsen hebben gelijk gehad: er is geen vuilnis te bespeuren, heel wat anders in vergelijking met de rest van India. Het landschap is opvallend vlak, we zien palmbomen, passeren een uitgedroogde rivier. Koeienstront, in een bepaalde vorm bewerkt, hangt aan de muren van huizen te drogen, hun brandstof om te koken.
Na 40 minuten zijn we ter plaatse. Een steile trap leidt naar de grot, waar een uitgemergelde Boeddha nog steeds stilzwijgend aan boetedoening doet. Zelfs hier zitten er verkopers die ons wat souvenirs willen aansmeren. Om hen te ontlopen, stappen we de berg op. We wandelen onder de gebedsvlaggetjes door en lopen over de bergkam. Pas als we ons omdraaien kunnen we de grote stoepas zien, die her en der verspreid staan. Op de bergflank zijn enkele vrouwen bezig met het kappen van kleine takjes. We gaan erheen, Gabi is geïnteresseerd in hun kapmes. Maar de Rp100 en de Rp150 die ze aanbiedt, is voor hen te weinig. We stappen maar terug. De verkopers staan ons al op te wachten. Ze verkopen gebedsvlaggetjes, Rp100 voor een pakje van 10. Ik stel hun voor om ons 4 pakjes te geven voor die prijs. Ik drink mijn cola, ondertussen zakt de prijs naar Rp80. Ik zeg Gabi dat we die vlaggetjes wel in Bodhgaya zullen kopen voor een betere prijs. Als ze dit horen krijgen we 4 pakjes mee voor Rp120. Op weg naar de motorfiets, worden we achterna gezeten door enkele vrouwen met kinderen. Allemaal roepen ze ‘Roepie roepie!’ Tijdens het achteruit rennen, stapt een meisje met haar kleine blote voetjes recht in een koeiendrol en glijdt uit. Ik gniffel… Langs kleine dorpjes met lemen huisjes, rijden we via een kortere weg terug naar Bodhgaya. We geven onze chauffeur Rp260. Als ik nog enkele kaartjes post, vraagt onze chauffeur aan Gabi om nog meer geld. Ze weigert wijselijk…
We gaan op zoek naar de reuzengrote Boeddha. Het begint zachtjes te regenen. We lopen er snel eens rond, om daarna te vluchten naar de Tibetaanse tempel voor de harde regen. Om geen tijd te verliezen, schrijf ik daar mijn dagboek verder, gade geslaan door de andere aanwezigen die over mijn schouder meekijken naar wat ik aan het krabbelen ben.
Uit pure misère lopen we een uurtje later tussen de regendruppels door. Van ellende gaan we het eerste winkeltje dat we tegenkomen binnen. Dat we niet geïnteresseerd zijn doet niks terzake: de winkelier ziet in ons een mogelijke klant en doet zijn uiterste best om zijn halskettingen aan de man te brengen. Als de regen ophoudt bezoeken we verscheidene tempels. De kleurrijke Bhutan- en Tibetaanse tempel bekoren me het meest. De andere tempels gaan we enkel binnen als het te hevig regent. We stappen terug naar Mahabodhi. Rapen enkele gevallen blaren op van de Bodhi Tree en proberen uit te vissen waar we toestemming kunnen krijgen om morgen het meditatiepark te betreden. We worden aangesproken door een monnik die ons precies volgt. Na heel wat gewijs en hoofdgeschud, maakt hij ons duidelijk dat we na een donatie te geven een permissie kunnen krijgen in de hoofdtempel…


6 juli 2005: ‘Bodhgaya’

Om vijf uur ben ik al wakker. Ik luister wat naar de iPod. Een nummer van Tom Waits, Little trip to heaven, doet me naar elfje verlangen. Vanaf ons balkon hou ik een jongetje en meisje in de gaten. Het jongetje loopt op een muurtje tussen de rijstvelden en hurkt zich neer. Als een varken het op zijn achterste gemunt heeft, krijgt deze net op tijd een klop op de kop. Zijn zusje komt er bij zitten en laat een gele brij over het muurtje vallen. Als ze eventjes later opstaat, komt het varken terug langs en smikkelt de verse brij met één vlotte beweging naar binnen. Wij vertrekken voor ontbijt…
In de Mahabodhi tempel vragen we toestemming om het meditatiepark binnen te mogen. Na het betalen van Rp100/p.p. krijgen we een schriftelijk bewijs op naam overhandigd. Wij zetten ons nabij de lotusbloemen. Eindelijk rust & niemand die ons hier lastig valt! Na een uur ga ik met gesloten ogen in meditatiehouding zitten onder de Bodhi Tree, van moeite weliswaar.
De persoon die ons gisteren met de motor vervoerde, staat ons aan het hotel op te wachten. Hij heeft voor Gabi 3 kapmessen laten maken, maar ze lijken nergens op. Hij tracht haar te overtuigen, begrijpt niet goed dat ze zulk een kwaliteit niet moet hebben. Als we een half uur later met onze rugzakken naar buiten komen, staat hij ons nog steeds op te wachten. We schepen hem af, zijn moe van zijn geleuter…
Aan de infobalie van het treinstation van Gaya haal ik ons treinticket boven om te vragen waar we moeten zijn voor de trein naar Bhubaneswar. Geen mens dat het weet! Vier personen zitten achter het bureau. Ons ticket gaat van hand tot hand, maar een duidelijke uitleg krijgen we niet. De eerste spreekt ons LUID in het Engels toe, wellicht om de omstanders te imponeren omdat hij een vreemde taal spreekt, dat we voorzichtig moeten zijn. Verdere uitleg krijgen we niet. ‘Spoor 2’, zegt hij uiteindelijk, ‘het kan ook spoor 3 zijn!’ Daar staan we dan in de massa, nog steeds niet wetend waar we moeten zijn. Als ik aan de mensen rondom mij ons ticket toon, is er niemand die ons kan zeggen waar onze trein zal stoppen. Als we een trein zien afkomen, omgespen we onze rugzak. Iemand doet teken dat dit onze trein niet is. De volgende trein die afkomt, brengt een ware volksverhuizing met zich mee. Mensen krioelen door elkaar om hun zitplaats in beslag te kunnen nemen. En wij? Wij blijven zitten en kijken rond. Als ik iemand zie lopen met een walkietalkie, vraag ik het nog eens. Onze trein moet inderdaad nog komen, maar is meer dan 1 uur te laat. ‘Spoor 3’, voegt hij er nog aan toe. Uiteindelijk nemen we onze nachttrein anderhalf uur te laat op spoor 2. Tegen 19h kan ik mijn bedje maken. Eerst nog wat schrijven, om daarna het hoofd neer te leggen…


7 juli 2005: ‘Bhubaneswar & Puri’

Om 3h30 word ik wakker. Geen mens die weet wanneer we in Bhubaneswar zullen aankomen, niemand die weet hoeveel haltes er nog te gaan zijn. Wakker blijven en uitkijken dan maar… Om 6h30 stopt de trein in Bhubaneswar. We stappen uit, geen Sarat (vriend & gids) te zien. We hangen nog wat rond in het station, maar na een half uur nemen we een riksja en rijden naar zijn kantoor. De riksjarijders spreken nauwelijks Engels en weten niet waar we heen moeten. Uiteindelijk zetten ze ons af aan de dienst toerisme, waar ik Sarat opbel. Die is stomverbaasd, vraagt me hoe het komt dat ik hem ontlopen ben, en hij verontschuldigt zich enkele malen. Aan zijn uitleg te horen heeft hij daar inderdaad enkele uren staan wachten. Zijn chauffeur herkent me, heeft me daar zien rondlopen, maar die wist niet naar wie hij op zoek moest gaan. Sarat nodigt ons bij zich thuis uit en toont me trots de foto die ik hem 5 jaar geleden gegeven heb.
Als we op weg gaan naar Puri, toont de chauffeur ons nog enkele zaken in Bhubaneswar. Op weg naar enkele tempels, passeren we een ijzersmeeddorp. Allerhande metalen voorwerpen worden hier gemaakt. Potten, messen, keepers… Door het geklop op metaal heen, vraag ik of we hier geen hakmes kunnen kopen. Enkele minuten later toont iemand een mooi vervaardigd & stevig kapmes dat voor Rp200 in Gabi’s rugzak verzeild.
Om 14h worden we aan hotel Panthanivas te Puri afgezet. Een kruier neemt onze beide rugzakken tegelijk mee naar boven. Als ik hem op de trap door het gewicht achterover zie hellen, geef ik hem een duwtje in de rug. Tien minuten later zitten we op het balkon met zicht op zee. Ik geniet ervan. Het voelt aan als thuiskomen…
Na de lunch stappen we langs het strand naar de Jagannath tempel. Er is heel wat volk aanwezig, massaal aangekomen voor het Rath Yathra festival morgen. Indische toeristen, sadhus die hun longis laten uitwaaien, vrouwen die hun saries laten drogen in het zand, kamelen kijken over de mensenhoofden heen. Een vijfpotige koe wordt door zijn sadhu fel verwend. Hoe kunnen we op dit middaguur op het strand toch uit de zon zitten? Heel gemakkelijk! Gewoon neerzitten en profiteren van de schaduw van de 40 kijklustigen rondom ons! Langs de plaats voor lijkverbrandingen, waar nog 10 hoopjes aan het smeulen zijn, komen we bij de tempel. De praalwagens staan er al en worden nog wat opgefleurd. Om de stroom mensen te ontlopen, waaronder een heleboel bedelende sadhus, gaan we het balkon van de bibliotheek op om een mooi uitzicht te hebben.


8 juli 2005: ‘Puri (Rath Yatra)’

Ongelofelijk wat een vooruitgang de obers hier in Panthanivas geboekt hebben op de 6 jaar tijd. Mijn ontbijt werd nog nooit zo vlug besteld en onberispelijk geserveerd als nu.
Om 9h vertrekken we naar de Jagannath tempel voor het grootste hindoe festival. We volgen de sliert mensen die alsmaar dikker wordt. Eerst gaan we naar de praalwagens om te kijken hoe ze de beelden uit de tempel halen en erop plaatsen. Als er geklop & gerinkel weerklinkt, zien we een massa mensen de tempel uitkomen met een in doeken gewikkeld beeld boven hun hoofd. Maar dan breekt de gekte los! De massa begint te drummen, allen willen ze zo dicht mogelijk bij het beeld zijn. We banen ons een weg na wat duw- & stampwerk, om een plaats te bemachtigen op een dakterras. De eerste vraagt Rp700. Dat geef ik niet! Nog liever een ander terras opzoeken wat verder af. Ineens zitten we vast in de menigte. Hand in hand, om elkaar niet kwijt te raken, banen we ons een weg naar een volgend dakterras. Rp200/p.p. wordt er gevraagd. Ik betaal. Als we bij de ingangsdeur komen steekt de persoon Rp300 in zijn zakken en hij overhandigd Rp100 aan de kassier en zegt dat we betaald hebben. We hebben ons hier dus in de zak laten zetten. Maar we zitten tenminste droog, als we op het eerste verdiep plaats nemen. Maar ook hier zitten we wat op elkaar gepakt; hoe meer volk ze hier boven krijgen, hoe groter de winst.
Wat we te zien krijgen is moeilijk te omschrijven, er is teveel ineens te zien. Ik zou de film die in mijn hoofd zit, moeten kunnen laten afdraaien op trage snelheid: De menigte wordt op afstand gehouden met bamboestokken door de politie, gaat die niet snel genoeg opzij, kloppen ze met hun stokken naar de enkels. Onder ons dansende Hare Krisnas’. Zwaardvechters doen een schijngevecht in de massa, een ambulance rijdt in de mensenzee op zoek naar gewonden. Een verdwaalde koe wordt opgejaagd, daarbij loopt ze een verraste persoon omver. Mensen geraken in extase, zingen en dansen met hun handen naar de hemel reikend. En dan wordt er plaats gemaakt. Hardhandig gaat de politie de menigte te lijf met hun stokken. Iedereen moet wijken. De lange zelen worden gespreid, op spanning gebracht en als de politie en een uitzinnige menigte er aan begint te trekken, komt de kar, uiteindelijk na vier uur vertraging, in beweging. De mensen juichen en brengen hun in elkaar gevouwen handen naar hun voorhoofd als groet! De tempelpriesters die op de overvolle kar staan, beginnen te kloppen op hun potten & cimbalen. Maar de kar moet door die mensenzee, zo’n 1 à 1,2 miljoen. De mensen moeten wijken met geduw, gestamp, vallen, verplettering tot gevolg. Als er een open plek ontstaat, zien we dat die vol plastic sliffers ligt. Ambulances komen aangereden en gewonden worden boven de hoofden afgevoerd. Dit begint hier sterk op een muziekfestival te lijken! Een meisje met een baby op de schouder wordt door de menigte opgeslokt. Een oude man valt, maar kan met behulp van omstanders nog recht getrokken worden. Een man betuigt eer aan Jagannath. Hij krijgt klappen van een bamboestok omdat hij niet snel genoeg plaats maakt. Ruimte vrij maken, maar enkele meters verder worden mensen verpletterd door de wild om zich heen slaande politie. Maak plaats! Maak plaats! Een man van een televisiezender hitst de massa op om luidruchtig te roepen & de handen in de lucht te steken. En dit alles voor Jagannath, een houten beeld! Oh Jagannath! Als de derde wagen gepasseerd is, gaan we terug de straat op. Tafels worden terug buitengezet voor het verkopen van souvenirs, de handel moet draaien! Dan volgen we de sliert mensen in de richting van het hotel. Hoe dichter we het hotel naderen, hoe meer de massa slinkt. Op ons terras bekomen we van wat we gezien hebben & vertellen onze indrukken aan elkaar.


9 juli 2005: ‘Rijden naar stammengebied bij Kutia Kondhs’

Rahim, onze chauffeur, brengt ons naar Bhubaneswar waar we Sarat ophalen. Samen gaan we op weg naar het stammengebied. In de eerste tempel die we tegen komen, haalt Sarat gezegende kokosnoot, als bescherming, onze ‘good luck’ voor de reis. We moeten 325 km afleggen aan een snelheid van 50 km/h, een lange rit. Al gauw komen we in een groen landschap terecht, totaal verschillend van het geen we tot nu toe al gezien hebben. Dit is het India dat ik ken, het India waar ik zo gek op ben.
Laat in de namiddag komen we aan in Pusangia, een dorpje van de Kuthia Kondhs. Enkele kinderen staan ons al op te wachten. We kunnen overnachten in een cottage, normaal bestemd voor enkele sociale werkers of dokters. De kamers worden in gereedheid gebracht terwijl Sarat uitleg heeft over de levenswijze van de Kutia Kondhs. Wat verder in het dorp horen we het geluid van een fluit, dit ter ere van een trouw die morgen plaats vindt. We zoeken de muzikanten op. Daarna zakken we af naar de rivier voor het bekijken van het ‘wild life’. Meer dan een grote pad en een krab krijgen we niet te zien…


10 juli 2005: ‘Kutia Kondhs’

Aan de ontbijttafel vraag ik Sarat om iets in Hindi te schrijven naar elfje. Hij zal wel gemerkt hebben dat ik het deze ochtend wat moeilijk heb. Het gemis aan elfje begint groter & groter te worden.
Na vijf minuten met de auto gereden te hebben, stappen we uit en maken een wandeling door Kalimila, een dorp van de Kutia Kondhs. We stappen door de velden. Mannen die hun land bewerken, kijken verrast op. Het is net als vijf jaar terug: Sarat steekt zijn hoofd binnen in de hutjes, en lokt de vrouwen naar buiten (met of zonder hulp van biscuits). We kunnen goed zien dat er hier geen toeristen komen. De meesten kijken ons nieuwsgierig aan en buigen naar ons met de handen op het voorhoofd. Bij de Kutia Kondhs zijn de meeste vrouwen getatoeëerd in het gezicht. De groene strepen en zonnetjes in hun aangezicht lijken allemaal op elkaar, maar zijn toch verschillend. Ongelofelijk! Mijn fototoestel doet het weer en ik kan heel wat vrouwen in close-up nemen. Ondertussen komen kinderen aangelopen om een koekje in ontvangst te nemen. Een ander kenmerk bij de vrouwen zijn de reeks zilveren oorbellen, gesmeed uit oude Engelse zilveren munten. Ik vraag Sarat of het mogelijk is om een oorring te kopen. Eén van de vrouwen gaat een hut binnen & komt enkele minuten later terug buiten met een oorring in haar hand. Ik kan die kopen voor Rp20. Ze kuist hem af met haar gekleurde sari en wil deze mij overhandigen. Ik doe teken dat ze hem in mijn oor mag steken. Na wat getrek aan mijn oor en na wat pijn te ondergaan, zit hij erin. Ik laat Sarat vertalen dat dit een mooie herinnering is aan hen en aan hun dorp. Zij tonen grote dankbaarheid. In het nabijgelegen dorpje Singhamila, laten de vrouwen zich niet zo gewillig fotograferen, maar door Sarats’ onderhandelpraktijken lukt het uiteindelijk toch. Twee vrouwen willen dan toch op de foto, maar niet voordat ze hun mooiste sari aangedaan hebben. De foto wordt hen beloofd! Als we het dorpje uitstappen, kunnen we genieten van de natuur, voordat we de auto instappen om op weg te gaan naar de Hill Tribe Kutia Kondhs. In het kleine dorpje Ghumuragaom, leven ze nog iets primitiever. Hier is het moeilijker om de vrouwen naar buiten te lokken. Deze hebben enkel kleine groene zonnetjes in het gezicht. Een meisje staat naast de offerpaal, terwijl de moeder binnen een sobere maaltijd aan het bereiden is. Na de heuvels over te rijden komen we aan bij Jshebali. In dit dorp zien de huizen er nog kadukelijker uit. De mensen komen nieuwsgierig hun huisjes buiten gewandeld, komen naar ons toe. Maar als ik mijn fototoestel boven haal, draaien vrouwen me hun rug toe, terwijl kinderen naar binnen vluchten als ik met de camera maar eventjes in hun richting wijs.
In een wegrestaurant kunnen we eten. Sarat loopt de keuken binnen, heft de deksels op van de zwarte kookpotten en onderwerpt het eten aan een grondig onderzoek. Glazen worden door hem schoongemaakt, en even later mag ons eten geserveerd worden op de typische bananenblaren. Je houdt het niet voor mogelijk als je de kookpotten ziet staan op de houtvuren, maar dit alles smaakt echt wel aangenaam.
Na ons middagdutje, worden we door Sarat aangespoord om een kijkje te nemen naar het trouwfeest. Ik weet al wat ik mag verwachten: we zullen heel wat geduld moeten hebben! Na twee uur wachten komt er dan toch schot in. Op de schouders gedragen door dorpsgenoten, komt de bruidegom af. Hij gaat zijn huisje binnen om een half uur later buiten te komen met de bruid. Ze nemen samen plaats op een doek waar volgens een ritueel rijst over gegoten is. Ze lopen in rondjes over het doek, terwijl hun voeten met een rode kleurstof ingewreven wordt door een priesteres. Na tien minuten rondjes draaien, mogen ze zitten terwijl graan van hand naar hand doorgegeven wordt. Na dit ritueel kunnen ze giften in ontvangst nemen. Geld wordt door behulp van toespelden op hun hoofddeksel bevestigd. Als Gabi twee maal Rp50 vastpint, beginnen de toeschouwers te applaudisseren en te fluiten voor ons. Daarna staat het getrouwd koppel op en gaan hun huis binnen. Het feest kan beginnen… zonder getrouwd koppel, want die zijn waarschijnlijk geld aan het tellen.


11 juli 2005: ‘Rit naar Bhubaneswar’

Na iets te schrijven in het gastenboek, kunnen we vertrekken naar het winkeltje met antieke spullen van de stammen. Ik herken de streek van enkele jaren voorheen, en Sarat is verbaasd dat ik zo’n fotografisch geheugen heb. Ook de winkelier herken ik nog. Er wordt ons een zaklamp toegestoken. Terwijl wij het stoffige en donkere huisje binnen gaan, worden graanzakken naar buiten gedragen, zodat we ongestoord onze keuze kunnen maken tussen al deze stammenattributen. Het is ongelofelijk wat er hier allemaal samen ligt. Mijn keuze gaat naar specifieke heupriemen, een voetketting, een halsnoer van de Bondastam, een juwelenkoffertje. Ik zie typische Kondhbeeldjes, waar ik een keuze uit moet maken. Dan nog een halsketting en een andere heupriem… Wow, het is moeilijk een keuze te maken tussen al die metaalbewerkte dingen! Als ik de prijs vraag, gaat alles één voor één op de weegschaal. De kostprijs is hier Rp1/gram, voor de juwelen iets meer. De uiteindelijke kostprijs na wat afgedongen te hebben bedraagt Rp3200, helemaal niet veel als je weet dat je in Kolkata voor het beeldje alleen al het tienvoudige van zijn gewicht moet neerleggen.
En dan vertrekken we voor de lange tocht. Op een marktje in Balliguda worden de laatste inkopen gedaan voor onderweg. Een Kutia Kondh-vrouw komt spontaan op ons afgewandeld, raakt onze voeten aan en zegt wat ze te zeggen heeft tegen ons. We verstaan er geen snars van, maar begrijpen wel dat ze oneindig veel eerbied voor ons, het blanke ras, heeft. Kort na de middag stoppen we in een vuil vies wegrestaurant, het enige dat we vandaag tegen gekomen zijn. Als ik nog wat groentechips bijvraag, komt een persoon afgewandeld met de chips in zijn hand en hij legt ze op mijn bananenblaren. Ik stel me maar beter geen vragen bij wat hij net ervoor buiten aan het doen was… Rijden, rijden maar, door die prachtige groene landschappen. We passeren een dorpje vol met rieten daken. Hier zou men een film over de middeleeuwen kunnen opnemen, enkels de Indiërs zouden vervangen moeten worden. Geen auto’s te zien, enkel fietsen en karren met houten wielen. Bij het volgende dorpje, Kajalaipalli, houden we halt. Sarat vertelt dat hij hier is opgegroeid, en stelt ons voor aan zijn vader. Terwijl we voor de thee uitgenodigd worden, zegt hij dat het pas de tweede maal is dat hij toeristen hier mee naar toe neemt. De vorige keer is al 10 jaar geleden. Wat een eer! Enkele ouderen willen alles over ons te weten komen. Fier vertelt Sarat dat hij nog bij mij gelogeerd heeft, dat we samen naar Amsterdam geweest zijn. Een oude buur zegt dat we moeten blijven overnachten, vijf dagen lang. Ik zeg dat ik dat heel graag zou doen, de volgende keer als ik naar Orissa kom. ‘No problem!’
Op onze weg naar Bhubaneswar, 120 km verder, komen we geen enkele auto tegen. Af en toe eens een vrachtwagen, dat is alles. Geen bussen hiernaartoe, niks… Daarmee heeft het wel zijn identiteit kunnen behouden.
We zijn goed op tijd om de nachttrein naar Kolkata te halen. We horen dat de trein een uur vertraging heeft…


12 juli 2005: ‘Kolkata’

…Uiteindelijk worden het twee uur. Als de trein vertrekt staat Sarat al te zwaaien. Hij blijft wuiven tot we volledig uit het zicht zijn…
Mijn overbuur op de trein maakt een praatje met me. Hij heeft Lord Jagannath, zijn idool, op de dag na het festival kunnen aanraken. We worden aangesproken door twee knappe vrouwen, die om geld vragen. Mijn overbuur geeft hen Rp5 en vraagt om ons met rust te laten. Als ze weg zijn, vertelt hij dat het travestieten of transseksuelen zijn, die aan geen werk kunnen geraken omdat God hen zo gemaakt heeft. Tja…
In Kolkata worden we door taxichauffeurs aangesproken, maar als ze mij doelbewust naar het pre paid kantoortje zien stappen, laten ze ons met rust. We schuiven aan, maar moeten blijkbaar ‘the line’ volgen. Als we ons verstellen wordt er achter ons gemopperd dat we zogezegd voorsteken. Ik laat Gabi voorgaan en versper de weg van de vrouw die zich misnoegt voelt. En zij ondertussen maar klagen tegen haar man. Er zijn in India dus toch mensen met ongeduld! Voor Rp55 krijgen we ons ticket en omwille van het drukke verkeer rijdt de taxi stapvoets naar ons hotel. We nemen een éénpersoonskamer van Rp290, omdat het enkel is om te douchen en om onze bagage te stokkeren. De kerel aan de desk maakt onze rekening: Rp290 + Rp300 = Rp590. ‘Waarvoor is die Rp300?’, vraag ik. ‘Voor de taxi naar de luchthaven’, antwoord die. ‘Ik betaal geen Rp300 voor een taxi’, zeg ik. Al gauw worden het er Rp260, en later Rp250. Allé dan, daar kan ik mee leven omdat het mijn laatste dagje reizen is. In de omgeving van het hotel is er nergens internetverbinding te krijgen in de kleine armtierige internetcafés. In Park Street, een eindje verderop, stappen we een grote internetshop binnen. Ik ben verrast door de grote tegenstellingen. Hier is alles hypermodern uitgerust en met een snelle verbinding. We blijven daar 2h30 binnen. Mailtje schrijven, mailtjes lezen om daarna af te zakken via het park naar de New Market. Ik laat Gabi nog eens een staaltje zien van mijn afbiedingspraktijken: Gabi past een horloge. De verkoper vraagt Rp250, Gabi zegt Rp150. De verkoper zegt Rp240. En dan kom ik er tussen en zeg: ‘Kom we zijn voort.’ Ok! Ok! Rp150! Met mijn laatste roepies koop ik nog wat kleine hebbedingetjes op de markt. Ik voel me in mijn nopjes. Ik geef een TV1-t-shirt aan een riksjarijder; die mooi opgeborgen wordt. Hij schudt me de hand. We eten ons laatste avondmaal. En het is haast niet te geloven: er is vlees te verkrijgen! Varkensvlees! Niet te geloven hoe mijn maag daar naar snakt! En dan snel terug naar het hotel, bagage maken en met de taxi naar de luchthaven…
We halen onze boarding card op, de bagage wordt afgegeven. Wat later merk ik dat ze ons geen plaatsen naast elkaar gegeven hebben in het vliegtuig. We gaan terug en vragen om samen te kunnen zitten. ‘Ah nee! Je had het moeten zeggen bij het inchecken’, zegt de beambte. ‘We hebben het gevraagd’, zeg ik. ‘Nee, sorry, het gaat niet meer.’ Achter ons zie ik een lange rij aanschuiven en ik begin hardop tegen Gabi te praten dat dit geen service is! Een andere persoon aan de balie komt bij ons: ‘Samen zitten?’, zegt hij. ‘No problem.’
Bij het boarden moet ik apart. De beeldjes worden boven gehaald en goedgekeurd. We kunnen vertrekken…


13 juli 2005: ‘Terugvlucht’

Rond 5h30 komen we aan in Amman. De vlucht naar Frankfurt is om 8h, mijn vlucht naar Amsterdam is een uur later. Als Gabi gaat boarden, loop ik nog eventjes mee. Een knuffel, een kus en ze vertrekt. Het is goed gegaan tussen ons, geen problemen gehad eigenlijk. Had het ook zo verwacht. Ik ga nog eventjes naar het toilet. Als ik wat later terug buiten kom, draai ik me om en ga terug het toilet binnen. Paspoort & instapkaart vergeten. Geen probleem, het zijn maar formaliteiten!
Terug controle. Ze nemen me apart en de beeldjes worden terug boven gehaald. ‘Wilt u even gaan zitten? Waar heb je deze gekocht? Hoe oud zijn ze? Transit? Momentje, ik haal er een expert bij.’ Ondertussen staan ze rond een tafeltje al met 6 personen te discuteren over mijn souvenirs. ‘Paspoort? Vliegticket? Uw vliegtuig vertrekt pas over 50 minuten. No problem.’ Een persoon met ziekenhuishandschoentjes aan bekijkt elk beeld één voor één. Ze discuteren nog eens onderling en iemand komt bij me, verontschuldigt zich voor het oponthoud, schudt me de hand en wenst me proficiat met mijn aankoop…
Iets na 12h zet het vliegtuig zijn landing in. Om 12h25 ben ik in Schiphol, op Europese bodem. Ik haal de bagage op en ga naar de uitgang. Ik schenk de douanebeambte een brede glimlach en… ‘Wilt u eens een stap achteruit zetten, mijnheer? Van waar komt u? Niks aan te geven? Sigaretten? Kunt u uw bagage even open maken? Als ik de regenhoes open maak, ziet ze dat mijn rugzak nog stevig in een metalen net zit. ‘Mooi ingepakt mijnheer. Laat maar. Leg uw rugzak maar onder de scanner?’ ‘Kunt u even bij mij komen? Wat is dat?’ Ik kijk en kan echt niet uitmaken wat er op het scherm te zien is. ‘Een beeldje? Elektrisch apparaat? Fototoestel?’ Ik begin na te denken, weet echt niet wat het is. Waarschijnlijk de tribal-dingen. ‘Het is in orde hoor mijnheer. U kunt gaan. Nog een prettige dag verder’, zegt ze. Nog goed dat ze mijn handbagage niet onder de loep genomen heeft!
En dan naar het perron. De trein vertrekt binnen een half uurtje. Maar wat een verschil met India! Enkele minuten voor de trein arriveert, hoor ik een duidelijke stem de komst van mijn trein aankondigen. Als die aankomt, kan ik zonder drummen opstappen. Stipt om 13h40 zet hij zich terug in beweging. Wat later komt de conducteur af. ‘Naar Gent? Overstappen in Antwerpen-Berchem op spoor 6, mijnheer.’ Wat een informatie! Als later een persoon met warme stem me vraagt of ik iets wil drinken, glimlach ik en bestel een zwarte koffie. Die wordt me vriendelijk overhandigd en er wordt me nog eens een goede reis gewenst…
Wat een verschil met India! Of hoe een gewoonte zo’n deugd kan doen! Hoe moet ik het zeggen? Je leert de gewone dingen terug waarderen na een maandje India!

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage