woensdag, september 13, 2006

Dagboek Bolivia (28 juli - 25 augustus 2006)

Dag 1 (28 juli 2006): Vertrek

De zoemende wekker wekt mij om 6h00. Snel zet ik hem uit zodat elfje wat kan verder slapen. De Muizies lopen voor mijn voeten te spinnen. Ik laat hen buiten en knap nog wat huishoudelijke karweitjes op. Boven staat elfje al onder de douche. Er komt geen woord uit, enkel een glimlach kan er af. Ik stap erbij. Kusje. Terwijl ik me aankleed, gaat de bel. Het is 6h50. “Awel, zijn jullie nog niet klaar. Altijd hetzelfde met die jonge gasten”, zegt André plagerig. Opgewekt als altijd, maar met enige aandrang laadt hij onze bagage in de auto. Elfje komt de trap af en stapt direct naar buiten. Ik streel de Muizies over hun warme zwarte vacht en ik zie hen denken: “Baasje gaat opnieuw op reis”. Vijf minuten later zijn we al aan het Sint-Pieters-Station. De rugzakken worden uitgeladen en zwaar gepakt wandelen we naar spoor 7 waar de rechtstreekse trein naar Zaventem (Brussels Airport) klaar staat. Op de trein worstelt elfje met haar rugzak en valt daarna uitgeput in slaap.
Als we de hostesses van American Airlines bezig zien, krijgen we een ‘oh neen’-gevoel. Met hun autoritair gedrag wijzen ze er ons op dat we ‘the line’ moeten volgen. Eventjes op de tanden bijten, blijven lachen en vooral geen al te luide opmerkingen maken, want zij hebben precies geen gevoel voor humor. Bij het inchecken krijgen we te horen dat we op de vlucht naar New York niet naast elkaar zullen zitten. Bij de controle word ik weer maar eens apart genomen. Mijn schoenen moeten op de controleband. Er wordt niets verdachts ontdekt…
Aan boord krijgen we te horen dat een glas alcohol €5 kost. Wat een tegenvaller. We zullen later wel klinken op deze reis… Na enkele muizenslaapjes landen we in New York. Om een stempel te krijgen volgen we ‘the line’ voor 40 minuten. Elfje heeft enkele dingen verkeerd ingevuld en vreest dat ze opnieuw achteraan moet aanschuiven. Aan de balie zit een vieze tante, een glimlach kan er niet af. Toch blijkt ze sympathiek genoeg om elfje door te laten. Bij mij gaat het vlotter: scan van de linkervingers, scan van de rechtervingers, hoed af en ‘flits’, een foto. Amerika verwelkomt ons!
Bij enkele fast-food restaurants verorberen we een Amerikaanse maaltijd. Enkele Simpsons-figuren (lees: vet en onsmakelijke mensen) waggelen ons voorbij.
Een uur voor het instappen, krijgen we te horen dat de luchthaven gesloten wordt wegens slechte weersomstandigheden. Om de tijd te doden koop ik een fles 12 jaar oude rum. Aan de kassa wordt me duidelijk gemaakt dat er geen alcohol mag gekocht worden bij nationale vluchten. Het aperitief wordt nog eens uitgesteld.
Na een goed uur vertraging kunnen we instappen. Het is er heet. Een stem kondigt aan dat er technische problemen zijn en dat we nog een tijdje aan de grond moeten blijven. Een stewardess deelt water rond en verontschuldigt zich voor de ongemakken. Na nog een uur extra wachten kunnen we vertrekken, maar voor we kunnen opstijgen, moeten we wel 23 vliegtuigen laten voorgaan. Enkele uren later, wanneer de landing ingezet wordt, roept de stewardess om dat de personen zonder verdere verbinding moeten blijven zitten, zodat de anderen (wij dus) hun aansluitende vlucht alsnog zouden kunnen halen. Wat had je gedacht? Iedereen veert recht en met heel wat gevloek drummen we ons het vliegtuig uit. Elfje schiet als een pijl uit een boog doorheen de transithal met de ogen gericht op de bordjes die verwijzen naar gate D44. Ik heb echt moeite om haar bij te houden. We spurten de trap op, lopen de hoek om, de roltrap op, dan de lange loopband af, linksom en komen zo aan gate D44… Er staan passagiers te wachten. Oef! Gelukt! Het vliegtuig staat er nog. Het is 23h06. Dan zien we het bord: ‘Boarding completed’! De toegang wordt ons geweigerd. Een steward vertelt ons doodleuk met een grijns op het gezicht dat ze onze tickets doorverkocht hebben!
Onze klachten halen niets uit. Nog altijd met die afschuwelijke grijns op zijn gezicht deelt hij ons mee dat we te laat zijn, dat het zijn probleem niet is dat wij onze vlucht missen. Een tweede steward begint op zijn computer te tokkelen. Ik kijk mee over zijn schouder en maak de opmerking dat hij niet naar de vluchtgegevens voor volgende maand moet kijken. Hij maant mij aan om voor hem aan de balie plaats te nemen zodat ik zijn handelingen niet meer kan nagaan. Buiten zien we ons vliegtuig langzaam naar de startbaan rijden. Een chef wordt er bijgehaald. Hij vertelt dat omwille de storm de plaatsen doorverkocht werden. Luisteren naar onze argumenten doet hij niet. Heel kalm wimpelt hij ons af. We hebben geen recht op geld voor eten of voor een overnachting. We krijgen niets. Morgen moeten we maar terugkomen, om te kijken of er plaats is. Enkele Latino’s staan naast ons. Zij zitten al 2 dagen vast in Miami. Samen zoeken we een hotel. Onze bagage krijgen we niet mee…


Dag 2 (29 juli 2006): Miami (U.S.A.)

Rond 7h gaan we naar de ontbijtzaal. Ik steek toast in een broodrooster. Beleg vind ik niet. Elfje wordt terug gefloten door de ontbijtverantwoordelijke omdat ze brooddeeg in een wafelijzer giet. Een Amerikaans gezin ontbijt rechtstaand. De vader geeft een ‘high five’ aan zijn zoontje. De televisie staat op en speelt loeihard een tekenfilm om de kinderen stil te houden. Een ander koppel maakt naast het ontbijtbuffet enkele Colgate-foto’s, foto’s waar ik zó van gruwel. HELP, ik wil hier weg…
Rond 11h vertrekken we uit het hotel. De poging om met de bus het centrum te bereiken mislukt. Het is zondag vandaag, geen bussen. We laten een taxi stoppen en voor US$40 worden we bij het Hard Rock Café in Downtown afgezet. De serveerster is overdreven vriendelijk. Ze ziet in ons een levende fooi. Gelukkig voor haar smaken de reuzenhamburger en het varkensbroodje naar wens. Eens buiten wandelen we wat rond in het kunstmatig aangelegde toeristendorp. We besluiten om naar Miami Beach te wandelen, maar als we na een half uur wandelen een halve centimeter op de kaart afgelegd hebben, zoeken we voor de overige 11 centimeter openbaar vervoer. We stappen op een monorail, die zonder bestuurder automatisch van halte naar halte rijdt. Dan nemen we een bus en na een half uur stappen we af aan Miami Beach. Met onze zware boots en lange jeans vallen we wel op tussen de minuscule bikini’s. Het water lonkt. Mijn onderbroek wordt omgevormd tot zwembroek, en ik geniet volop van het warme oceaanwater.
Na 2 uur luieren, stappen we naar de bushalte. Vijf zware (letterlijk & figuurlijk) negerinnen steken de straat over en komen naast ons aan de bushalte staan. De booster wordt aangezet en keiluide muziek knalt uit de boxen. Het zwaarste geval zet zich puffend neer op het bankje en neemt zo 3 plaatsen in beslag. De andere 4 beginnen op de hiphopmuziek te shaken. Ik voel me ineens niet op mijn gemak, maar gelukkig zijn de elastieken van hun bikini’s sterk genoeg om alles op hun plaats te houden.
Op de bus naar het vliegveld praat elfje met een Latino, Alfredo. Ze vertelt hem onze avonturen. Hij stelt voor om vanavond, indien we opnieuw geen vlucht hebben, in zijn studio te komen slapen zodat we onze kosten kunnen drukken.
In de luchthaven komen we de Latino’s van gisteren opnieuw tegen. Iedereen wacht vol ongeduld wat er gebeuren zal. De passagiers stappen in, dan weerklinkt er een stem: “We zoeken 10 mensen die hun ticket willen doorverkopen. Zij ontvangen US$800 plus een hotelovernachting, geld voor eten en de garantie dat ze morgen kunnen vertrekken”. Ondertussen belanden wij op de 18de en 19de plaats op de stand-by lijst. Er ontstaat opnieuw een discussie met de chef, die geen oren heeft naar ons verhaal. Ik krijg tranen in de ogen van woede & onmacht. “We moeten zelf maar een oplossing zoeken”, zegt hij.


Dag 3 (30 juli 2006): Miami

We bellen Alfredo op om hem te verwittigen van onze komst. Omstreeks half 2 ’s nachts stappen we af aan Miami Beach en we zien Alfredo op zijn fiets naar ons toekomen. Hij neemt ons mee naar een appartementenblok en laat ons binnen in een piepkleine studio. Zijn vrouw verontschuldigt zich voor de rommel. Al wat wij willen doen is slapen en om half 3 vallen we als een blok in slaap. Rond half 6 word ik wakker van gestommel in de badkamer. Elfje is ongerust en wil zo snel mogelijk terug naar de luchthaven. Ik douche me in de haast en om 6 uur staan we alweer op straat. Tegen half 8 zijn we in de luchthaven en gaan op zoek naar het ticketbureau. “Toch niet naar Bolivia?”, vraagt de dame. We knikken bevestigend. Ze doet ons een voorstel om dinsdag te vertrekken naar Lima (Peru), ofwel kunnen we raad vragen aan de verantwoordelijke voor vertrekkende vluchten. Terwijl hij naar ons verhaal luistert, kijkt hij ons verbaasd aan en zegt dat hij zal doen wat hij kan. Tien minuten later zegt hij dat we vandaag kunnen vertrekken naar Atlanta. Van daar kunnen we vliegen naar Santiago de Chili om daar tegen ’s avonds een vlucht te hebben naar Santa Cruz. Onze bagage moeten we daar opvragen. We krijgen er een voedselbon van US$20 bovenop.
Tegen ’s middags vertrekken we naar Atlanta. Van de 6 uren in de transitzone, maken we gebruik om enkele kledingsstukken te kopen.


Dag 4 (31 juli 2006): Santiago de Chili (CHILI)

De vlucht naar Santiago de Chili verloopt sneller dan verwacht. We hebben elk een uur of 5 kunnen slapen. In plaats van 12 uur in transit te zitten, nemen we de bus om de stad te verkennen. We worden afgezet aan het Koninklijke Paleis. Een agent wijst ons de weg naar het Centrale Plein. Wandelend door de winkelstraten belanden we op het ruime plein. We kuieren wat rond in de ijzige kou. Enkele mensen zitten goed ingeduffeld op een bankje en kijken wat rond naar het straatleven. Schoenpoetsers doen hun werk met volle overgave. Een fotograaf wacht op klanten. Schilders stellen hun werken ten toon. Enkele schakers meten zich met elkaar. Mensen lopen de kathedraal in en uit…
Elfje moet dringend naar het toilet. Ze vraagt in een restaurant of ze gebruik mag maken van het sanitair. Vijf minuten later komt ze terug. “Er was geen water en geen toiletpapier. Weet je wat ik gedaan heb?”, vraagt ze.
We nemen plaats op het enige terrasje van het plein en genieten van de vroege zonnestralen. Naast ons komen 3 vrouwen zitten. Wanneer ze de menukaart voorlezen, beseffen we dat het Nederlanders zijn. Ik houd mijn mond en begin te gniffelen. Ineens springt elfje recht en begint de hele menukaart voor hen te vertalen… Die goede ziel toch! Maar ik begin me te ergeren aan de verhalen van de dames. Het is alsof ze talrijke avonturen beleven, maar eigenlijk maken ze een luxe rondreis met af en toe een uitstap die zich beperkt tot een drankje op een terras…
In een lingeriewinkel koopt elfje 2 onderbroeken voor US$8. Voor dat geld krijgt ze weinig stof, maar wel veel kant… We wandelen het centrum uit en zien het Andes-gebergte oprijzen achter de stad. Elfje begint honger te krijgen. Ik stel haar het eerste restaurant voor, maar ze ziet het niet zitten om tussen de dronken machomannen te gaan plaats nemen. We bezoeken de plaatselijke overdekte markt, waar varkenskoppen de vitrine sieren van een vleeskraam. Bij de bloemenmarkt staan we stil bij de rouwkransen… Ze spreken me aan met ‘Crocodile Dundee’, vanaf nu de grote concurrent van hun plaatselijke held Zorro. We hebben 4000 peso’s over, waar we wat frisdrank en een reuzenzak chips mee kopen. In het parkje voor het paleis genieten we van onze laatste minuten in Chili, want een half uur later vertrekken we naar de luchthaven voor onze vlucht naar Santa Cruz…


Dag 5 (31 augustus 2006): Santa Cruz (BOLIVIA)

Rond 2h ’s nachts landen we in Santa Cruz. Op onze bagage moeten we niet wachten, die zit immers in La Paz. We nemen de taxi naar het op voorhand gereserveerd hotelletje. We krijgen te horen dat het volledig volzet is. En onze reservatie dan? Elfje spoort hem aan om zo snel mogelijk een kamer voor ons te zoeken. De jongen weet niet goed wat hem overkomt en begint wat rond te telefoneren. Een half uur later zet een taxi ons af aan ‘Hotel Postilo’. Door de met papier opgevulde matras hebben we een slechte nachtrust. Maar hey! We zijn toch al in Bolivia geraakt!
Na het straatontbijt gaan we direct naar de luchthaven terug. De vrouw aan de balie zegt dat onze bagage ‘misschien morgen’ zal aankomen. “Hoezo misschien?”
Met enkel onze handbagage nemen we onze intrek in het hotelletje dat we de dag ervoor gereserveerd hadden. Nu is er wel plaats en voor 70 Bolivianos/nacht nemen we onze intrek in een 2persoonskamer. Wat later dwalen we door de stad op zoek naar gepaste kleding. Op de ‘Plaza 24 de Septiembre’ drinken we iets in een gezellige bar, recht tegenover de mooie kerk. Dan gaan we verder naar het toeristische vijvertje met zijn pédalos. In een supermarkt kopen we rum & limoen! Het feest kan beginnen…
In het hotel praat elfje met de eigenaar van het hotel over de Boliviaanse politiek. Die is verrast dat elfje zo goed op de hoogte is en samen met zijn 2 vrienden moeten ze eigenlijk hun ongelijk toegeven. En ondertussen smaakt de rum heerlijk, maar nog meer voor onze tafelgenoten…
Op aanraden van de eigenaar van het hotel nemen we de taxi naar het toeristische restaurant, ‘Casa del Camba’. Mannen gekleed in witte hemden en broeken begeleiden ons naar onze tafel. We nemen beiden een vleesschotel. Een vuurtje wordt op tafel gezet met daarop een overvloedige vleesschotel, waar de omvangrijke Boliviaanse steak het meest in het oog springt tussen de andere stukken vlees en ingewanden…


Dag 6 (2 augustus 2006): Naar Samaipata

’s Morgens moeten we opnieuw naar de luchthaven. De chef van AA deelt ons mee dat we geen vergoeding voor onze bagage krijgen omdat we niet met hen aangekomen zijn in Santa Cruz, maar dat we ons verhaal moeten melden via internet. Ze maakt notities & slaat die op in de computer. Ik krijg een uitprint mee. Ik kan ook mijn vlucht gratis wijzigen zodat ik mijn terugvlucht vanuit La Paz neem in plaats vanuit Santa Cruz. Wat later mag ik onze bagage gaan uitzoeken. Ik vind 2 in plastic folie gewikkelde rugzakken met ‘RUSH’ op geschreven. Blijkbaar hebben we het personeel gisteren goed kunnen overtuigen! We zijn doodmoe, maar zó opgelucht terwijl we met de microbus naar het hotel terug keren.
Rond de middag eten we vis op de vismarkt ‘Mercado de Flórida’. Het valt ons op hoe eerlijk en lief de Boliviaantjes zijn. Nooit trachten ze ons te bedriegen, ook al hebben we meer geld dan hen. Na onze maaltijd horen we een immens gekraak door de luidsprekers. Blijkbaar is het de bedoeling dat een plaatselijke band, gekleed met débardeurs en coole zonnebrillen, de markt opluistert. Op weg naar het hotel staat een jongetje tegen een taxi te plassen en een bedelaar neemt dankbaar de 2,5 Bolivianos in ontvangst.
Bepakt met onze loodzware rugzakken, gaan we te voet naar het busstation om naar Samaipata te reizen. Wanneer we de weg vragen aan verscheidene voorbijgangers, blijkt onze weg steeds maar langer te worden. Met een trufis (taxi) kunnen we onmiddellijk vertrekken voor 25 Bolivianos/persoon. In de trufis zit een Indiaanse vrouw en een taxichauffeur uit Samaipata. Het vrouwtje spreekt enkel een soort inheemse taal. Ze raakt mijn haren aan en zegt dat ik precies een vrouw ben van één of andere stam. We rijden langs mooie wegen, passeren armtierige huisjes, zien enkele meisjes op ezels zitten en heel wat oudere dames met hun typische lange vlechten. We genieten van de rit en beseffen dat de reis nu eindelijk begonnen is.
Na anderhalf uur rijden worden we in Samaipata aan een nieuw hotelletje afgezet, ‘La Posada’. Een energieke getatoeëerde Canadees heet ons welkom en toont ons zijn gezellig hotelletje. Voor 28 Bolivianos/persoon krijgen we een kamer met muskietennet toegewezen op de eerste verdieping. Na een kleine wandeling door de rustige straatjes, gaan we opnieuw bij de Canadees om een avondmaal te eten. Een Engels koppel komt bij ons aan tafel zitten. Ze hebben in de buurt net een trekking achter de rug. Ze geven ons ook uitleg wat de moeite is en wat niet. Misschien moeten we andermaal de reisplannen wijzigen…


Dag 7 (3 augustus 2006): Samaipata

‘s Morgens loopt de Canadees rond met zorgen aan zijn hoofd. Hij legt ons zijn problemen met zijn zakenpartner uit. Me dunkt is hij een backpakker die blij is met zijn leventje hier. Het enige wat hij wil is hier overleven. Zijn partner wil waarschijnlijk wat winst maken….
Samen met een kip in de koffer van de taxi, rijden we naar El Fuerte, een pré-Inca site. De taxichauffeur lijkt ons wat opdringerig, omdat hij ons minstens 3 keer tracht te overhalen om ons ook te mogen terug voeren. Zo kan hij een extra cent verdienen. Eigenlijk valt die opdringerigheid goed mee. We zijn dit alleen niet gewoon in Bolivia. We kiezen ervoor om El Fuerte zonder gids te bezoeken en eerlijk gezegd zijn we er niet wijzer van geworden. Het landschap rondom ons is prachtig. De wind doet deugd, maar op een onbewaakt ogenblik voert die mijn hoed mee de dieperik in. De site zelf bestaat uit een enorme rotsblok met uitgehouwen figuren erin. Niemand die weet waarom dit alles gediend heeft, dus waarom zouden wij naar de gissingen van een gids moeten luisteren. Op onze terugweg genieten we van een romantische wandeling. Elfje praat en praat maar. Het is geestig haar zo opgewekt bezig te horen.
In Samaipata nemen we plaats op een terrasje naast het centrale plein. Terwijl we bestellen komt de Canadees aangereden en hij vraagt of ik wil meekomen om onze rekening te betalen, omdat hij anders het geld zal mislopen. Vandaag vliegt hij uit het hotel en hij krijgt 5 dagen om al zijn spullen te pakken.
Op het terras, komt een schattig jongetje bij ons om nootjes te verkopen. De 50 cent die ik extra geef, geeft hij netjes terug. Wanneer hij het parkje inloopt, veert elfje recht, grabbelt de zak speelgoed uit de rugzak en loopt het jongetje achterna. Enkele minuten later komt ze terug, tranen rollen over haar wangen. Het jongetje wou geen speelgoed aannemen, omdat hij geen tijd krijgt om te spelen. In zijn vrije tijd moet hij van zijn stiefmoeder mooi leren schrijven… Elfjes’ hartje breekt.
Bij het ophalen van onze bagage om verder te trekken, is de nieuwe eigenaar al in het hotel getrokken. Me dunkt heeft ze meer verstand van zaken doen dan de Canadees. Met 2 andere toeristen wachten we langs de hoofdweg op de bus die ons naar Sucre moet brengen. Na 2 uur wachten komt de bus aangereden. Wij mogen niet mee, alle plaatsen zijn bezet. Verkleumd van de kou keren we terug naar ‘La Posada’, waar de nieuwe eigenares ons doorstuurt naar een ander hotel, iets verderop…


Dag 8 (4 augustus): Naar La Paz

Het ontbijt wordt geserveerd op ons terras, waar we genieten van de stralende zon en het uitzicht op de bergen rondom ons. In het dorp trachten we bustickets te bestellen voor Sucre, maar tevergeefs… Alle bussen zijn volgeboekt voor de ‘Dag van de Onafhankelijkheid’. Of we blijven hier 2 dagen langer, of we zoeken een andere oplossing. Elfjes voorstel is om de zoutvlakten over te slaan & om direct af te reizen naar La Paz.
Vandaag rijden er bussen, morgen omwille van de feestdag niet. Daarom moet het vanaf nu snel gaan: we moeten met een trufis terug naar Santa Cruz, om vandaar een bus te nemen naar La Paz. We hebben geluk… We kunnen 2 plaatsen boeken bij ‘Trans Copacabana MEM’, luxe bussen met ligzetels & met toilet aan boord.
In de onmiddellijke omgeving zoeken we iets om te eten. Overal zien we restaurants die enkel kip serveren, totdat mijn blik rust op enkele satés waar overvloedig vlees op gespietst zit. Een muzikant komt op ons terrasje spelen. Wanneer hij rondgaat om geld te ontvangen, wordt hij gevraagd om een liedje voor de camera te spelen, dat daarna op een lokale zender zal uitgezonden worden. Hij staat verstomd…
In het busstation moeten we een ticket kopen om op het perron te mogen. De bus vertrekt 1 uur te laat. We krijgen plaatsen op de achterste rij, net naast het verstopte toilet. We kunnen de stank drukken door onze zetels volledig naar achter plat te leggen. De stank is niet te harden, doch onze medereizigers lijken niets te ruiken. Op de bus start een Japanse gevechtsfilm, maar met muziek van San South Gabriel in de oren val ik gelukkig in een diepe slaap. Op de zetel voor ons zitten 2 grappige Peruanen. Ze zitten de hele tijd te lachen, enthousiast mee te doen met de TV of te applaudisseren als er een muzikant op de bus zijn ding doet. Ondertussen heeft elfje een probleempje. Ze moet dringend naar het toilet. Met Wc-papier in haar neus gepropt, gaat ze het toilet te lijf. ‘Valt nog mee’, zegt ze achteraf… Ja ja, en ik moet dat geloven van iemand met een ganse Wc-rol in de neus…


Dag 9 (5 augustus 2006): Busrit naar La Paz

Bij het ontwaken zie ik machtige berglandschappen langs me heen glijden. De groene heuvels van Santa Cruz lijken ver weg. De dorpjes lijken ook authentieker. In de vroege ochtend stoppen we met de bus in een klein dorpje voor een pisstop met ontbijt. Bij het uitstappen van de bus, voel ik me ineens ijl in het hoofd. Het stappen op deze hoogte gaat heel wat moeilijker. Veel meer dan Snickers, apennootjes en chocoladekoekjes kunnen we hier niet kopen. Het maakt mijn ijlheid niet minder zwaar. Rond de middag komen we in El Alto aan en zien een optocht ter ere van de ‘Dag van de Onafhankelijkheid’. Eén uur later stoppen we in het centrum van La Paz, waar we een taxi nemen naar de ‘gringo’-wijk. We nemen onze intrek in het ‘Maya Inn hotel’, waar we onmiddellijk in bed kruipen. Mijn hoofdpijn wil maar niet over gaan en elfje gaat uiteindelijk op zoek naar cocabladeren en warm water. De coca-thee werkt precies heilzaam. De hoofdpijn neemt langzaam af en ik heb zelfs zin om een eindje te wandelen. Terwijl wij langzaam door de straatjes strompelen, sluiten de mensen hun kraampjes. Onze straat loopt steil omhoog. Om ons niet te forceren, letten we goed op onze ademhaling. Aan onze snelheid te zien, lijkt het alsof we een maanwandeling aan het maken zijn.


Dag 10 (6 augustus 2006): La Paz

De hoofdpijn is verdwenen. Ik heb nog wel een ijl gevoel, maar niks om me zorgen over te maken. We slenteren doorheen de straten. De kraampjes beginnen langzaam open te gaan. Het is moeilijk om een ‘bolhoedvrouwtje’ te fotograferen. Meestal draaien ze hun hoofd weg als ze mijn camera zien. We komen toevallig bij een mooi uitgedoste menigte uit. We krijgen te horen dat het de verzamelplaats is voor de start van de optocht ter ere van de Onafhankelijkheidsdag. De stoet bestaat uit ambtenaren, weduwen van één of andere oorlog, oorlogsveteranen, gehandicapten en enkele fanfares. Het lijkt me een ideale gelegenheid om enkele ‘bolhoedjes’ te verschalken. Een oud-strijder toont ons een foto waar hij fier een Boliviaanse vlag draagt. Wanneer ik een foto van hem maak, vraagt hij waar de foto uitkomt… Tja, ’t is geen aftandse polaroidtoestel waar ik mee rondloop. Teleurgesteld gaat hij weg.
Bij ‘Plaza San Francisco’ start er een andere optocht. Bolhoedvrouwtjes laten hun kleurige feestkledij in het rond draaien. Ze worden gevolgd door gemaskerde mannen die de inval van de Spanjaarden voorstellen. Een koppel draagt sereen hun patroonheilige, terwijl hun gevolg de Heilige Maagd door de straten draagt.
In een zijstraat van ons hotel, roept iemand ‘Silvy! Silvy!’. Het is Lena, een Duitse die 6 jaar geleden samen met elfje vrijwilligerswerk deed in Honduras. Met haar gaan we mee naar de grootste markt van het land, in El Alto, de arme buurt. De markt strekt zich uit over het grootste grondgebied van de stad. Op een openvlakte staan duizenden kraampjes. De treinsporen die hier al jaren op een trein wachten, worden volledig bedolven door de marktkramers. Dit is de markt voor de armsten. Wij vinden niets naar onze gading. Van hieruit hebben we wel een spectaculair zicht op La Paz, dat in de diepte ligt. Na enkele uren rond te dwalen, nemen we een minibus die ons naar La Paz terug brengt.


Dag 11 (7 augustus 2006): La Paz

Vandaag willen we enkele reisbureaus aflopen om onze trektocht door de Andes te boeken. We hebben interesse in de afgelegen Apolabamba-trekking en willen weten wat dat zal kosten. De prijzen variëren tussen de US$190 en de US$550. Terwijl we in ons hotel overleggen wat we zullen doen, worden we aangesproken door iemand die vraagt of wij degenen zijn die de Apolabamba-trekking willen doen. Hij is eigenaar van een reisbureau en heeft toevallig opgevangen dat wij daar interesse in hebben. We komen overeen voor US$35/persoon per dag. Indien we ervaren stappers zijn krijgen we zelfs de mogelijkheid om de trekking in 4 dagen te doen. Doordat we groot vertrouwen hebben in deze jongeman, boeken we er zelfs onze Pampas-toer voor daarna. We krijgen ook nog de opmerking dat we veel water moeten drinken om aan deze hoogte gewend te worden. Elfje begint met grote overtuiging te drinken totdat ze binnen de kortste keren het toilet moet opzoeken. Ze voelt zich zelfs wat misselijk door het teveel aan water.
We doen inkopen om onze trekking aangenaam te maken: Snickers, zakjes soep, toiletpapier, energierepen voor onderweg en ‘Micropur’ om rivierwater te ontsmetten. We brengen de rugzak die we tijdens onze trekking in La Paz zullen achterlaten naar het reisbureau. De jongeman van het reisbureau was ons al een tijdje aan het zoeken. Hij zegt dat de trip morgen niet kan doorgaan. Doordat er vandaag, de verschoven feestdag, geen bustickets verkocht worden, zal de bus morgen, op dinsdag, niet rijden naar de plaats waar de trekking begint. We hebben een discussie, waar ik de duimen bij leg: We beslissen om morgen naar Copacabana te rijden, om na 2 dagen terug te keren voor de trekking.
In de namiddag nemen we de taxi naar El Alto, waar de minibussen staan voor Tiwanaku, de bakermat van de Incacultuur. Er stappen nog andere mensen in de minibus. Hun kledij stinkt uren in de wind. Ineens springt elfje de minibus uit, ik volg haar. Haar klein reukorgaan blijkt niet opgewassen tegen de indringende geur die het busje teistert. We nemen dan maar de taxi terug naar La Paz: de culturele uitstap is afgelopen!
We eten in het gezellige ‘Sol y Luna’-restaurant. Bij kaarslicht lezen we de menukaart. De gerechten worden zelfs in het Nederlands aangeprijsd. De eigenaars zijn Nederlanders en het stikt hier dan ook naar noorderburen die luidop hun verhaal doen. De ‘Mojito Boliviano’ stijgt direct naar mijn hoofd. Ligt het aan het alcoholgehalte of aan de cocabladeren die ze gebruiken in plaats van munt? Ik weet het niet…. Maar de ‘steak au poivre’ doet deugd na al die rijstmaaltijden.
In ons hotel kunnen we een toeristenbus boeken, die ons morgen in één ruk naar Copacabana kan brengen (25 Bol/persoon).


Dag 12 (8 augustus) : Copacabana

Na een korte nachtrust worden we beneden in het hotel opgepikt. De bagage wordt op de bus geladen en we vertrekken om 7h45. Bij het uitrijden van La Paz, zien we in de verte de besneeuwde bergtoppen van het Andesgebergte. Ineens verdwijnt het berglandschap en maakt het plaats voor een immense vlakte.
In Tiquina moeten we uitstappen. Alle passagiers moeten in een bootje stappen om op de andere oever van ‘Lago Menor’ te geraken. Onze bus rijdt een lang krakkemikkig gevaarte op, die een kwartier later de andere kant bereikt. Na ongeveer 4 uur rijden vanuit La Paz bereiken we Copacabana. Terwijl onze bagage afgeladen wordt, krijgen we een voorstel om voor 30 Bol/persoon in ‘Hotel Colonial’ te overnachten. Aan het onthaal wordt ons 40 Bolivianos gevraagd. Elfje weet de man te overtuigen voor de 30 Bol, op voorwaarde dat we het stilhouden voor de andere toeristen.
We boeken onze bustrip voor morgen en kopen een ticket om met de boot naar ‘Isla del Sol’ te varen. We hebben nog anderhalf uur vooraleer de boot vertrekt en nemen plaats op een zonovergoten terras. We bestellen een pizza. Wanneer die na 1 uur nog niet gebracht wordt, krijgen we van de onhandige ober te horen dat ze in de keuken het deeg aan het bereiden zijn. We drinken onze drankjes op en vertrekken zonder te eten.
Het is anderhalf uur varen op het rustige Titicacameer. Daardoor kunnen we amper één uurtje op het eiland blijven. Zinloos eigenlijk, maar de rust en het eten op het eiland doet ons wel deugd.
Rond 17h30 zijn we in Copacabana terug. Ik wil eerst het kerkje fotograferen bij ondergaande zon. Voor de kerk staan allerhande auto’s versierd met slingers, papieren bloemen en confetti. De auto’s worden gezegend tegen mogelijke ongelukken. Een priester giet als zegen enkele flessen bier over de auto’s. De overschotten drinkt hij zelf op. Heel wat Peruanen steken de grens over om hier hun auto’s te laten zegenen. Ik vraag één van de vrouwen of we niet eens van hoed kunnen wisselen. Ze vindt het blijkbaar een goed idee, want een ogenblik later heeft zij mijn Australische hoed op en ik haar bolhoed: ‘Operatie bolhoed’ is geslaagd!
De priester komt erbij staan en biedt me een beker bier aan. Hij poseert gewillig voor de camera. Ook enkele families vinden het fijn om met ons op de foto te mogen. Het wordt een gezellig onderonsje.
’s Avonds nemen we als diner een vijf gangenmenu. Door haar keel- en maagpijn heeft elfje niet veel honger. Snel naar bed dan maar…


Dag 13 (9 augustus): Copacabana en naar La Paz

We schuimen de kleine straatjes af en stappen in de richting van de kerk. Het ziet er een fraai gebouw uit. Aan de ingang van de kerk staat er een bordje: ‘verboden foto’s te nemen’ en ‘verboden mascottes mee te brengen’. Een gedroogde lamakop blijft aan de ingang van de kerk achter.
De priester wijdt zich nog steeds aan zijn taak: hij drinkt bier en voorziet de lange rij auto’s van zijn zegen. Iedereen is druk bezig met het versieren van zijn auto. Hun patroonheilige siert de motorkap en slingers worden mooi met plakband aan hun auto geplakt. Het bier sla ik deze ochtend af.
De winkeltjes beginnen open te gaan. We zoeken een muts die we kunnen gebruiken op de trekking. We kopen er zelfs warme handschoenen bij.
Aan de halteplaats van de bus zijn 2 kleine kinderen zich goed aan het amuseren met elkaar, tot dat elfje begint mee te spelen. Het meisje is jaloers omdat elfje eerst het jongetje rondgezwaaid heeft. Uiteindelijk stelt ze voor om alle drie elkaar een dikke knuffel te geven. Ondertussen staan de toeristen aan te schuiven. Chaos alom! Er zijn meer tickets verkocht, dan dat er zitplaatsen zijn. Door de talenknobbel naast mij, zoeken wij plaats achteraan op de bus. Tien anderen voor ons moeten hun bagage uit de laadruimte halen en worden doorverwezen naar een andere busmaatschappij. Het is een goed uur rijden tot aan de overzet. Eén uur te lang voor elfje die haar benen toeknijpt. Bij aankomst springt ze uit de bus en loopt door een restaurant om achteraan haar ontlading te doen. Ik doe het wat verder in open lucht.
Aan de overzet is er politiecontrole. Iedereen moet zijn reispas tonen. Drie meisjes mogen het water niet over. Zij hebben geen Boliviaanse stempel, gewoon doordat hun bus niet gestopt is bij de grensovergang tussen Peru en Bolivia. Nu moeten ze op eigen houtje terugkeren om hun stempel te halen. Voor ons volgt er een aangename rit. We luisteren naar de iPod en genieten van het landschap. Bij het binnenrijden van La Paz krijgen we een woordje uitleg: “La Paz heeft 1,2 miljoen inwoners en El Alto, de stad die wat hoger in de bergen ligt heeft er 1 miljoen. Het is de snelst groeiende stad, die pas 21 jaar bestaat. Het is tevens de armste stad van het land”. De bus stopt even bij een uitkijkpunt zodat we foto’s kunnen maken van deze merkwaardige stad en tien minuten later worden we in het centrum afgezet.
Te voet gaan we naar ‘Hotel Continental’, droppen onze bagage daar en gaan dan onze ‘Death Ride’ boeken. De vrouw geeft ons uitgebreid uitleg en laat ons foto’s en filmpjes zien. Ze geeft ons haar huistelefoonnummer, zodat we haar altijd kunnen bereiken omdat we niet exact weten op welke dag we van trekking terug komen.
We zakken af naar ‘Sol y Luna’ en drinken opnieuw ‘Mojito Boliviana’, omdat we weten dat we de volgende dagen sober zullen doorbrengen.
Dan gaan we naar ons hotel terug voor een korte nachtrust. Elfje is de reiswekker kwijt geraakt en ongerust kruipen we in bed, bang om morgen te laat op afspraak te zijn.


Dag 14 (10 augustus): Busrit naar Pelechuco

Onze gids César staat ons om 6h op te wachten in de lobby van het hotel. Met de taxi gaan we samen naar de bushalte. We stoppen aan een mooie toeristenbus, maar we worden doorverwezen naar een krakkemikkige sardienenbus, enkele meters verderop. Wij hebben een zitje op de achterste rij en zitten volledig op elkaar gepakt. Naast ons zit een vrouw met 2 kinderen. Het oudste meisje heeft geen plaats om te zitten en staat de hele reis recht op de zetel van haar moeder. Klagen doet ze gedurende de 12 uur durende rit geen enkele keer, en zeker niet wanneer ik een knuffeldiertje uit mijn rugzak tover en aan haar geef. De eerste 2 uren rijden we over goede asfaltwegen. In een klein dorpje stoppen we voor ontbijt. In een klein smerig restaurantje krijgen we het plaatselijke voer aangereikt: soep met enkele frieten in en een rijstschotel met enkele brokjes vlees met groenten. Elfje heeft niet veel zin in haar ochtendmaal. De bus zit ondertussen stampvol, ook de middengang zit afgeladen vol.
We vervolgen de weg langs stoffige zandwegels met hier en daar enkele keien. Nadat we enkele uren door elkaar geschud worden, stopt de bus voor een plaspauze in open lucht. Elfje vindt dat ze gediscrimineerd wordt. De mannen stappen uit de bus en gaan elk in een andere richting staan en worden aangestaard door enkele lama’s. De vrouwen blijven op de bus zitten. Een kwartier later stopt de bus in het volgende dorp. Niemand staat recht. Elfje kan het nu niet meer houden en op mijn aanwijzingen stapt ze op de hoofdsteunen van de zetels, over de mensen heen, om zo buiten te geraken. Enige minuten later neemt ze opgelucht dezelfde weg terug. Er ontstaat hilariteit bij de mannen, de vrouwen geven geen krimp.
We rijden door prachtige landschappen met mooie zichten op het Andesgebergte. We passeren kleine dorpjes. Er is niet veel leven te zien. Af en toe zien we een lama opduiken. We zitten op meer dan 4000 meter. Het enige oponthoud dat we hebben is voor het vervangen van een lekke band. Tegen de avond krijgen we een spectaculaire afdaling. De haarspeldbochten volgen elkaar razend snel op. De buschauffeur leidt de bus door de wolken heen en over de zanderige wegen naar beneden. Elfje is er niet gerust op. Ik vind het adembenemend. Uiteindelijk komen we om 18h aan in Pelechuco, gelegen op 3800 meter. Het is pikdonker en koud. César neemt ons mee naar een hotelletje. We krijgen een kamer, maar moeten ons bij deze koude temperatuur in de buitenlucht opfrissen met pompwater. Bij het avondmaal krijgen we te horen dat er voorlopig geen ezels in het dorp zijn. Er wordt een militair uitgestuurd om de ezeldrijver te zoeken, zodat we hoogst waarschijnlijk morgenvroeg om 9h kunnen vertrekken.


Dag 15 (11 augustus): Trekking dag 1

De ezeldrijver is terecht. Terwijl hij onze bagage voor de komende dagen op zijn 2 ezels vastbindt, wandelen wij het dorp al uit. Het ziet er een mooie dag uit. De zon schijnt zodat we in T-shirt kunnen wandelen. De rust die de natuur uitstraalt doet ons genieten. Vanuit Peluchuco naar de eerste pas wandelen we 3 uur. In deze tijd hebben we 1000 meter geklommen. Elfje is bang dat deze tocht te zwaar wordt. César kijkt goedkeurend, want normaal wordt dit gedaan in 5 à 7 uur. We eten ons middagmaal op de pas, zodat we uitzicht hebben op de bergen. De ezeldrijver komt ook aan en laat zijn ezels enkele meters bij ons vandaan rusten.
Dan dalen we af gedurende een half uur. We wandelen in de vallei en passeren enkele dorpjes. Hier hebben ze geen elektriciteit meer. Water moet uit de rivier gehaald worden. De mensen overleven met het geld dat ze krijgen door het verkopen van lama- of alpacawol. We passeren een heleboel lama’s. Wanneer één zijn tanden ontbloot omdat ik te dichtbij kom, draai ik me snel om, bang dat er een fluim zal volgen. Tegen de avond lopen we in de wolken en we krijgen regel en hagel over ons heen. We hebben het koud. Onze gids regelt een huisje voor ons. Achteraf krijgen wij de tent toegewezen. Zelf neemt César en de ezeldrijver een schuurtje waar de schapen- en alpacawol opgeslagen worden. Ondertussen is de hemel opgeklaard en komen er duizenden sterren tevoorschijn. Met de muts op valt elfje in een diepe slaap.


Dag 16 (12 augustus): Trekking dag 2

’s Ochtends verfrissen we ons aan de oever van het riviertje. Vanuit het gras wijzen de ijspegels naar het water. Het is ijskoud. Verkleumd zoeken we het hutje op en krijgen warme thee van onze gids aangeboden.
We verlaten het dal en al snel moeten we klimmen van 4100 m naar 5100 m. De vegetatie verandert compleet. Eerst wandelen we over mossen, maar wat verder geraken we de helling van 100° met moeite op. De losse stenen glijden onder onze schoenen weg. In de bergen rondom ons glinsteren de gletsjers in de zon. Fantastische zichten!
We zijn goed op tijd bovengeraakt. In de verte zien we de wolkenvelden op ons afkomen. Na de afdaling krijgen we ons middagmaal. Een horde lama’s kijkt van op een heuvel naar ons toe. De ezeldrijver is nergens te bespeuren en César maakt zich wat ongerust… ongerust over het feit dat de ezels het grootste gedeelte van ons eten dragen. Het stijgen en dalen volgen elkaar afwisselend af. Er lijkt geen einde aan te komen. Nadat we de ‘millos curvas’, de duizend bochten die ons 500 meter naar beneden brengt, overbrugt hebben zien we onze gids de volgende berg al op wandelen. De ezeldrijver is ons ondertussen voorbij gelopen. Ik roep César zodat we even op rust kunnen komen, maar hij hoort me niet of doet alsof en stapt rustig de berg verder op. Elfje is heel moe en de tranen staan in haar ogen. We wandelen voorbij de bivakplaats waar we normaal zouden overnachten. Ze verwenst onze gids en de woede staat op haar gezicht te lezen. Als klap op de vuurpijl krijgen we een hagelbui over ons heen. Na nog 2 extra bergen op te moeten, zien we onze gids onder een enorme rots zitten. “Dit is onze kampplaats”, zegt hij. Doodvermoeid zetten we onze tent op en gaan bij hem onder de rots zitten waar we ons avondeten krijgen. Er wordt weinig gezegd. Plots komt uit het niets een persoon aangewandeld. Wij zijn hier voor ons plezier, hij uit noodzaak. Hij heeft nog een heel eind te gaan. Hij staat versteld: “Buitenlanders tot hier in 2 dagen. Dat is niet normaal…”


Dag 17 (13 augustus): Trekking dag 3

Op de eerste pas ontmoeten we een groep Fransen die dezelfde tocht doen maar in omgekeerde richting. Zij hebben er 7 à 8 dagen voor uitgetrokken. Wat verder in de vallei komen we hun tentenkamp tegen, omringd door een 8-tal pony’s die hun hebben en houwen naar boven moeten zeulen. Dus daar zit hem het prijsverschil! Rond de middag komen we in Curva aan. Elfje kan amper stappen. Strompelend stapt ze het restaurant binnen. Tijdens de soep legt elfje haar frustraties uit aan César. Ze zegt wat zijn taak als gids is. Hij bekijkt haar begripvol. Voor hem is het zijn persoonlijk record om deze tocht in twee en een halve dag te doen. De soep moeten we niet betalen.
De vegetatie wordt alsmaar groener. Langs een riviertje dalen we verder af totdat we om 17h30 in Charazani toekomen. We nemen een hotelletje met gemeenschappelijke badkamers zonder water. Een oud vrouwtje sprokkelt wat hout samen om wat water in een ketel voor ons op te warmen.
We gaan op zoek naar een restaurantje. Er zijn er wel enkele te vinden, maar eten kunnen ze ons niet geven. Uiteindelijk vinden we toch eten in een restaurant op het marktplein. Violetta, de eigenares, vraagt wat ze kan doen om toeristen aan te trekken. Ze is een praatgrage vrouw en iedereen hangt aan haar lippen. Haar demente kinderoppas vrolijkt de boel wat op…


Dag 18 (14 augustus): Naar La Paz

In de voormiddag hebben we tijd om de ‘Hot Springs’ te bezoeken vooraleer de bus afkomt. We betalen 5 Bolivianos voor de douche en verwarmd zwembad. Het zijn de beste douches die we tot nu toe gekregen hebben. En dan het water in! Het zwembad wordt gevoed van de warmwaterbron die wat verder ontspringt. Het warme water doet deugd, maar maakt ons loom. Toch verdwijnt de moeite uit onze benen. Het is verbazend dat elfje vandaag zonder ongemakken kan rondstappen.
In het restaurant van Violetta wachten we op de bus. Violetta kijkt verschrikt wanneer ik mijn hoed op tafel leg. “Doe dat niet”, zegt ze, “Het brengt ongeluk”. Een half uur later komt César binnen. Hij heeft net gehoord dat onze bus niet komt en dat we dus de volgende moeten nemen, enkele uren later. Doordat de vorige bus afgelast werd, staat aan de bushalte een massa te drummen. César zorgt ervoor dat wij bij de eersten zijn die kunnen opstappen. De bus is opnieuw een rammelkast. De rugleuningen van de zetels vallen voortdurend achterover. We klagen niet, want wij kunnen zitten. De middengang staat ook vol. Wat later vertrekt de overvolle bus en aan de bushalte blijven enkelen ontredderd wachten op de volgende bus. Door de modderige wegen geraakt de bus met veel moeite de eerste helling op. De bus wordt alsmaar voller. Bij elke stopplaats komen er stinkende mensen bij. Ze drummen de bus binnen en in de middengang deponeren ze hun grote zakken op de grond en gaan op hun bagage zitten. Tijdens de nachtelijke tocht beginnen ze zelfs naar ons toe over te hellen. Elfje kan de slaap niet vatten. Ze haat de luide muziek met de schelle meisjesstem die vunzige teksten zingt. Ik heb er geen last van, ik versta geen Spaans! Doordat enkele mensen in de middengang hun vlooien op haar loslaten, zit elfje na enkele uren geregeld aan haar benen te krabben…


Dag 19 (15 augustus): La Paz

Midden in de nacht word ik wakker van slepende remmen. Elfje zit al wakker en kijkt met grote ogen rond. Ze heeft gehoord dat er iets mis is met de bus. Ik stel haar niet gerust door te zeggen dat het beter is remmen te hebben die slepen, dan helemaal geen remmen te hebben. Wat later wordt de bus gestopt en horen we het kloppend geluid van ijzer op ijzer. Een half uur later kunnen we vertrekken en rijdt de bus verder de bergen af. Probleem opgelost!
Om 5 uur ’s morgens worden we afgezet in La Paz en met de taxi gaan we naar ‘Hotel Continental’. Na enkele uren slaap ga ik bij Raoul, de eigenaar van het reisbureau, langs. Ik vertel hem dat we de trekking in 3 dagen gedaan hebben en zonder verdere uitleg krijg ik US$70 terug betaald.
Terwijl ik aan het mailen ben, komt elfje doodmoe langs. Ze heeft last van hoofdpijn. Gelukkig hebben we vandaag een dagje vrij zodat we enkele dingen kunnen regelen. We gaan naar het kantoor van ‘Xtreem’ langs om onze ‘Death Ride’ te bevestigen en om onze kleren te passen, waarbij we nogmaals gewezen worden op de veiligheid van deze organisatie.
Ik koop een extra regencape en daarna gaan we langs bij het kantoor van American Airlines om mijn terugvlucht te bevestigen. De Zwitserse vrouw voor ons krijgt te horen dat haar vlucht geschrapt is en dat ze contact moet opnemen met de toeroperator in haar thuisland. Mijn vlucht herbevestigen is geen probleem, totdat ik de bediende er op wijs dat ik vanuit La Paz vertrek en niet vanuit Santa Cruz. “Ok, no problem”, zegt ze. “Alles is in orde”. Ik vraag een uitprint van mijn vluchtbevestiging en bij het nakijken zie ik dat mijn vlucht nog steeds vanuit Santa Cruz vertrekt. “Alles is in orde”, herhaalt ze, “Ik kan alleen die gegevens niet wijzigen”. “Je hebt toch ergens geschreven dat ik vanuit La Paz vertrek. Kan je dat niet uitprinten?”, vraag ik “Neen, deze gegevens zijn vertrouwelijk”, antwoordt ze. Door te zwieren met mijn vluchtgegevens en te zeggen dat ik voorheen 5 dagen vastzat in Miami, maar vooral door de uitdrukkelijke ‘PLEASE’, krijg ik dan toch de gevraagde uitprint mee. In de koffiebar aan de overkant van de straat beginnen de frustraties over American Airlines opnieuw op te wellen, maar de koffie met gebak smaken wel.
Op onze terugweg kopen we enkele illegale Cd’s bij de talrijke kraampjes langs de straat. Het is eigenaardig dat hier mensen overleven door illegaal Cd’s te kopiëren.


Dag 20 (16 augustus): ‘Death Ride’ naar Coroico

Midden in de nacht schiet ik wakker van de ramen die staan te daveren door de hevige wind. Buiten speelt een saxofoon zachtjes een droevige melodie. Ik geniet van dit ongewone nachtlawaai.
Rond 7h15 zijn we in het kantoor van Xtreem. Twee Canadese meisjes zitten er al, wat later komt Lieven erbij, iemand van Westmalle. Met onze mountainbikes op het dak van een minibusje, rijden we naar La Cumbre op 4800 meter hoogte. Even buiten La Paz ligt er heel wat sneeuw. De weg is dicht gesneeuwd, wat ongewoon is voor deze tijd van het jaar. Nadat de weg sneeuwvrij gemaakt is kunnen we verder rijden naar de pas over de ‘Cordillera Real’. Net over de pas houden we halt en worden de mountainbikes van het dak gehaald. We doen onze opvallende oranjegekleurde kledij aan en krijgen een ontbijt. Lieven smoort de ene sigaret na de andere. Hij heeft last van stress. Nadat de helm vastgegespt zit kunnen we vertrekken voor de 65 km lange afdaling. Ik volg de gids, de rest volgt. De weg is breed en mooi geasfalteerd. Hier heeft het gelukkig niet gesneeuwd, toch blijft één van de Canadese meisjes opvallend lang weg. Het enige waar we voor moeten oppassen zijn enkele grote stenen die van de bergen op het asfalt gerold zijn. Na een gemakkelijke 15 km komen we in Unduavi aan. We moeten afstappen om door de politiecontrolepost te gaan. Auto’s worden gecontroleerd op cocaïne of op producten die nodig zijn om cocaïne te maken. Doordat we veel tijd verloren hebben met de opruiming van de sneeuw, worden de fietsen op het dak van de minibus gehesen. We rijden met de minibus 20 minuten verder over een licht golvende weg, tot dat we aankomen bij een niet geasfalteerde weg: de ‘World’s most dangerous road’, wat verwijst naar de talrijke bussen en vrachtwagens die van de weg afgeraken en de diepte indonderen. Bij de afdaling moeten we om de haverklap wachten op de Canadese die met de remmen dicht naar beneden bolt. Op die manier lijkt het meer op een familie-uitstap, dan op een spannend avontuur. Om het toch wat spannend te maken, rijd ik zo dicht mogelijk bij de rand van de afgrond en laat ik mijn achterwiel zo veel mogelijk slippen… Geeuw… Ik heb er niets aan. Uit verveling test ik de vering van mijn voorwiel uit terwijl ik mijn gewicht op het voorwiel tracht te brengen… totdat ik met een smak over kop ga. De ketting ligt er af, ik heb een scheur in de broek en een pijnlijke knie. Ik zie de gids glimlachen alsof hij wil zeggen: ‘Dat komt er van!’
Ik laat elfje dan maar voor mij uit rijden. Het is grappig om haar te zien fietsen. Zij is totaal geconcentreerd en haar kleine beentjes draaien alsmaar in het rond… Onze eerste gids begint het ook op zijn heupen te krijgen van al dat wachten, en opeens zet hij in volle vaart de afdaling in. Ik ga erachteraan! We rijden met een vliegende vaart over de zanderige wegen. Af en toe moeten we halt houden om een bus of truck te laten passeren. Seingevers geven in de scherpe bochten aan af we wel dan niet mogen verder rijden. Wanneer we voor de zoveelste keer op de Canadese wachten, stopt een gids met een mooie slippartij voor onze neus. Het haantje-de-voorste van een andere groep doet hem na, maar smakt net voor onze neus tegen de grond. Hij komt er met enkele schaafwonden en een gescheurde broek van af.
We houden even halt aan de plaats waar vorige week een autobus naar beneden stortte met 24 doden als gevolg. Daarna volgen de dolle afdalingen elkaar aan sneltempo op. Ik blijf steeds iets achter onze gids. Op het einde, bij de laatste bocht rijden we door wat water. Ik ontwijk een grote steen, maar kom dan op een andere steen met mijn voorwiel terecht. Knal! Ik bol uit en kom met een platte band na de gids over de eindstreep. De 65 km zitten erop. We zijn gedaald tot op 1200 meter.
Na wat gepalaver, kan Lieven een bus nemen naar Rurrenabaque. Wij worden naar een hotel gebracht waar we ons kunnen douchen en na een eetmaal worden we in het centrum van Coroico afgezet. Te voet gaan we de steile helling op die ons naar het bungalowverblijf ‘Hostal Sol y Luna’ moet brengen op ongeveer 1,5 km van het centrum. De weg is zwaarder dan verwacht. Met onze zware rugzakken komen we goed bezweet bij ons verblijf aan. We nemen onze intrek in ‘bungalow Rosana’, een gezellig huisje op een heuvelrug met uitzicht over Coroico. We drinken een glaasje wijn op ons terras, terwijl ik een koud washandje op mijn verstijfde knie leg.


Dag 21 (17 augustus): Coroico

De hele nacht heeft het geregend… Regen waar de bevolking al een tijdje op zat te wachten. We hebben geen zin om op te staan en blijven langer dan normaal in bed liggen. Na onze was te doen installeren we ons op de ligstoelen in onze tuin totdat het opnieuw begint te regenen. Het wordt een lekker lui dagje. Rond 17h rapen we onze moed bij elkaar en gaan te voet naar het centrum om enkele inkopen te doen. Het centrum is gezellig gemaakt voor het toerisme met leuke eethuizen langs de geplaveide straten. In ‘El Cafetal’ spreken we af om te dineren met het Engels koppel dat we in Samaipata & La Paz ontmoet hebben. Het restaurant serveert lekkere Franse gerechten. We eten ons buikje vol en samen met het Engels koppel stappen we naar onze bungalow terug. We leren hen kleurenwiezen en hebben een gezellige avond. Er worden records gebroken: pas om 2h kruipen we tussen de lakens!


Dag 22 (18 augustus): Naar Rurrenabaque

Een chaotische ochtend: onze was is nog nat en toch moeten we alles dringend inpakken om naar Rurrenabaque te vertrekken. We moeten om 12h30 aan de bushalte in Yolosa zijn. Een 4x4 haalt ons op en 15 minuten later worden we aan de busstop afgezet. Om 13h is er in de verste verte geen bus te bespeuren. Om 14h, 14h30 nog steeds niets… Ik begin nerveus te worden en loop in het dorpje heen en weer en vraag aan elke bus die stopt of hij naar Rurrenabaque moet. Telkens wordt er geantwoord dat we nog moeten wachten. Enkele andere toeristen vragen of we bij hen komen zitten om mee te spelen met één of ander simpel kaartspel. Een kwartier later komt onze bus van ‘Transtotal’ aangereden, het is 16h. Blijkbaar wordt het uur van vertrek in La Paz op het ticket vermeld, niet het uur wanneer wij moeten opstappen… Dat moet je maar op voorhand weten! Op de bus zitten de 2 lastigste passagiers precies rondom mij. Er wordt aan mijn rugleuning geduwd, aan mijn haar getrokken, de zetel voor mij wordt volledig achteruit gezet, bagage wordt op mijn hoofd gedropt. Ik erger me aan hen… Na een uurtje stopt de bus. Er is een vrachtwagen zijn lading aan het lossen langs de kant van de weg, met een lange file als gevolg. Niemand ergert zich. Elfje maakt van de gelegenheid gebruik om een toiletstop te maken in de vrije natuur. Ondertussen sla ik een babbeltje met Thomas, een Duitser. Hij lijkt een watje en wij vinden het bizar dat hij helemaal alleen in Bolivia rondtrekt. Na 20 minuten rijden we verder. De buschauffeur is een snelheidsduivel. Hij scheurt door de bochten. De weg lijkt me nochtans even gevaarlijk als de weg die we met de fiets afgelegd hebben. Elfje knijpt haar ogen dicht om niets te moeten zien van de afgronden naast ons en valt weldra in slaap.


Dag 23 (19 augustus): Rurrenabaque & Pampas del Yacuma

Elfje wordt pas wakker als de bus in Rurrenabaque stopt. Ik heb de hele nacht geen oog dichtgedaan met dank aan de 2 lastigaards voor en achter mij. Aan de bushalte worden we door John opgewacht die ons naar het kantoor van ‘Deep Rainforest’ brengt. De Duitser, Thomas gaat met ons mee. Hij zal vandaag samen met ons op Pampas-toer moeten vertrekken, want de groep van morgen heeft afgezegd. Onze natte was hangen we aan de achterkant van het kantoortje, zodat die nog wat kan drogen terwijl wij goedkope sportschoenen kopen om te kunnen stappen in het sompige Pampas-gebied. Wanneer een Engels koppel het kantoor binnenstapt, is de groep volledig. Rond 10h vertrekken we. In een gesloten 4x4 jeep rijden we over een rood zanderige stoffige weg. Na een uurtje stoppen we voor het wisselen van een lekke band, terwijl andere jeeps ons passeren en ons onder het stof zetten. Rond 13h stoppen we bij een ‘comedor’, waar de toeristen in busjes worden afgeladen voor het middagmaal. Om toeristen te lokken hebben ze er allerlei dieren aan touwtjes vast gelegd in de tuin: een schattig aapje, een miereneter, een toekan, een slang. Het is gemakkelijk om hen te fotograferen, maar op deze manier hoeft het voor mij echt niet.
Aan de rivier ligt een Pocahontas-boot op ons te wachten. Onze minigids ziet er schattig uit. We laden onze rugzakken en voedingsmiddelen in de uitgehouwen boom en vertrekken op Pampas-toer.
We moeten geen halsstarrige toeren uithalen om mooie gekleurde vogels, schildpadden, alligators of rare ratten (watervarkens/capybara) te zien. Iedereen geniet van de boottocht onder de stralende zon. De gids gaat op mijn aanwijzingen meer naar links of rechts zodat ik mooie foto’s kan maken. Ik kan maar niet genoeg krijgen van de reuzen-ratachtige knaagdieren die aan de waterkant komen drinken. Ze zien er lelijk uit, maar tegelijkertijd zijn ze echt heel schattig. We zien een watervarken met een gewonde poot. Hoogst waarschijnlijk is die gebeten door een alligator. We hebben nog nooit zoveel alligators bij elkaar gezien. Heimelijk zit ik met de gedachte om hier een paar mooie boots te laten maken, want een alligator of twee minder zou hier echt niet opvallen. Voor ons lijken deze luie dieren niet echt een bedreigde diersoort. Onze gids neemt zijn tijd. Andere bootjes steken ons voorbij, terwijl wij rustig ronddobberen op het water. Onze gids stopt aan een strandje en haalt enkele bananen te voorschijn. Uit het struikgewas komen een hele horde kleine schattige geelkleurige aapjes te voorschijn, die de bananen uit zijn hand komen plukken. Het lijken minimensjes. Elfje heeft zelfs zin om eentje te adopteren. Wat verder stroomopwaarts zien we de bovenkant van enkele roze dolfijnen naar de oppervlakte komen. Ik zit met het fototoestel in de aanslag te wachten tot zij sprongetjes zoals Flipper maken. Deze dolfijnen zijn van het rustige type, zodat enkel een vin of een stuk van hun snuit boven water uitsteekt.
Bij onze kampplaats worden alle goederen via een mensenketting naar boven gebracht. Terwijl onze kokkin het avondmaal voorbereidt, gaan wij de nabijgelegen ‘Sunset Bar’ met ‘cold beer’ bezoeken. We hebben er een uitzicht over de Pampas en volgen de beweging van de ondergaande zon, die snel achter de horizon verdwijnt. Na een goed uur keren we schouder aan schouder naar onze kampplaats terug .Het is aardedonker. Niemand had er aan gedacht om een zaklantaarn mee te nemen. We laten onze gids voorop gaan zodat eventuele alligators hem als avondmaal kunnen nemen. Op de kampplaats aangekomen, wacht ons een aangename verrassing: de kokkin blijkt haar naam waardig. Ze heeft zelfs de moeite gedaan om het eten zo mooi mogelijk te presenteren. Aan tafel maken we verder kennis met onze reisgenoten en na het eten zoekt iedereen zijn bedje met muskietennet op. Ondanks dat de matrasjes maar halfvol gevuld zijn, slapen we heerlijk.


Dag 24 (20 augustus): Pampas del Yacuma

We worden gewekt door het gekwetter van vogels en door het geluid van een brulaapje. Heerlijk om zo wakker te worden. In de nabijheid van ons kamp hangen in de bomen de kleine aapjes om voedsel te bedelen. Na ons pannenkoekenontbijt vertrekken we op ‘Anaconda-walk’. We zijn duidelijk niet de enigen. Er liggen al verschillende bootjes aangemeerd en in de verte zien we de witte huiden van de toeristen weerkaatsen in de zon. Onze gids wil vooraan lopen om een grotere kans te hebben om ons een Anaconda of andere diersoort te laten zien. Met zijn korte beentjes huppelt hij door het gras, springt een beekje over en steekt de andere groepen voorbij. Nog geen 10 minuten later ziet onze gids een giftige slang. De andere gidsen komen met hun stok in de hand afgestormd, maar het beestje is gelukkig al verdwenen. We beginnen zachtjes te hopen dat we geen Anaconda te zien krijgen, uit schrik dat de gidsen het beestje niet goed zullen behandelen. Een beetje later horen we een fiere kreet van een andere gids: “Anaconda! Anaconda”! Hij sleurt een slang van ongeveer 1,50 meter uit het gras. Een 20-tal toeristen komen op zijn kreet af. Elfje roept de andere toeristen toe dat ze het beest niet mogen aanraken indien ze ‘deet’ (anti-muggenmelk) aan hun handen hebben, want dat is schadelijk voor de slangenhuid. De mensen wassen hun handen en poseren dan trots met de slang voor de foto. Ondertussen pist en kakt de slang uit schrik. Onze groep beslist om de slang niet vast te houden om het lijden van het beestje niet te verlengen. Onze gids is verbaasd van onze reactie. Wat verder zie ik op een pad een andere slang kronkelen. Ik fluister elfje mijn waarnemingen toe. In een reflex licht elfje de andere reisgenoten iets te luid in en een gids die haar gehoord heeft schiet naar voren. Wanneer hij zijn klopjacht wil beginnen en mij daarvoor moet passeren, roep ik hem toe dat hij het beest moet gerust laten. Hij kijkt me onbegrijpelijk aan. We krijgen een uitleg dat de Anaconda’s in Bolivia geen echte, maar verwanten van de giftige en de meer agressievere soortgenoten zijn. Nu wordt het me duidelijk waarom die gidsen zo stoer proberen doen… De Anaconda-toer loopt op zijn eind en we keren naar de boot terug. Siesta!
Elfje staat onder de douche als ik haar zeg dat we vertrekken om tussen de roze dolfijnen te gaan zwemmen. De gids verzekert ons dat op de plaats waar de dolfijnen te vinden zijn, geen alligators of krokodillen zwemmen. Het stelt me echter niet volledig gerust, want op het moment dat we dolfijnen ontdekken, komen er andere bootjes langs die de dolfijnen doen opschrikken. Toch gaan we te water. Elfje heeft een goed excuus om niet te zwemmen, want ze heeft maar een halve bikini bij. Wij, de mannen, gaan de glibberige waterkant in en zwemmen een beetje in het rond. Enkele alligators liggen wat verder op de oever te zonnen. Na de zwempartij meren we met onze boot enkele meters verder aan. De gids haalt enkele primitieve vislijntjes boven en zegt dat we op piranha’s gaan vissen. Piranha’s? Hier? Had ik dat op voorhand geweten, zou ik wellicht ook wel een excuus gevonden hebben om niet te moeten zwemmen! Onze boot ligt voor een stuk in het struikgewas en mijn vislijn geraakt telkens vast. Eindelijk krijg ik wat meer plaats wanneer Thomas zijn moed bij elkaar geraapt heeft om toch dichter bij de gids te gaan staan, die af en toe een piranha tegen zijn borst zwiert. Ik ontpop me tot een meester-piranhavisser. Met enkele rukken slaag ik erin om 9 piranha’s in een mum van tijd in de boot te hijsen. Wanneer elfje dan toch een vis aan de haak slaat, schrikt ze zodanig zodat de piranha over de boot terug in het water beland. Ik amuseer me goed en als een klein jongetje ben ik fier over mijn overlevingscapaciteiten. Vanavond zullen we geen honger hebben! De piranha’s zien er op ons bord nog steeds gevaarlijk uit met die scherpe tanden in hun bek. In slechts 2 beten is een piranha verorberd. Na ons avondmaal dat gelukkig uit meer bestaat dan vis alleen, gaan we met de boot op nachttocht om de ogen van de ‘alligators by night’ te bewonderen. In het lichtschijnsel van onze lantaarns glimmen de ogen vervaarlijk rood op. Ik licht de gids in dat er ook lichtjes boven in de bomen te zien zijn. Hij verzekert me er van dat dit glimwormen zijn…


Dag 25 (21 augustus): Pampas del Yacuma en Rurrenabaque

Om 5h30 worden we gewekt terwijl we net zo goed aan het slapen zijn. We stappen de boot in en drijven op het water naar de plaats waar we de zon zullen zien opkomen. Het is stil, maar verschillende geluiden wijzen ons erop dat de natuur langzaam begint te ontwaken. We stappen het struikgewas in en komen op de Pampas terecht. De zon krijgen we niet te zien. Die heeft zich verstopt achter de laaghangende wolken.
Na het ontbijt staat de gids klaar voor een korte wandeling door het oerwoud. Elfje is doodmoe en kruipt opnieuw in bed. De anderen krijgen uitleg over de geneeskundige krachten van verschillende planten. Nu elfje niet mee is, probeert de Engelse te vertalen. We komen te weten welke planten een speciale werking hebben, maar we weten niet tegen wat. Hoewel onze vertaalster van dienst ons geen zekerheid kan geven, denken we dat sommige boomschorsen goed zijn tegen krampen en termietennesten tegen reuma… Op onze terugweg zien we in het kreupelhout een giftige Bamba-slang. Bij mijn jacht op deze geelgroene slang schiet ik door een dorre tak zodat ze de kans heeft om te ontsnappen. Maar de foto heb ik. Opdracht geslaagd!
Na het middageten varen we terug. De oevers van de rivier worden nog steeds bevolkt door capybara-families. De alligators kijken ons nauwelijks aan. De aandacht van mijn medereizigers verslapt. Met de ogen dicht genieten ze van de lichte bries.
De jeep staat ons op te wachten om ons over de stoffige weg terug te brengen naar Rurrenabaque. Plots stopt de jeep, springt de gids eruit en zegt dat we hem moeten volgen. Hij heeft een baby-luiaard in een boom gezien. We begrijpen niet hoe hij dat beestje van zover ontdekt heeft. Met zijn klauwen haakt het diertje zich tergend langzaam aan de takken vast en eet op zijn doodgemak enkele bladeren van de bomen. Het ziet er als een schattig knuffeldiertje uit.
Zonder verder oponthoud komen we aan in Rurrenabaque. Het stadje ziet er gezellig uit en we kunnen genieten van de laatste uren zonnestraal. Het weer is echter onstabiel zodat een dagje langer blijven voor mij een groot risico inhoudt. Mocht ik geen vlucht hebben naar La Paz wegens slecht weer, dan zou ik niet op tijd zijn voor mijn terugvlucht naar Europa. Daarom gaan we zo snel mogelijk een vlucht boeken in het Amazonas-kantoor, zodat we morgenvroeg naar La Paz kunnen vliegen. Met de bus zouden we er meer dan 40 uur over doen, met het vliegtuig amper 40 minuten…
We wandelen gezellig langs het meertje, komen zo in de winkelstraatjes terecht en gaan uiteindelijk iets drinken in een Braziliaans restaurant. In de restaurants zit weinig volk. In een Italiaans restaurant krijgen we een medium pizza voorgeschoteld. Na het eten vallen we stil. Elfje ligt al half op mijn arm te slapen. We besluiten om naar ons hotelletje terug te gaan. De ‘women-night’ in één of andere bar zal voor een andere keer zijn…


Dag 26 (22 augustus): Van Rurrenabaque naar Copacabana

Kwart voor 6 staan we op. De elektriciteit is in het hotel nog niet opgestart, zodat we in het donker ons gerief bij elkaar moeten zoeken. In de straten is het muisstil, enkel een paar militairen passeren ons. In het donker moeten we echt zoeken naar het Amazonas-kantoor. We passeren het kantoor op 20 meter, maar door de duisternis kunnen we het kantoorgebouw niet zien, zodat we enkele minuten later op onze passen moeten terug keren. Op het bankje voor het gebouw zitten we een kwartier te wachten tot dat de Engelsen komen aangewandeld. Om half 7 stopt de bus van Amazonas, die ons naar de luchthaven brengt, net buiten het stadje. Na het betalen van luchthaven- en toeristentaks wachten we op het kleine vliegtuigje dat over het grasveld komt aangehuppeld. Bij het instappen, moeten we gebukt naar onze zitplaatsen stappen. Er is amper plaats voor 19 man en iedereen heeft een plaatsje aan een raam. Bij het opstijgen hebben we een mooi zicht over het junglegebied. We vliegen boven de wolken en af en toe zien we enkele toppen van het Andesgebergte er bovenuit steken. Na amper 35 minuten zetten we de landing in…
Tien minuten later komt onze bagage al van de band gerold. Samen met het Engels koppel nemen we de taxi naar het centrum. Nadat de bagage ingeladen is, begint de taxichauffeur de prijs voor de rit omhoog te drijven. Hij heeft niet op de woedeaanval van elfje gerekend zodat hij ons dan toch voor de eerder afgesproken prijs afzet aan de bushalte waar we de bus naar Copacabana kunnen nemen.
Aan de begraafplaats wordt de bagage uit de taxi gehaald. Elfje is nog in gesprek met de Engelsen, wanneer ik een bus en een minibus zie die beiden naar Copacabana gaan. Ik krijg al een ticket toegestopt en vraag of ze eventjes willen wachten. Elfje vindt het goed dat we de grote bus nemen en onze bagage wordt boven op de bus gelegd. Net wanneer we instappen, ontdekt ze dat ze haar kleine rugzak in de taxi vergeten is. Gelukkig staat die in het verkeer geblokkeerd zodat ze die moeiteloos kan ophalen.
Eindelijk hebben we een goede bus uitgepikt. Net buiten La Paz slaat de bus een aarden weg in. Ik frons de wenkbrauwen, want dit is niet dezelfde weg die we nemen als vorige week. Na een kwartier rond te rijden vraagt de chauffeur uiteindelijk waar de weg naar Copacabana zich bevindt. Niemand die zich druk maakt over de onwetendheid van de chauffeur en na een half uur op zanderige wegen te toeren komen we op de geasfalteerde weg terecht. Wanneer we bijna in Copacabana zijn wijzigen we onze plannen. In plaats van op Isla del Sol te overnachten, heeft elfje een goed hotelletje met ‘hot shower’ gevonden net buiten het stadscentrum, op een heuveltje met uitzicht op de baai. Doordat het restaurant er volledig gereserveerd is, drinken we een cocktail op het buitenterras. Maar op 4000 meter hoogte wordt het ’s avonds ijzig koud, zodat we toch maar beslissen om in het dorp te gaan eten. Ondertussen boeken we onze boottrip naar Isla del Sol en onze bus naar La Paz terug. De vrouw van het toeristenbureau is verwonderd dat we op de hoogte zijn van de gewelddadige overvallen op toeristen op het La Paz – Copacabana traject.


Dag 27 (23 augustus): Isla del Sol

Midden in de nacht worden we gewekt door een groepje Engelsen die songs van ‘The Smiths’ luidop staan te kelen op het terras boven ons. Na elfjes’ geroep valt de zangstonde stil en we trachten opnieuw de slaap te vatten. Om half 8 staan we op en maken gebruik van de heerlijke warme douche. Tegen 8h15 wandelen we naar de steiger voor de boot naar ‘Isla del Sol’. Onze boot heeft motorpech. De motor wordt er afgehaald en vervangen door een kleiner exemplaar van de boot ernaast. Ook deze werkt in het begin niet naar behoren.
Op ‘Isla del Sol’ willen we de Spaanse gids links laten liggen, daarom doet elfje alsof ze geen Spaans spreekt. Wanneer een plaatselijke gids op ons afkomt, antwoorden we hem in het Engels. Hij is de Engelse taal niet machtig en zoekt daarom andere slachtoffers op om zijn kennis te delen. Wij kunnen nu tenminste op ons eigen dit eiland verkennen. We bezoeken eerst het kleine museum met enkele (gebroken) potten die ze uit het Titicaca-meer opgevist hebben. Daarna volgen we de bootlading in de richting van de ruïnes. Een gids toont de stenen kleerkasten van de Inca’s en een waterput. Volgens ons is dat allemaal uit zijn duim gezogen. Wanneer de gidsen uitleggen dat dit eiland onderaardse gangen heeft die naar het vaste land leiden, maar dat deze tot op heden nog niet gevonden zijn, weten we wel zeker dat zij nog in fabeltjes geloven.
We vervolgen onze weg. Het is een heel eind zonder veel te zien. Het landschap is dor. We zien wel enkele mooie baaien in het blauwe Titicaca-meer. Elfje puft en zucht. Ze heeft ademhalingsproblemen door de hoogte. Rond 2h30 zijn we op ons eindpunt. We zetten ons neer op een terras in het zonnetje met uitzicht over een grote baai. Een Israëlisch meisje komt helemaal bezweet bij ons zitten en vraagt de weg naar de boot. Ze was afgedaald naar de verkeerde baai. We zitten zo op ons gemak, dat we ons ook nog moeten reppen om de boot te nemen. In sprint lopen we de heuvel af en enkele minuten nadat we aan boord zijn, licht de boot het anker…
In ons hotel genieten we andermaal van de warme douche. In het restaurant vallen we bijna in slaap aan tafel, maar daar zal de rode wijn misschien wel voor iets tussen zitten…


Dag 28 (24 augustus): Van Copacabana naar La Paz

Het ontbijt is niet te versmaden. Voor het eerst op deze reis krijgen we lekker bruin brood met warme chocolademelk. Goed gevuld lopen we de straatjes door op zoek naar het postkantoor, waar een onvriendelijke beambte ons te woord staat. We slenteren langs de kraampjes, lopen eens binnen op de overdekte markt en bekijken de stalletjes waar gestokte backpakkers zelfgemaakte sieraden verkopen.
Bij het ophalen van onze bagage, komen we Thomas tegen. We geven hem onze informatie door en haasten ons naar de bus. We snellen de bus op en moeten vechten voor een zitplaats. Ook deze bus zit stampvol doordat er een grote groep plaats besproken heeft. Daardoor moeten enkelen een andere bus op nadat ze hun rugzakken in het bagageruim uitgezocht hebben.
Zonder problemen komen we in La Paz en nemen nogmaals onze intrek in het ‘Hotel Continental’. Aan een juwelenkraampje koop ik een zilveren halsketting voor elfje. Ik vind een lange zwarte winterjas op de markt die ik voor geen geld kan kopen. We stappen een artisanale markt binnen en bezoeken de bijgelegen ‘Iglesia de San Francisco’ met zijn talrijke Inca-invloeden. Binnenin is het precies een poppentheater, want de Heiligen beelden zijn effectief poppen die in kleurrijke kleding gestoken zijn.
We eten opnieuw in het Nederlandse restaurant en op onze weg naar het hotel passeren we het ‘Xtreem-kantoor’. Onze frank valt dat we onze foto’s van de ‘Death Ride’ zijn vergeten ophalen. Rond 23h zijn we op onze kamer. Na het pakken van onze rugzak hebben we tijd genoeg voor een korte nachtrust…


Dag 29 (25 augustus): Naar huis

De wekker maakt ons wakker om 3h30. Actie! Mijn laatste foto’s worden van mijn fototoestel naar de iPod overgezet, terwijl de laatste stukken van onze gerief in de bagage gepropt worden. Om 4h00 staan we al buiten, waar een taxi op ons wacht. De bagage wordt ingeladen en zonder verkeer op de weg rijden we vlot naar de luchthaven. Mijn vlucht vertrekt eerst, dus ik moet eerst inchecken. Er staat al een lange rij te wachten. Nadat ik mijn vluchtgegevens afgegeven heb, begint de beambte op de computer te tikken… en hij blijft maar tikken. “Geen enkel probleem”, verzekert hij mij. Uiteindelijk roept hij zijn overste en doet een hele uitleg. De rijen aan de loketten naast mij vlotten… Ik wacht. De supervisor neemt mijn papieren over, bekijkt die en begint te telefoneren. Hij zegt me dat ik niet kan ingecheckt worden, omdat er problemen zijn met mijn aansluitende vlucht in Londen. Wanneer ik hem duidelijk maak dat ik enkele dagen geleden op het kantoor van American Airlines mijn vluchten bevestigd heb, knikt hij en zegt: “Geen probleem, geen enkel probleem”. Toch blijf ik aan de balie wachten. Hij contacteert de luchthaven in Londen, maar krijgt geen antwoord op zijn vragen. Na een telefoongesprek van bijna 30 minuten lijkt alles dan toch in orde te komen. “Jouw vluchtnummer van Londen naar Brussel is veranderd. Daardoor konden we jou niet inchecken”, zegt de vriendelijke overste. Ik krijg mijn instapkaart overhandigd met een verontschuldiging voor het oponthoud er bovenop. Aan een ander loket moet ik nog een takszegel kopen om op mijn instapkaart te kleven. En dan is het tijd om afscheid te nemen: ik vlieg terug naar Europa, terwijl elfje naar Riberalta vliegt, in de Boliviaanse brousse, om er een groepsreis van FOS te begeleiden. Bij de douanecontrole hoor ik elfje mijn naam roepen. Ik draai me om en loop op haar toe om nog een stevige knuffel in ontvangst te nemen. Maar het geen zij wil, is mijn overschot van geld, al mijn Bolivianos. Ik krijg nog een kusje en dan verdwijn ik uit haar zicht… alleen naar België. Of hoe een reis in mineur kan eindigen… En één ding weet ik zeker: met American Airlines vlieg ik nooit meer!*

* tenzij ik niet anders kan!


EINDE

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage