zondag, augustus 05, 2007

Dagboek Thailand 2007 (16 juni - 13 juli 2007)


16 juni 2007: Vertrek

Omstreeks 11h30 staan moeder, Cor en grote broer aan mijn deur. Eten & kleren worden binnengebracht, de gang wordt volgestouwd. De poezenoppas is aangekomen! Ik geef instructies hoe ze Muizie de medicijnen moet toedienen en leg uit hoe de computer opgestart moet worden om mijn blogsite te kunnen lezen. Een champagnekurk knalt om ons afscheid te vieren. Stipt om 14h staat grote broer recht en wordt de auto geladen.
In Brussels Airport schuiven we aan in een lange rij, met voor ons zonnebankgebruinde wortelgezichten. Wat later zie ik dat, indien we deze rij volgen, we in Ibiza zouden uitkomen. We glippen uit de rij en kunnen zonder verder aanschuiven inchecken. Net voorbij de douanecontrole word ik aangesproken door 2 collega’s die hier vandaag een bezoek achter de schermen brengen. Een kwartier later betrappen ze me met een Leffe aan de mond.
Gelukkig kunnen we in de luchthaven shoppen. Zo vinden we in een exclusieve (lees: dure) horlogewinkel een digitaal reiswekkertje voor €16. Met het juiste uur in de hand, stappen we in het vliegtuig, samen met Wouter Duprez (stand up comedian) die ons vergezelt naar Londen.
De controle in Londen verloopt vlot. We hebben de tijd om chique te eten. We genieten van het westerse eten, maar iets minder van de gepeperde rekening.
In het vliegtuig naar Bangkok kan ik met moeite de ogen open houden. Ik maak zelfs geen gebruik van het tv-toestelletje in de rugleuning van de zetel voor mij…


17 juni 2007: Aankomst Chiang Mai

Na een nachtrust van 6 uur, word ik net op tijd wakker om mijn ontbijt in ontvangst te nemen. Ik zet de film ‘Borat’ op en grimlach met het stoere en zelfverzekerde gedrag van de Amerikanen die in de film te kijk gesteld worden.
Na een vlucht van 11 uur landen we in Bangkok en na de paspoortcontrole boeken we direct een vlucht naar het noorden van Thailand. Die zelfde avond al landen we in Chiang Mai. Een taxichauffeur brengt ons naar het opgegeven guest house en leert ons ondertussen onze eerste woordjes Thais. Na een verkwikkende douche trekken we de stad in waar net vandaag de wekelijkse Zondagsmarkt aan de gang is. De straten van de oude stad zijn bezaaid met souvenirstalletjes. Ik moet elfje overtuigen van al wat ze nu koopt, dat ze dat ook 1 maand moet rond zeulen. Later overtuigt ze mij om een voetmassage te ondergaan. De man die mijn benen bewerkt, baadt enkele minuten later in het zweet. De vrouw die elfjes benen onder handen neemt, lacht met elfjes witte benen en zegt dat ze dit nog nooit gezien heeft.


18 juni 2007: Chiang Mai – dag 1

Na ons ontbijt in de binnentuin van onze guest house, bezoeken we de Warorotmarkt, met zijn talrijke kledings- en voedingstalletjes. We houden een vrouw in de gaten die aan het indommelen is tussen haar fruit. Wat ons echt opvalt, zijn de talrijke gele T-shirts in het straatbeeld. We moeten wennen aan de warme buitenlucht en besluiten om op het heetst van de dag te genieten van een muizenslaapje onder de ventilator.
In het oude stadsgedeelte testen we voor de tweede maal een curieschotel uit, die ons opnieuw doet blozen tot de rook onze oren uitkomt. Deze middag zijn we van plan om de meest toeristische tempels van de stad te doen. Aan het ‘drie koningen monument’ (heeft niets te maken met 6 januari) worden we aangesproken. Iemand stelt ons de gebruikelijke vragen, probeert sympathiek over te komen en stelt voor om een tuk tuk te nemen naar een tempel en geeft daarna een adres op van een kleermaker. Wanneer ik halsstarrig weiger om in te gaan op zijn voorstel, wil hij ons een verkeerde richting uitsturen. Elfje begrijpt het allemaal niet goed en ziet uiteindelijk in dat de man ons wou bedotten. Ik leg haar uit dat die persoon ergens een graantje wil meepikken.
De Wat Phra Sing bevat een enorm Boeddhabeeld, maar is voor de rest sober ingericht. Oranje monnikengewaden wandelen langsheen de tempel. De moderne tijd is hier ook ingetreden: monniken met gsm’s had ik nog niet eerder gezien. Aan de bomen in de tuin naast de tempel hangt aan elke boom een bord met een wijsheid. Het doet ons aan de spreuken van Loesje denken.
Door de verkeersdrukte stappen we naar Wat Suan Dok, gelegen iets buiten het stadscentrum. De tempel is omringd met talrijke witgekalkte stupas. Bij het buitenkomen, spreekt een onderwijzer ons aan. Hij vertelt over de gebruiken in zijn land: geel is de lievelingskleur van de koning, daarom dragen mensen gele T-shirts op maandag. Vrijdag is het de dag voor de koningin, wiens lievelingskleur blauw is. Zelf draagt hij een blauw shirt… “Ik hou van de koningin”, zegt hij. We vragen hem of hij van kleermaker ‘Suprême’ gehoord heeft. “Die maken uniformen voor stadspersoneel”, antwoord hij. Door zijn antwoord is onze keuze gemaakt: die kleermaker gaan we opzoeken. Met een tuk tuk doorkruisen we de stad en worden voor de deur van de kleermaker afgezet. De deur zwaait open en we stappen binnen. Ik leg uit dat ik een maatpak wil en dat het iets speciaals moet zijn. Hij begrijpt direct wat ik wil, geeft wat aanpassingen. De keuze van de stof is snel gekozen: kreukvrije zwarte Italiaanse stof met een streepje in het design. Bij de onderhandelingen over de kostprijs, kijk ik verschrikt op van de vraagprijs (B18000). Indien ik de goedkopere Engelse stof neem, zakt de prijs naar B9500. Uiteindelijk zakt de prijs naar B7500 (€160), indien elfje een kleed laat maken. Nadat de onderhandelingen afgelopen zijn, worden we snel naar buiten gewerkt. Ondertussen is het hevig beginnen regenen. We trachten tevergeefs een tuk tuk te nemen naar het dichtstbijzijnde internetcafé, maar voor de prijs van B40 (€0,9) laat men ons liever in de regen staan. De prijzen worden blijkbaar verdubbeld bij regenweer. Uiteindelijk vinden we een internetcafé op amper 300 meter.
In een cocktailbar die net vandaag de eerste dag open is, moeten we een keuze maken tussen 3 flessen: wodka, gin en rum. De rum-cola’s worden klaargemaakt terwijl elfje naar het toilet gaat. Even later roept ze me dat er geen toiletpapier is. De barman haast zich de straat op en komt met 2 rollen terug. Wanneer elfje een versnapering vraagt om bij de cocktails te eten, rept hij zich opnieuw naar buiten, om terug te komen met 2 zakjes chips. De ventilator wordt op ons gericht, maar door de te koude wind vragen we om hem opnieuw uit te zetten. De barman heeft nog veel te leren, enkel met de rekening te maken lijkt hij weinig problemen te hebben. In het tegenoverliggende luxehotel, staat een live groepje onder een afdak al de hele avond te spelen voor geen enkele klant. Ze werken hun repertoire af terwijl de regen de hotelgasten in hun kamers houdt.
In een toeristenbar krijgen we een lekkere schotel voorgeschoteld en zijn de cocktails aan ‘happy hour’-prijs. Langs de avondmarkt slenteren we naar onze guest house terug, terwijl al veel kraampjes beginnen te sluiten…


19 juni 2007: Chiang Mai – dag 2

We huren een brommertje om de Doi Suthep tempel te bezoeken, op ongeveer 16 km buiten de stad. Elfje heeft wat zenuwen om de brommer te besturen in de verkeersdrukte. Wanneer we eenmaal de weg naar de bergen gevonden hebben, maken we rechtsomkeer om benzine te halen. Twee meisjes, ook op een motorfiets, wijzen ons de weg naar het dichtstbijzijnde tankstation. Met een volle benzinetank, rijden we langs de groen beboste heuvelruggen alsmaar bergopwaarts. Wanneer we de toeristenstalletjes tegenkomen, zoeken we een plaats om de motor te parkeren. De helmen worden eraan vastgegespt en we stappen lang een steile trap in de richting van de tempel. De tweede grote trap ziet er fenomenaal uit. De drakenkoppen kijken over ons heen, terwijl wij de trap naar boven nemen. Enkele kinderen in traditionele klederdracht zitten te bedelen. Door de toeristenstroom verliest deze boeddhistische tempel aan geloofwaardigheid, toch wordt hij door de Thaien als één van de belangrijkste van het land aanzien. We lopen rond de tempel en zien Chiang Mai in de diepte liggen. We bekijken de Efteling-achtige sprookjesgebouwen die glanzen in het licht. Bij het standbeeld van een witte olifant, krijg ik deskundige uitleg van elfje: “Een witte olifant werd erop uitgestuurd om een plek te vinden waar de koning een belangrijke tempel zou bouwen. Toen hij op deze plek 3 maal rond zijn as draaide en na luid trompettergeschal dood neerviel, was dit het teken dat dit de juiste plaats was om de bouwwerken aan te vatten”. De binnentempel bevat een gouden chedi en gelovigen brengen al knielend rozen als offer. Andere gelovigen wandelen enkele malen rond de chedi terwijl ze gebeden prevelen. In de wandelgangen staat om de 5 meter een Boeddhabeeld. Een Boeddha in smaragd groen wordt geviseerd door een bus Japanners, die elk afzonderlijk een foto moeten hebben met zichzelf erbij.
Het begint te druppelen en nog geen minuut later is er stortregenen. We zoeken beschutting onder een afdak. Als de regen ophoudt, dalen we de trap af. Er is geen toerist meer te bespeuren. De zon begint al opnieuw te schijnen wanneer we de motorfiets bereiken. We nemen onze helmen, kippen het water eruit & rijden naar Chiang Mai terug.
We bekijken zilverwerk in het straatje met zilverateliers. Om eens te weten wat zilver kost, vraag ik de prijs van een armband die er nog mooi uitziet. De armband wordt gewogen (77 gr), de rekenmachine wordt er bijgehaald en de man drukt 77 x 25 in (B25/gr) en toont me 1925 op het schermpje. Toch iets te veel, denk ik. En zonder af te bieden stappen we naar buiten en gaan een ander winkeltje binnen, waar ze B30/gr vragen.
We moeten naar ‘Suprême’ terug om onze kleren te passen. Eén broek is al voor de helft af en ziet er veel belovend uit. De kostuumvest is al voor één derde gemaakt. Er worden enkele aanpassingen aangespeld, zodat ze deze verder kunnen afwerken. Wanneer elfje haar zwart kleed past, krijgt ze traantjes in de ogen. Maar vanuit de zetel waar ik zit, zie ik dat het kleed haar echt wel als gegoten zal zitten.
Op de avondmarkt laten we onze benen nog eens bewerken. Elfje kan van de goedkope massages maar niet genoeg krijgen en door haar toedoen betalen we voor een extra hoofd- en schoudermassage bij. Met onze losgemaakte spieren slenteren we langs de talrijke kraampjes. We zien dezelfde armband liggen, dan deze van ’s middags. Het meisje vraagt er B4000 voor. Ik kijk haar met mijn beste pokerface aan en biedt haar B1200. Zoals verwacht is deze prijs veel te laag voor haar, want ik moet meer bieden. Ik vraag om de armband te wegen… 66 gr. Ik bekijk haar nog eens en zeg B1250. Omdat deze prijs ook niet hoog genoeg is, wandelen we weg… om even later teruggeroepen te worden. De koop wordt gesloten en langs haar neus weg vraagt ze om toch iets meer te krijgen. Enfin, Elia zal tevreden zijn met haar verjaardagscadeau!


20 juni 2007: Chiang Mai – dag 3

We rijden met de motorfiets van het bankkantoor naar het tankstation, enkele honderden meters verder. Ik draai de hoofdstraat op en net om de hoek doet een politieagent teken dat ik naar de kant moet. Hij vraagt waar ik heen ga en vraagt mijn paspoort. Hij beheerst de Engelse taal niet goed en wijst naar mijn helm die in het mandje vooraan van de brommer ligt. Hij doet teken dat als ik die opzet, mag verder rijden. Anderen hebben minder geluk!
We gaan op weg naar Bo Sang, het dorp waar op een ambachtelijke manier paraplus gemaakt worden. Af en toe vragen we de weg. Ik moet zelfs een autoweg oversteken en invoegen op het rijvak waar auto’s ons voorbijrazen. Levensgevaarlijk, maar doenbaar!
In Bo Sang parkeer ik de motorfiets onder een groot zeil zodat hij beschut is tegen de zon. In een atelier zijn enkele vrouwen bezig met het vervaardigen van bamboe-paraplus. De één snijdt bamboe in reepjes om er baleinen van te maken, de ander plooit het rijstpapier. Nog iemand anders beschildert de afgewerkte paraplus. Het lijkt ons meer op prutswerk in plaats van knutselwerk. We vragen ons af welke toerist zo iets koopt. Bij het uitrijden van het dorpje, maak ik rechtsomkeer tot ergernis van elfje, om een ander atelier te bezoeken waar toeristenbussen massaal stoppen. Vijf minuten later zijn we al weer vertrokken, nu op weg naar de warmwaterbronnen van San Kamphaeng.
Het park met warmwatergeisers ligt op ongeveer 35 km van Chaing Mai. Onze aanblik verraadt dat we toch wel iets anders verwacht hebben. Het park heeft mooie paadjes, aangelegde planten, paviljoentjes om uit te puffen… En ik die dacht dat we hier lekker met ons beidjes languit in het gras zouden kunnen liggen zonder gestoord te worden. De 2 geisers spuiten het water enkele tientallen meters de hoogte in. Het warme water wordt afgeleid via aangelegde paadjes, waar de bezoekers hun voeten in kunnen steken. Het lijkt me ongezond om dit lang vol te houden, want het water is kokend heet. Terwijl elfje languit in het gras uitrust, fotografeer ik enkele vlinders in de openlucht tuin. Na dit toch wat ontgoochelde bezoek, rijden we de weg terug en stoppen opnieuw bij ’Suprême’.
Mijn maatpak is volledig af. Het past als gegoten. Maar het ‘moordpak’ dat ik zo graag zou gehad hebben, ziet er niet zo hip uit. Het lijkt eerder klassiek. Het zwarte kleed zit elfje als gegoten. Later, in een bar, zit ik er wat stil bij. Ik ben toch wat ontgoocheld. Maar wanneer ik het op onze kamer nog eens aantrek, ben ik toch blij met het afgeleverde resultaat.
In een lokaal restaurant, waar we elke dag een fles water kopen, gaan we nu iets eten. Elfje, in een mooi kleedje gestoken, past hier niet in dit restaurant. Ze ziet er te mooi uit. De porties zijn overheerlijk, maar veel te klein. Daarom bestellen we om de hoek bij Mickey’s, een grote hamburger. We nemen de krant door en lezen dat er hier gisteren een aardbeving was van 4,3 op de schaal van Richter. We bekijken elkaar met verstomming, terwijl de fast food verantwoordelijke tracht mee te zingen op de westerse muziek.


21 juni 2007: naar Mae Hong Son

De rugzakken worden gepakt. Een tuk tuk brengt ons na het ontbijt naar het Arcade-busstation. De oude chauffeur rijdt via een achterpoortje het busstation op. Door de putten in het wegdek, maken wij achterin gekke sprongen. Aan het loket hebben we keuze tussen een gewone bus, een minibus of een aircobus. We verkiezen de minibus omdat die er anderhalf uur sneller over doet en nemen de 2 plaatsen in naast de chauffeur. Na de motorrit van gisteren doet mijn zitvlak wat pijn, en de harde bank waar ik nu opzit verlicht de pijn niet. Integendeel. Elfje, die in een zachte luxezetel zit in te dommelen, heeft nergens last van. De 240km lange weg naar Mae Hong Son loopt door de jungle en door de 1864 bochten, schuiven we telkens weg van onze zitplaats. Groen begroeide heuvels en rieten huizen schuiven ons voorbij, totdat we om 17h30 halt houden aan het busstation van Mae Hong Son. In de verzengende hitte wandelen we met onze rugzakken naar het meertje. We nemen onze intrek in het Prince Guest House, waar we een kamer krijgen met zicht op het meer en op de prachtige Birmese tempel aan de overkant van de oever.
Na ons geïnstalleerd te hebben wandelen we rond het meertje en komen bij een restaurant terecht waar Thaise families hun eigen potje koken, een soort wokgerecht. We kijken toe en vragen uitleg hoe dit in zijn werk gaat, maar niemand die ons begrijpt: we krijgen de menukaart aangewezen. Een half uur later zitten we als enigen in het restaurant zonder kookpot op tafel…
Aan de oevers van het meertje steunen we de lokale kraampjes: we eten een saté en een zoete pannenkoek gevuld met extra ei. Na een barbezoek, keren we naar ons romantisch gelegen guest house terug.


22 juni 2007: Mae Hong Son

Door het raam zie ik de tempel en het meertje in een gloeiend licht van de opkomende zon. Door mijn enthousiasme, maak ik elfje wakker die daar helemaal niet blij met is, want zonder lenzen ziet ze geen steek. Ik slaap dan ook maar opnieuw verder. Rond 8h00 staan we op. We willen vroeg naar de ochtendmarkt in de hoop wat Karenvrouwen tegen te komen in traditionele klederdracht. Helaas zonder resultaat!
We nemen een kijkje in Wat Chong Kham, de Birmese tempel. Iedereen laat ons met rust, niemand vraagt wat. We laten wat geld achter in de giftbox om de elektriciteitsrekening te betalen. Buiten liggen vers gebakken bedelpotten te drogen in de zon.
Rond 11h zijn we al in de kamer. Het schrijven in mijn dagboek lukt niet. Ik voel me moe en futloos. Het is te warm om buiten te komen en we nemen plaats op de houten ligstoelen met zicht op het meer. Mijn maagje ligt overhoop en ik begin me mottig te voelen. Toch gaan we een ommetje maken om wat inlichtingen te krijgen over een trekking. Ik begin nog meer last te krijgen en op 100 meter van onze guest house spuit mijn maaginhoud op de straatstenen. Na een uurtje platte rust gaat het al wat beter. In het restaurant bestel ik een fruitschotel die ik met moeite op krijg. Naast mij zit elfje te smullen van een heerlijke zalmschotel.
Op de kamer voel ik me opeens wat beter. Ik douche me en kruip in bed, met de hoop dat ik morgen volledig hersteld zal zijn…


23 juni 2007: Mae Hong Son – uitstap 1

Mijn darmen voelen beter aan. Onze planning voor vandaag kan doorgaan: eerst inkopen doen, dan een motorfiets huren om de buurt te verkennen. Met wat lychees, bananen en krachtdrankjes in de rugzak, trekken we naar de Pha Sua Watervallen, op 25 km van Mae Hong Son. Langs kale rijstvelden trekken we de heuvels in. De rit is ontspannend en elfje glundert. Op de parking aan de watervallen, zien we dat we alleen zijn. We dalen de glibberige trap af en komen aan bij een bordje: ‘verboden te zwemmen’. Bij het zien van de school grote vissen, hebben we geen moeite om dit verbod op te volgen. We dalen de trap verder af en zoeken een plaatsje op de zonverhitte rotsblokken. De vissen vechten voor de stukjes lychees die ik in het water werp. De limoenschillen worden minder gesmaakt. We vinden afkoeling door met onze voeten in het water te zitten. Een uurtje later zetten we onze tocht verder naar Mae Aw, een dorp van Chinese Kuomintang vluchtelingen. De verkoeling was van korte duur. Opnieuw stroomt het zweet van ons lijf. We rijden door beboste gebieden met steile stukken, met meer bochten én met bijna geen benzine meer… De namen van de dorpen zijn enkel in het Thais aangegeven en we hebben geen idee of we het dorp nu al wel dan niet gepasseerd zijn. We stoppen voor benzine in een kruidenierswinkeltje bij de ingang van een dorp waar we Chinese lampionnetjes zien hangen en we krijgen te horen dat we er geraakt zijn. De winkelbediende heeft verdacht veel Chinese trekken en blijkt Chinese ‘made in Thailand’ te zijn. Ze brengt ons enkele flessen Sprite, gevuld met benzine en komt daarna met een plateau waar 6 verschillende soorten fruitwijn op staan. Enkele van die wijnen smaken verdacht veel naar benzine. Ze tracht ons te overhalen om bij haar te eten. Na het bekijken van de Chinese menukaart nemen we het risico niet om iets verkeerd op ons bord te krijgen. In plaats daarvan maken we een ommetje in het dorp. De groene schakeringen van grassen, bomen en struiken, maken er een schilderachtig landschap van. De kinderen in het dorp zijn schuchter: eerst roepen ze van ver enkele Engelse woordjes, maar als we dichterbij komen, snellen ze er vandoor. Kinderen die aan het vissen zijn, schuifelen zachtjes weg als wij ons bij het meertje naast hen zetten. Rode lampionnen hangen buiten aan de huizen. Er is zelfs een winkeltje waar Chinese kopjes en theepotten kunnen gekocht worden. Wanneer we terug aan het winkeltje belanden, zetten wij ons bij aan het tafeltje waar 3 jonge gasten zitten die de meeting voor verpleegkundigen ontlopen zijn. Ze nodigen ons uit om vanavond naar een kookwedstrijd te komen in Mae Hong Son.
Om 19h00 heeft onze afspraak met een plaatselijke gidse plaats. We betalen voor een 2-daagse trekking die overmorgen van start gaat. Een uur later zitten we opnieuw in het luxerestaurant, waar de zalm voor mijn neus ligt te smeulen. De extra frieten die ik bijvraag, is om mijn maaltijd van gisteren goed te maken.
Met de brommer rijden we naar het schooltje om de kookwedstrijd te bekijken, maar alles is al opgeruimd. We zijn te laat… Onze avond sluiten we dan maar af met een nachtelijke motorrit doorheen Mae Hong Son.


24 juni 2007: Mae Hong Son – uitstap 2

Vandaag vertrekken we met de motorfiets naar Lod Cave en naar enkele bergstammen daar in de buurt. Elfje zit aan het stuur. Ik leg haar nog eens uit wat links en wat rechts is, maar al bij onze start rijden we aan de verkeerde kant van de weg. We gaan eerst tanken. De fles Sprite wordt opgevuld en tussen de benen gezet. Aan de tweesprong neemt ze de verkeerde weg. Wanneer we uiteindelijk aan de hoofdweg uitkomen, steekt ze die over. Ik wijs haar erop dat we de andere richting uitmoeten. Ze maakt rechtsomkeer en rijdt op de hoofdweg opnieuw aan de verkeerde kant. Een tikje op haar schouder en met mijn duim naar links wijzend, doet haar beseffen dat ze aan de andere kant moet rijden. Van dan af gaat het vlot… we moeten alsmaar rechtdoor!
Het oerwoud wordt in tweeën gensneden door de weg tussen Mae Hong Son en Pai. We ruiken de geuren van de bomen en horen de ‘new age’ geluiden van de krekels. Het is even zoeken naar de goede afslag naar Lod Cave, maar na wat over en weer te rijden zien we het kleine bordje tussen de Thaise naamborden staan. Het weggetje leidt ons doorheen kleine dorpjes en eindigt bij de Lod Cave. Het kost B150 om een gids met lantaarn in te huren, maar doordat we gisteren onze trekking betaald hebben, zitten we nu krap bij kas. We moeten rond komen met B300. Tevergeefs trachten we euros te wisselen, en stappen uiteindelijk op eigen houtje de grot in. Een gids trekt 2 toeristen op een bamboevlot vooruit. Als dit het bamboe-raften is, dan vinden we het niet erg om geen geld op zak te hebben.
Na het korte bezoek stoppen we in een Red Lahu-dorp. Hun huizen staan op houten palen en de bovenverdieping is met gevlochten bamboematten afgemaakt. In het plaatselijke café/winkeltje bestellen we iets te drinken. De vrouwen naast ons kijken ons nieuwsgierig aan, maar tot een gesprek komt het niet. Uiteindelijk gaat het leven zijn gewone gang en kijken ze verder tv.
Net buiten Soppong slaan we een weggetje in dat naar een Lisu-dorp leidt. De weg is echter te steil en ik moet afstappen, zodat we met de motorfiets bovengeraken. Buiten enkele kinderen die in een boom verkoeling zoeken, is er niet veel leven in dit dorpje. De mensen liggen verlamd door de hitte in hun huizen te rusten. Hier zijn de huizen gebouwd met houten planken. Voor de afwerking gebruiken ze rieten matten.
Op onze terugweg voel ik elfje doorleunen op mijn rug. Ik knijp in haar been om haar wakker te maken. Enkele minuten later maak ik haar opnieuw wakker en ze vervloekt zichzelf om haar vermoeidheid. Na een half uur herpakt ze zich en zegt dat ze het ergste nu wel gehad heeft… totdat ze in de brandnetels neerhurkt om te plassen.
Terwijl we een mail aan het versturen zijn in onze guest house, begint het pijpenstelen te regenen. Wanneer die bijna volledig ingetikt is, valt de elektriciteit uit in de stad. Na een derde poging, schrijf ik de mail neer in mijn dagboek en stuur hem door als het weer wat stabieler is.
’s Avonds komen we in ons guest house een vrolijk en goedlachs Nederlands koppel tegen. Zij gaan morgen mee op trekking. Met hun zware bottines en gepaste jungle-outfit, zien het er stevige ervaren stappers uit…


25 juni 2007: Trekking Mae Hong Son - dag 1

Onze gids Chan pikt ons op om 8h00. We krijgen B400 terug omdat we de trekking met 4 personen doen. Funs en Susan, het Nederlandse koppel, komen afgestapt van een restaurant. Zij hebben nog goed ontbeten, terwijl wij enkel een taai broodje tussen onze kiezen gestoken hebben. We stappen in de pick up en rijden naar het Shan-dorp, waar onze gidse woont. Ze haalt wat gerief op uit haar huis, geeft ons elk een bamboe-wandelstok en als we haar woonst verlaten, steekt ze haar zoon in de auto, draait het raampje op een kier en sluit de auto af!
We stappen naar de Pai-rivier. Dorpsmensen vullen kleine bootjes met klei uit de rivier, die ze gebruiken om hun huizen te bouwen. Chan vindt een steen waar we onze naam moeten inkrassen. Die steen zal ons behoeden tegen ongelukken, zegt ze. Al snel is duidelijk dat zij gelooft in spirituele krachten.
We worden met een bootje de rivier overgezet en kunnen onze tocht beginnen. Chan neemt de tijd om ons de planten van de jungle te leren kennen en af en toe verdwijnen er wat bladeren of takken in haar buideltas. De lage begroeiing gaat al snel over in een dicht struikgewas. We volgen een smal pad en het lijkt erop dat we een blauwe waterdarm volgen. Meerdere malen moeten we een riviertje oversteken. In een onachtzaam moment, glijdt Susan uit en valt in de rivier. Ze gaat net niet kopje onder. We zijn bang dat ze zich ernstig bezeerd heeft, maar met enkele schaafwonden en kneuzingen komt ze er van af. Met de daver op het lijf, zet ze de tocht verder. En Funs? Die kon zijn bulderlach niet inhouden…
Het klauterwerk moet dan nog beginnen. De grote stenen die uit het water steken, zijn het gevaarlijkst om over uit te glijden. In het begin zijn we voorzichtig dat onze voeten niet te nat worden, maar na tientallen malen het riviertje over te steken, worden we roekelozer zodat het water in onze schoenen loopt. Door ons getreuzel – onze jacht op vlinders- komen we pas om 14h aan het watervalletje aan. Terwijl Chan voor eten zorgt, zoeken Funs en ik een plaatsje uit om te zwemmen. Het is een welgekomen verfrissing. Chan heeft ondertussen thee klaar gemaakt. Het water wordt gekookt in een bamboestengel. Ook de kopjes zijn van bamboe. Iedereen krijgt een zakje rijst en het eten dat gekocht werd op de ochtendmarkt mengen we ertussen.
Het tweede gedeelte van de tocht gaat langs een uitgedroogde rivierbedding. We denken het geluid van een Black & Decker zaagmachine te horen, maar Chan zegt dat het oorverdovende geluid afkomstig is van enkele kleine insecten. De tocht wordt zwaarder gemaakt door de extreme hitte. Susan begint te kraken. We delen onze watervoorraad, ons water waar wij zo zuinig op geweest zijn. “Het water wordt terugbetaald met Singhabiertjes”, zegt Funs. Wanneer ik denk dat we bijna op onze bestemming zijn, deel ik het laatste water uit dat gretig wordt aangenomen. “Een extra Singha”, kwijlt Funs. Een half uur later komen we bij de rijstboerderij, waar de schoonzus van Chan woont. De taxi waar Susan van had gedroomd om haar naar de bewoonde wereld te voeren, is ver weg. De rijstboerderij bevindt zich namelijk in het midden van de jungle en een weg is in de verste verte niet te bespeuren. Het eerste wat we doen is de drankvoorraad te lijf gaan. Had daar iemand flessen water verkocht aan €10/stuk, zijn winkel zou zelfs dan nog geplunderd worden.
We wassen ons in een bassin naast de varkensstal. Dan nemen we plaats op de bamboematten in de boerderij. Terwijl Chan 4 schotels klaar maakt, belt Funs met de kinderen. Ongelofelijk dat er hier in de buurt een zendmast moet zijn. Na het eten worden de bedjes gemaakt. Er wordt van ons verwacht dat we direct slapen gaan. Mannen en vrouwen moeten apart liggen. Nadat Funs en ik goed geïnstalleerd zijn, beginnen de vrouwen te zeuren dat wij een betere slaapplaats hebben. Wij, mannen, doen alsof we niks horen, draaien ons om en vallen in een diepe slaap…


26 juni 2007: trekking Mae Hong Son – dag 2

Nog voor zonsopgang kraait de haan ons om 5 uur wakker. Hij is niet te stoppen. Ik luister naar het ontwaken van de jungle. De vrouwen staan eerst op. De dekens worden meteen opgevouwen en de tafel wordt gedekt. Bij het toiletbezoek moet ik de mierenstroom ontwijken en enkele bijen wegwerken vooraleer ik me kan neerhurken bij het 15 x 15 cm grote gat in de grond.
Rivierwater wordt in een ketel boven het houtvuur gekookt en wordt in flessen gegoten. Bij het drinken proeven we een slechte houtskoolsmaak. Maar we klagen niet: we zullen al het vocht goed kunnen gebruiken. De rugzakken worden gevuld en met een zware last op de schouders beginnen we onze tocht. We volgen opnieuw een uitgedroogde rivier, klauteren over de rotsblokken en geven de Nederlanders af en toe een zetje. We komen in een bos met afgebroken bamboe, precies of er een windhoos gepasseerd is. Dan hebben we een steile klim. En in die temperatuur is die klim duivelslastig. Eenmaal boven ziet Funs er bleek uit. Hij heeft zijn reservekrachten moeten aanspreken. Elfje neemt zijn zware rugzak over, ik neem die van haar op mijn buik. Zo wandelen we over het smalle pad op de heuvelrug naar het uitkijkpunt dat Japanners gebruikten in de tweede wereldoorlog. We zien zelfs Mae Hong Son in de verte liggen, langs de andere kant kijken we neer op de grens met Birma (Myanmar). Chan bereidt warme melk voor Funs, die uitgeteld tegen een boom ligt te rusten. Na een rijstmaal gaat het pad bergafwaarts. Funs is helemaal opgekikkerd en begint zelfs opnieuw moppen te vertellen. De weg naar het Karendorp is gemakkelijk, maar het is verder dan verwacht. De zon begint te branden op mijn schouders. Ook begint de onsmakelijke watervoorraad te slinken en opnieuw moeten we onze kompanen bevoorraden. Uiteindelijk deel ik alles uit, zodat we het laatste uur niks meer te drinken hebben. Bij het eerste winkeltje van het Longneck-Karendorp, houden we halt voor een verfrissing. Ook bij de tweede winkel kopen we enkele flessen water. Nu we opgekalefaterd zijn, kunnen we een bezoek brengen aan de ‘Longnecks’ en ‘Long ears’ die broederlijk naast elkaar wonen. Het dorpje lijkt meer op een kraampjesmarkt. Een gevoel van voyeurisme bekruipt me. Ineens heb ik niet veel zin meer om deze vrouwen te fotograferen. Hun zogezegd ‘uitgetrokken lange halsen’ zijn echter wel fotogeniek en uiteindelijk haal ik toch mijn camera te voorschijn. De vrouwen, gehuld met koperdraad rond hun hals en aluminium armbanden rond polsen en enkels, poseren gewillig voor mij. Ze laten zich van hun beste kant zien en weten in welke houding ze moeten staan om zich te laten portretteren. Zo is er niks meer aan en na enkele foto’s houd ik het voor gezien. Dan begint het hevig te regenen. Het rustige dorpje verandert in een wespennest, omdat iedereen beschutting zoekt tegen de regen. Iedereen? Een jongetje neemt een douche onder het water dat van een dak loopt, een motor wordt buitengezet om met regenwater gewassen te worden, de vuile was wordt buitengezet…
Na dit tafereel stappen we het dorp uit en omdat wij de enigen zijn die over een regencape beschikken nemen we plaats in de laadbak van de pick up. De regen spat op onze hoeden uiteen. Onderweg komen we 4 olifanten tegen die uit de jungle stappen en toeristen naar het langnekdorp brengen. Bij het passeren kijkt de laatste om en aan zijn hulpeloze uitdrukking te zien wou hij dat die lome olifant wat sneller zou stappen.
We worden aan de warmwaterbronnen afgezet en krijgen elk een apart badkamertje toegewezen met een bad dat gevuld wordt met warmwater van de bron. Gelukkig is er een koudwaterkraan om het baden aangenaam te maken. Niemand die zegt hoe dit hier in zijn werk gaat, dus was ik me eerst in bad om daarna naar buiten te gaan om in het warmwaterzwembad te stappen. Omdat ik niemand zie keer ik terug naar mijn badkamertje en geniet van een tweede bad. Goed doorkookt stap ik opnieuw buiten en zie Chan ook buiten komen. Ze doet teken dat vandaag het te warme zwembad verboden terrein is en dat ik naar de massageplaats moet gaan, Vijf matrasjes liggen op de grond netjes naast elkaar. Ik krijg een broek aangereikt en moet me omkleden in een aparte ruimte want mijn eerbaarheid mag niet gezien worden. Omdat ik de oliemassage wil, moet ik een handdoek rond mijn middel dragen. De masseuse draait het hoofd zodat ik me ongegeneerd kan omkleden. Tot grote hilariteit van de andere masseuses, is zij de enige die mijn klokkenspel niet te zien krijgt. We voelen ons als herboren, nadat we een uur gemasseerd zijn met oliezachte handen.
’s Avonds in het restaurant nemen Funs & Susan de drank voor hun rekening. Een goede deal, me dunkt, voor al het water dat we hen afgelopen dagen gegeven hebben. De biefstuk en het extra bord frieten maken er een complete feestavond van…


27 juni 2007: naar Chiang Mai

Op weg naar het busstation, lopen we Funs & Susan tegen het lijf. We wensen hun een voorspoedige reis. Zo te zien zijn ze de ontberingen goed doorgekomen.
We nemen de laatste twee plaatsen in de minibus in. Bij een politiecontrole wordt er een persoon uit de bus geplukt. Zo kan ik naast elfje plaats nemen. Door de bochtige weg kan ze de slaap niet vatten. Telkens weer botst haar hoofd tegen het raam, maar ze heeft de kracht niet meer om dat tegen te houden. Ook ik zit niet gemakkelijk: de minibus is duidelijk op Thaise maat gemaakt. De hoofdsteun reikt niet verder dan tot aan mijn schouders, zodat ik gans de weg half onderuit gezakt moet zitten.
Om 17h30 komen we in Chiang Mai aan en kopen een busticket naar Nan voor ’s anderdaags. Het wordt een rustige avond in de ‘rooftopbar’, met zicht over Chiang Mai, terwijl de regen geluidloos uit de hemel komt vallen…


28 juni 2007: naar Nan

Met een songthaew rijden we naar het Arcade-busstation. De uitlaatgassen in de ochtendspits vallen zwaar op onze luchtwegen. De aircobus met lederen zetels en verstelbare hoofdsteunen vertrekt mooi op tijd. Elfje tracht te slapen totdat ineens de muziek aanschiet. Men probeert de DVD aan de praat te krijgen, maar buiten geluid en een blauw scherm gebeurt er niet veel tot grote vreugde van elfje. Uitgerust arriveren we om 15h00 in Nan en nemen we 2 riksjas naar het centrum. We wandelen de hoofdstraat in en het valt op dat er hier geen enkele toerist te bespeuren is. Toevallig passeren we het enige reisbureau van de stad. We hebben interesse in een twee daagse trekking, maar doordat er geen toeristen zijn, komt de trekking kostelijk uit.
In een zijstraatje groeten we bij het passeren een vrouw. Zij groet terug en vraagt ons waar we overnachten (denken we, want het Thais hebben we duidelijk niet onder de knie). Ze verstaat ons antwoord niet en roept haar man. Hij vraagt wat we willen weten, maar begrijpt niet dat dit om een misverstand gaat. De buurman wordt er bijgeroepen en even later zitten we bij hen binnen een glas water te drinken en een nonsens conversatie te voeren. Wanneer we de kans zien, vertrekken we met overvloedige dankbetuigingen.
’s Avonds zoeken we het aangeprezen ‘Poom Sam’ restaurant op. Voor het garnalengerecht (Tom Yam Kung), de kokossoep en een grote fles bier betalen we nog geen €5.


29 juni 2007: Nan & omgeving

In een grote motorzaak zitten een tiental bedienden te werken. Het meisje dat het beste Engels spreekt staat ons te woord. De papieren worden in orde gebracht en bij het checken van de brommer wordt ons B200 gevraagd voor een manueel te besturen motor. Ze zegt dat we anders ook eens kunnen kijken in het hotel hier recht tegen over. Ook daar is de prijs B200, maar zonder tralala rijden we enkele minuten later het hotel uit. Aan het benzinestation vragen we nog eens wat al die hendeltjes betekenen. Deze motor is vinniger dan al de andere en het kost me moeite om niet in horten en stoten op te trekken.
We rijden naar de kleine luchthaven om een vlucht te boeken naar het zuiden, maar van hieruit vliegt men enkel naar Bangkok voor B3500/p.p. Van daaruit moeten we een nieuwe vlucht boeken. Wanneer de loketbediende bezig is om het bedrag van mijn visakaart te crediteren, annuleren we de hele zaak omdat we denken dat we vanuit Chiang Mai meer kans hebben op een vlucht naar het zuiden.
We rijden naar Fhu-travel, het reisbureau en boeken de tweedaagse trekking, met als hoogtepunt de Mrabri-stam en tellen B5000 neer. Dan beginnen we aan onze 90 km lange motorrit…
We steken de Nan rivier over en rijden naar een tempel 1 km buiten de stad. De lange Naga’s (draken) verwelkomen ons. In de wandelgang van de tempel is het leven van de koning tentoongesteld aan de hand van schilderijen. Hij wordt hier vereerd als een God.
We volgen route 1168 onder een lichte regen, richting Mae Charim. Elfje krijgt last van een slaapaanval en haar lichaam weegt tegen dat van mij. Het eerste wegeltje dat naar de bossen leidt, sla ik in. Ik spreid mijn regencape op de grond, zodat ze een kwartiertje kan rusten. Maar het ongedierte en de overvloedige muggen denken er anders over en vijf minuten later zijn we al opnieuw op de baan. Door de heuvelachtige omgeving kan ik me oefenen in het verleggen van de versnellingen door middel van de voetpedalen. Elfje schrikt plots wakker, wanneer we met een schok vertragen, doordat ik verkeerd heb geschakeld.
In Mae Charim eten we bij een klein wegrestaurantje. De eigenares verstaat geen jota Engels. Gelukkig verstaat ze wel onze gebarentaal, zodat een kwartier later een rijstschotel en een bouillonsoepje voor onze neus staat. Hoe ik die soep besteld heb, kan ik me echter niet herinneren.
We keren een stukje terug en nemen de afslag naar Santisuk. We rijden door kleine dorpjes en worden vriendelijk nagewuifd als we enkele mensen passeren. Op verschillende plaatsen wordt de bosrijke omgeving ingepalmd door aangelegde akkers. De ontbossing is goed zichtbaar door de schakeringen van de rode aarde met de groen bossen eromheen.
In Santisuk nemen we route 1169 naar Nan, en terwijl elfje aan het slapen is test ik op de rechte weg de snelheid van de motor uit: 80 km/h.
In Nan bezoeken we de vier Boeddha’s in Wat Dhumin, die elk naar een andere windstreek kijken. De muurschilderingen stellen het leven van rond 1700 voor, de tijd van de Franse bezetting.
Bij het wegrijden worden we aangesproken door iemand van de ‘Tourist Office Police’, die zijn kantoor kwam uitlopen om ons van info te kunnen voorzien. We krijgen folders en kaarten toegestopt en de verwijzing dat een wandeling langs de oevers van de Nan-rivier een must is. Bij het ondertekenen van zijn gastenboek, zien we dat er vandaag 2 andere toeristen langsgekomen zijn.
Ik zet elfje in het guest house af en omdat de benzinetank nog niet leeg is, maak ik een toertje door de stad. Terwijl ik zo wat rondrijd, verbaast het me hoe mooi en gezellig Nan wel is. Ik stop bij een tempel in de Suriyapong road en bekijk enkele boten die daar liggen voor het jaarlijkse botenracefestival. Ik word aangesproken door een schilder die de boten jaarlijks een nieuw kleurenmotief geeft. Hij denkt dat ik ‘Ben Hur’ ben, of toch op zijn minst op een dubbelganger ervan.
Ik haal elfje op en na het eten maken we een avondrit doorheen de stad. De bars en eethuisjes aan de kant van de rivier zien er gezellig uit, maar we verkiezen een goede nachtrust, want morgen staat een tweede trekking op onze agenda…


30 juni 2007: trekking Nan – dag 1

Op dit vroege uur zijn er weinig mensen te bespeuren in de hoofdstraat. We zoeken het plaatselijke restaurantje op waar we een lekker ontbijt kunnen krijgen. De dienster van dienst, een oud vrouwtje met vooruitstekende tanden en kromme slepende voeten, begrijpt geen woord Engels en toont ons de Thaise menukaart. Met handgebaren maak ik duidelijk dat we toast willen met eieren. Als ik mijn armen doe bewegen als kippenvleugels, begrijpt ze me. Lachend sloft ze weg naar de keuken.
Bij ‘Fhu travel’ krijgen we te horen dat een Amerikaanse met ons mee op trekking gaat. Spontaan krijgen we B1400 terug betaald. Een aftandse Toyatojeep stopt voor het kantoor en we maken kennis met Michelle, de Amerikaanse en met Sammy & Jacky, onze sympathieke gidsen.
In een benzinestation pompt de pompbediende verkeerde benzine in de tank. Hij zakt door de grond van schaamte als Jacky hem plagerig op zijn fout wijst. Terwijl ze de benzine uit de tank pompen, maken we verder kennis met de Amerikaanse spraakwaterval.
Net buiten de stad stoppen we bij een pottenbakkersfabriekje, waar uitsluitend kookvuren gemaakt worden die hoofdzakelijk in de hutten in de bergen gebruikt worden. De houtvuren worden verkocht aan B65/stuk. Terwijl Sammy uitleg verschaft, loopt Jacky zijn repertoire met kunstjes af. Bij het uitrijden van de stad, wordt er om de haverklap gestopt om ons het fruit van de streek te leren kennen. Bij een plantage plukken we lamyai (lychees-look-a-likes) van de bomen en krijgen ‘dragonfruit’ in onze handen gestopt.
Sammy leidt ons door een Yao-dorp. Hun roots liggen in China en door omzwervingen zijn ze hier verzeild geraakt. Veel mensen krijgen we niet te zien tijdens onze rondleiding. Het dorp lijkt eerder bewoond door honden. Elk huis heeft zo te zien zijn eigen waakhonden tot groot ongenoegen van elfje die naast mij beschutting zoekt.
Na ons middagmaal moeten we onze sandalen aandoen om riviertjes over te steken op weg naar een Hmongdorp. We wandelen door gekapte velden, hoge grassen en over kaduke brugjes. Wanneer ik in een rivier mijn teen kwets door tegen een scherpe steen te stappen, wordt er ogenblikkelijk een sap van geneeskrachtige kruiden over geperst om ontstekingen tegen te gaan.
In het Hmong-dorp maken we kennis met Jao, tevens onze gids voor ’s anderdaags. Hij vertelt met weemoed over zijn familiegeschiedenis: hij is afkomstig van Laos en is gevlucht voor het communistische regime. Zijn boerderij heeft hij moeten achterlaten om in Thailand opnieuw iets uit de grond te stampen. Zijn 2 broers zijn in de tijd van de Koude Oorlog naar Amerika gevlucht. Hij vertelt zijn verhaal met droefheid & met pijn in het hart. We worden er stil van…
Bij valavond wandelen we door het dorp. Een oude Hmong-vrouw neemt elfjes hand vast en stapt met ons mee. Ze leidt ons binnen in haar huisje. Een tv staat te spelen tussen zakken met voedselvoorraad. We krijgen een plastic stoel aangeboden, dan pas gaat het vrouwtje naar buiten. Uiteindelijk gaan we kijken waar ze blijft: al die tijd was ze bezig met hout hakken…
Ondertussen is het donker geworden en we keren naar onze slaapplaats terug. Michelle is op zoek naar zichzelf. Ze praat honderduit over wat ze denkt en wat ze verwacht van het leven. Het zou gezellig kunnen geweest zijn onder de sterren. Elfje krijgt genoeg van haar gebabbel en gaat slapen. Een half uur later maak ook ik me uit de voeten.


1 juli 2007: trekking Nan – dag 2

Bij het ontbijt komt Jao ons vertellen dat hij problemen heeft. Koeien zijn op zijn rijst- en gembervelden gesignaleerd en schaden zijn gewassen. Hij vraagt of het voor ons goed is om de tocht van vandaag wat in te korten, zodat hij tegen de middag naar zijn gewassen kan gaan.
Hij neemt ons mee op zoektocht naar de nomadenstam: de Mrabri (ook wel ‘geesten van de gele bladeren’ genoemd). Door het kappen van de jungle komt deze stam soms in contact met de buitenwereld. Om de 8 à 10 dagen trekken deze nomaden weg en bouwen een ander afdak waaronder zij zich schuil houden. In de jungle nemen we een pad naar beneden. Jao maakt enkele rare geluiden en even later zie ik een kinderhoofd uit de struiken opduiken. Onze gids spreekt de Mrabri-taal, daarom is hij toegelaten op hun grondgebied.
We staan aan een afdakje van bananenbladeren dat aan één kant rechtgehouden wordt door 2 bamboestokken. Indien de bladeren door droogte geel worden, zoeken ze een andere plek op. Onder het afdak zit een oude man met 3 kinderen van een jaar of 10. Jao overhandigt de man enkele lappen varkensvlees en een pak tabak. Enkele lappen vlees worden in een bamboestok gestoken en in het vuur gelegd. Ondertussen geeft Jao uitleg over deze primitieve stam: bij de laatste telling waren ze met 107 personen. Ze stellen nooit vragen, geven enkel antwoord als ze willen. Hun cultuur blijft een mysterie. Vrouwen krijgt men nauwelijks te zien, want zodra iemand nadert, rennen ze weg. De oude man heeft enkel een lendendoek aan. Vrouwen bedekken zich met bananenbladeren. Wanneer een vrouw zin heeft om bij een andere man te verblijven, is dit toegestaan. Het zelfde geldt voor de kinderen: zij mogen met een ander koppel samenleven, die hen dan ziet als hun eigen kinderen. Ze leven van de jacht op kleine zoogdieren en van de vruchten in de natuur. Zich wassen doen ze niet om hun dierlijke geur te behouden. In de voormiddag zoeken ze hun voedsel bij elkaar, in de namiddag beginnen ze al te slapen tot de volgende dag. Hun doden worden in bananenbladeren gewikkeld en in bananenbomen gehangen. Niemand kent de Heilige plek waar dit gebeurd.
Na dit opmerkelijke bezoek stappen we verder. Michelle zet haar zoektocht naar de zin van het leven verder en bestookt onze gids met allerlei persoonlijke vragen. Jao, zoon van een Laotiaanse medicijnman, is een geboren verteller en gunt ons merkwaardige verhalen. Zo vertelt hij met groot respect over zijn overleden vader die tevens krachten meegekregen heeft van de geesten. Hij was een plantendeskundige en kon ook de toekomst voorspellen. Jao zegt dat hij 55 jaar is. We vinden het moeilijk om dat te geloven. Hij ziet er op zijn minst 10 jaar jonger uit. “Dat komt ook door mijn vader”, zegt hij. “Die gaf me een drankje met enkele blaadjes in. Het stopt de groei en mag niet aan kinderen of zwangere vrouwen gegeven worden”. Dat drankje heeft hij met zijn vrouw gedeeld, zodat ze er beiden jonger uitzien. Hij heeft meerdere malen nadere uitleg gevraagd aan zijn vader, maar die heeft zijn geheim nooit prijsgegeven.
Hij vertelt over de hemel en het hiernamaals: “De aarde is de uiteindelijke hemel. Hier krijgen we alles van de natuur en door goed te doen, krijgen we vanzelf alles in de schoot geworpen”. Hij praat met respect over het leven en we zijn alle drie diep onder de indruk van zijn persoonlijkheid.
Wanneer we opnieuw in de jungle belanden, gaat de pas er goed in. Jao denkt wellicht aan de koeien die zich te goed doen aan zijn gewassen. Op een verharde weg zien we de aftandse Toyato staan die ons naar Nan zal terugvoeren. Jacky is in zijn nopjes als hij zijn trucjes en plagerijen op Jao kan toepassen.
In Nan eten we Italiaans. Dan wandelen we op de pier langs de Nan-rivier, tot aan de bars langs de waterkant. Omdat ik de prijslijst niet kan lezen, stap ik zelf achter de bar en zoek tot ik een geschikte fles vind. We bestellen een fles rum en met de 2 cola’s erbij gaan we ons naar ons tafeltje. Limoen koop ik bij één van de fruitkraampjes. We gaan naar onze guest house terug als de fles rum leeg is… het is nog maar 21h. ’t Is alsof de tijd is blijven stilstaan…


2 juli 2007: naar Chiang Mai

Om 7h30 vertrekt onze bus naar Chiang Mai. Te voet overbruggen we de 2 km naar het busstation met onze rugzakken op de schouders. Het is ’s morgens vroeg, maar zelfs dan al parelen er zweetdruppels op onze gezichten. We hebben de goedkoopste bus genomen, maar toch lijkt die van uitstekende kwaliteit. Enkel de zitjes zijn naar Thaise normen gemaakt, waardoor mijn schouders er van tussenuit steken.
Rond 14h komen we aan in Chiang Mai en we nemen een songthaew naar de luchthaven. We proberen van hieruit een vlucht te boeken naar het zuiden. Alle vluchten gaan via Bangkok, zodat we 2 vluchten moeten reserveren. We lopen alle agentschappen af, maar tevergeefs… we kunnen enkel maar tickets kopen voor de volgende dag.


3 juli 2007: naar Surat Thani en Koh Tao

Om 7h10 zijn we al in de luchthaven. In een krant lees ik dat enkele mensen opgepakt zijn in de luchthaven van Londen, die medeplichtig waren met een bomaanslag eerder deze week. Hier hebben we nergens last van en onze vlucht naar Bangkok verloopt voorspoedig. In Bangkok zitten we 4 uur in transit vooraleer we de vlucht naar Surat Thani kunnen nemen.
Buiten aan de luchthaven van Surat Thani staan 2 bussen te wachten. De ene vertrekt naar Koh Samui, de ander rijdt naar de boot voor Koh Tao. Na kort overleg stappen we als enige toerist op de bus naar Koh Tao. We worden afgezet aan een kantoortje die de bootreis organiseert.
We hebben nog 5 uur om deze havenstad te verkennen. We wandelen naar de haven en zien een bedrijvigheid op het water: kleine bootjes, met passagiers of etenswaren, varen kris kras door elkaar. Langs de haven staan kraampjes met fruit en groenten opgesteld. Het is hier vuiler dan in het noorden, en het doet me eerder aan een Indisch tafereel denken.
De Rough Guide vermelt dat we in een Westerncafé ‘moeten zijn om goed te eten. ‘Boogie Café’ is volkomen leeg, op enkele diensters na. Bryan Adams die aan het zingen is, hoort hier niet op zijn plaats. John Wayne lijkt hier de held. Ook wij misstaan hier niet met onze cowboyhoeden op. Na het eten, rond 19h, gaan we buiten terwijl John Denver zijn ‘Country Roads’ zingt.
Op onze terugweg doen we onze inkopen: rum, ananas, meloen, chips & cola. Langs het vieze marktstraatje lopen we naar de haven terug. Elfje schrikt van de poedel die naar ons blaft, maar blijft ijzig kalm als er een reuzenrat voorbij loopt.
Rond 20h30 worden we aan de boot afgezet. Het lijkt meer op een klein vrachtschip, dan op het cruiseschip met aparte kajuiten. Terwijl we inschepen, zijn ze bezig met het inladen van groenten, fruit en andere levensmiddelen om Koh Tao te bevoorraden. We krijgen een briefje met onze slaapplaatsen op: nummer 39 en 40. Die bevinden zich in het grote ruim waar 50 matrasjes naast elkaar liggen. Het is er warm, maar gelukkig blaast de fan constant in onze richting. Tegen 23h, de tijd van vertrek, ligt het ruim goed vol. Ik kan al snel de slaap vatten…


4 juli 2007: Koh Tao – dag 1

Omstreeks 7h00 zetten we voet op het vaste land en worden we overspoeld door taxichauffeurs die ons voor een zachte prijs naar onze verblijfplaats willen brengen. Op elfjes verzoek laten we ons met een 4x4 naar Tanote Bay voeren (B250), aan de andere kant van het eiland waar we onze intrek nemen in een kleine bungalow hoog op de rotsen. Vanuit onze hangmat hebben we een overzicht over de baai. We genieten van het spelende wolkendek dat zich aan ons voorbijtrekt. We zien een regenwolk van achter de bergen verschijnen en worden amper 2 minuten later door de regen naar binnen gejaagd.
Na ons lichtgedwongen middagdutje verkennen we de baai. Het strand is amper 100 meter breed en wordt omringd door hoge rotsblokken die uit het water komen. We genieten van de zon, met de ogen gericht op de krabben die onder ons op de rotsen klauteren.
’s Avonds gaan we eten in het Tanote Viewpoint’. We zitten in de ‘erotic garden’ en hebben uitzicht over de baai. Elfje danst op de latino merenguemuziek op het moment dat de eigenares af komt. De eigenares - die zich ‘mama’ laat noemen - voert met haar ‘act de présence’ precies een toneeltje op. Ze wil ons een romantisch diner geven en komt wat later terug met een mooier tafelkleed, een vaas met bloemen, parfum wierookstokjes en met kaarslicht. Ze steekt een bloem in elfjes haar en begint haar te kussen. Veel keus is er niet, maar wat ‘mama’ brengt is overheerlijk. Bij het passeren van de keuken, op haar weg naar het toilet, krijgt elfje een vinger in haar mond geduwd om van de saus te proeven. Gelukkig laat ‘mama’ ons tijdens het eten van de Mexicaanse ribbetjes ongestoord. Bij het vragen naar de rekening, moeten we eerst dansen. De tafel wordt opzij geschoven en dan word ik onderwezen in de merengue. Na 2 verplichte nummers, houd ik het voor bekeken, terwijl elfje nu haar volgende slachtoffer wordt. Ik haal een pint uit de ijskast (self service), terwijl ‘mama’ een nog grotere pint drinkt en een joint rookt. Daardoor is haar eigenaardig gedrag te verklaren! In haar gebroken Duits en Engels legt ze uit dat elfje haar aan haar dochter doet denken, die ze al een tijdje niet gezien heeft. Na te betalen, keren we langs de pikdonkere weg hals over kop naar onze bungalow terug…


5 juli 2007: Koh Tao – dag 2

Er is geen houden aan: vandaag wil elfje bruinen in de zon en ze rept zich naar het strand. Vanuit de verte zie ik haar witte lichaam liggen naast de rotsen. Ik leg me naast haar en lees een boek. Na een uurtje zwemmen we in het warme zeewater. Er is maar een klein zwemplaatsje, want de zee is dichtbegroeid met koraal. Het is wat overtrokken, maar toch voel ik het heet worden. Ik wil naar de bungalow terug keren, maar elfje overtuigd me om nog wat te blijven liggen. Uiteindelijk gaan we na 2 uur zonnebaden naar de bungalow terug en we schieten in de lach als we het contrast zien tussen ons wit (bedekt) vel en het roodverbrande. We wrijven ons in met aftersun en gaan languit op bed liggen.
Na de middag gaan we gehuld in een T-shirt, snorkel met duikbril en met zwemvliezen het water in. Het koraal is talrijk en overal waar we kijken zien we de kleurrijkste vissen om ons heen zwemmen. Met haar gele zwemvliezen maakt elfje luchtbelletjes, die langzaam naar boven dwalen. Zo ziet ze er nog meer feeëriek uit. Er is een lichte stroming en elfje krijgt paniek dat ze niet terug zal geraken, daarom gaan we naar de andere kant van de baai en snorkelen verder langs de met koraal begroeide rotsen. Na anderhalf uur houd ik het voor gezien. We spoelen het zoute water af en maken ons klaar om te aperitieven op de grote rots achter onze bungalow bij zonsondergang.

(Wat daar is gebeurd zal verstrekkende gevolgen hebben voor ons beiden in ons verdere leven)

’s Avonds in bed liggen we beiden op onze rug, met de pul aftersun tussen ons in.


6 juli 2007: Koh Tao – dag 3

Met de 4x4 pick up, de taxi van het hotel, gaan we naar Mae Haad Village. Van daar lopen we noordwaarts langs het strand. Langs de kustlijn zijn leuke bungalows en eethuizen. Hoe verder we gaan, hoe luxueuzer ze worden. We vinden het jammer dat we niet meer kunnen veranderen van hotel. Het uiterst luxueuze spa-resort zou beter passen voor onze feeststemming. We doen onze sandalen uit en zetten ons aan het lage tafeltje in het restaurant. De ober van dienst komt naast ons op de grond zitten en noteert onze bestelling. De gelukzalige glimlach waar elfje deze morgen mee wakker geworden is, staat nog steeds op haar gezicht. Het is er zalig zitten, zo eventjes weg van de toeristen en samen fantaseren we over onze toekomst.
Na het middageten in een strandrestaurant gaan we, gekleed met T-shirt, languit op het strand uitrusten. Elfje is niet op haar gemak met de meute honden die hier rondlopen en stelt voor om zo snel mogelijk aan onze voettocht naar Tanote Bay te beginnen.
We nemen de kleine weg waar een 4x4 amper kan rijden. We wandelen tussen de kokosbomen en zijn op onze hoede voor eventueel vallende kokosnoten. De weg gaat flink omhoog en wanneer we de jungle inkomen zien we zelfs enkele eekhoorntjes in de bomen kruipen. Mijn gevoel zegt me dat we het wegeltje dat de jungle inloopt, gepasseerd moeten zijn. We lopen alsmaar rechtdoor en komen uit in een verkeerde baai. Onze bungalow zien we 200 meter verder boven de rotsen uitsteken. Elfje wil via de rotsblokken naar onze baai klauteren, maar volgens mij is dat niet doenbaar. Een boot kunnen we ook niet huren om ons verder af te zetten, want de oceaan is te woelig. Rechtsomkeer dan maar… Hoe goed we ook uitkijken, nergens vinden we een richtingaanwijzer die het pad aanduidt. Plotseling zien we iemand de weg oversteken. We maken hem duidelijk dat we naar Tanote willen. Hij doet teken dat we het pad rechtsaf moeten nemen. We gebaren dat we het niet vinden. Uiteindelijk begint hij tekeningen te maken in het zand, maar we kunnen hem niet duidelijk maken dat we het pad niet vinden. Na tien minuten in het zand te tekenen en naar zijn Thaise uitleg te moeten luisteren, staat hij op en loopt met ons 400 meter terug. Dan wijst hij naar de richtingaanwijzer die afgebroken tegen een boom staat en naar het pad dat nauwelijks te zien is. We danken hem uitvoerig en stappen de dichte jungle in. Eigenlijk is het pad tamelijk goed te volgen., maar af en toe moeten we wel eens stil staan en rondom ons kijken om te zien welke richting het uitloopt. Ik loop voorop en incasseer alle spinnenwebben. Ik hoop enkel dat we hier niet te lang moeten rondlopen, want over een uurtje treedt de schemer in. Na een klein half uur komen we op een weg terecht op enkele honderden meters van onze bungalow. Opgelucht halen we adem…


7 juli 2007: naar Bangkok

Vandaag moeten we zéker gebruik kunnen maken van de 4x4 van het hotel. Elfje is er niet gerust in en neemt geruime tijd op voorhand haar plaats in de laadbak in. Mooi op tijd worden we afgezet in de haven van Mae Haad Village. We ruilen ons ticket om en krijgen een sticker ‘Bangkok’ op de borst gekleefd. De post – wij dus – moet daar afgeleverd worden. De catamaran is heel wat luxueuzer dan het vrachtschip waar we mee gekomen zijn. De catamaran zit afgeladen vol met toeristen die anderhalf uur later allemaal afgezet worden in Chumphon. Het grote strand ligt er verlaten bij en we denken dat het hier misschien wel aangenamer te vertoeven is dan op Koh Tao. We krijgen een nieuwe sticker opgeplakt: voor ‘bus 2’ die ons binnen een uur komt ophalen. Tijd genoeg om iets te eten in het strandpaviljoen.
Op de bus worden enkele films gedraaid; enkel ‘Happy Feet’ lijkt me leuk om te volgen. Na een rit van 6h komen we de voorsteden van Bangkok binnen. Drie kwartier later worden we op onze eindbestemming afgezet: pakje afgeleverd! Een tuk tuk zet ons na een dolle rit af voor de deur van ‘Wendy House’. De chauffeur zou goed dienst kunnen doen bij ‘pizza expres’.
Het guest house zit vol. We moeten genoegen nemen met een ongezellig hotel wat verder in de straat. Elfje wil naar huis bellen, maar krijgt enkel het antwoordapparaat aan de lijn. Ik daarentegen krijg mijn moedertje aan de lijn. Ze lijkt verrast met het nieuws dat ik te vertellen heb en ze laat me weten dat de operatie van Muizie goed verlopen is.


8 juli 2007: Bangkok – dag 1

We checken uit en nemen onze intrek in ‘Wendy House’, waar de bediening heel wat vriendelijker is dan in het vorige hotel. Tegen de middag gaan we met een taxi naar het oude stadsgedeelte. We worden afgezet aan de ‘Golden Mount’, waar we de trap opklimmen om een overzicht te krijgen van Bangkok. Door mijn tweede bezoek aan de stad, fungeer ik als gids. Ik toon elfje de bezienswaardigheden die van hieruit te zien zijn, maar eigenlijk besef ik dat er al heel wat informatie uit mijn geheugen gewist is. Aan de ‘Giant Swing’ vindt er een markt plaats met vlakbij een kinderopvang, waar de kinderen naar hartenlust kunnen knutselen. We lopen door de straat waar reuzengrote Boeddhabeelden gemaakt en verkocht worden en komen zo aan het Koninklijk Paleis terecht. Vandaag, zondag, is het paleis uitsluitend voor de Thaien open. Beschutting zoekend tegen de felle zon, stappen we onder de bomen door naar Khao San Road, de toeristenstraat van Bangkok. De sfeer is nog steeds dezelfde, maar het lijkt wel drukker te zijn. Zelfs het achtersteegje waar ik 6 jaar geleden verbleven heb is volledig omgetoverd met nieuwe winkeltjes en hotelletjes. Na het doorlopen van de kraampjesmarkt, lopen we noordwaarts naar de staande Boeddha van 45 meter hoog. Omdat we het wandelen in deze hitte moe zijn, nemen we een tuk tuk die ons naar andere tempels brengt die enkel vandaag voor toeristen open zijn. Zo zien we de zwarte Boeddha, die meer dan 1000 jaar oud is. (Zwart van ouderdom, wel te verstaan!) Mijn gedachten zijn juist: de chauffeur stopt bij een kleermaker om zijn coupon in ontvangst te nemen. Hier zijn ze bekend voor hun kamelenwollen jassen. Na het zien van enkele mantels, laat ik me overhalen om een middellange jas op maat te bestellen.
De chauffeur die al die tijd buiten op ons gewacht heeft, brengt ons naar een andere tempel met een witte Boeddha die van hoog op ons neerkijkt. Dan worden we aan een grote juwelierszaak afgezet. De deur zwaait voor onze neus open en we worden langs de tafels met juwelen geleid. De ringen met smaragd zijn niet ons ding en al gauw verlaten we de handelszaak. De tuk tuk zet ons af aan de boottaxi. Van daar kunnen we goedkoop en filevrij naar ‘Siam Square’ terug keren.
Op weg naar het winkelcomplex lopen we over de ‘skywalk’ die boven het straatverkeer loopt. Elfje vindt het geweldig om in deze futuristische stad te zijn. En ook ik ben opnieuw onder de indruk van dit impressionant staaltje architectuur. De onderste verdieping van het winkelcomplex is volledig in beslaggenomen door restaurants. Het is enorm druk. Overal zitten mensen te eten of wachten geduldig de rij af om een tafeltje te bemachtigen. Bij de ingang van een restaurantketen, worden we tot staan gebracht. Het meisje vraagt via een walkie-talkie of er plaats voor ons is. We krijgen elk een magneetkaart in de hand gestopt en worden naar tafeltje 410 geleid. We laten onze spullen daar achter en maken een keuze bij verschillende eetstanden. Tien minuten later wordt onze bestelling bij ons aan tafel gebracht. Gezelligheid arm, maar uiterst efficiënt! Terwijl ik de rekening betaal, loopt elfje weg naar het toilet. Ondertussen bekijk ik in een folder wat hier allemaal te doen is: er is een reusachtig aquarium, een opera, een cinema, talrijke couturiers en allerlei kledingszaken. Pas twintig minuten later komt elfje bij mij terug… ze was weer eens verloren gelopen.
Op een podium in de hal staat een bossanovagroepje te spelen voor amper 30 man. Wij volgen de ‘solden’-bordjes en stappen de kledingszaken binnen. Na 2 uur kleedjes passen (enkel elfje) stappen we het complex uit. We horen een rockgroep spelen in een tent en kunnen het optreden buiten op groot scherm volgen. Achter ons spuwt een fontein op speelse wijze zijn water uit. We maken nog een nachtelijke uitstap in de buurt en passeren het Novotel, Hard Rock Cafe en andere goedogende restaurants… Elfje is in de wolken en blij verrast dat we toch niet in zo’n afgelegen buurt logeren dan dat ze eerder dacht.


9 juli 2007: Bangkok – dag 2

We schuimen het MBC en Siam Center winkelcentra af en zijn onder de indruk van de mooie interieurwinkels. De meubels zijn echter te groot om in onze rugzak te proppen. Recht tegenover het Hard Rock Café eten we in een studentenrestaurantje een typisch Thais gerecht, dat we aan de hand van foto’s uitgekozen hebben. Lekker en goedkoop!
Met de boottaxi moet ik terug naar de kleermaker om mijn mantel te passen. Tien minuten later zijn we al op terugweg.
Tegen de avond maken we ons klaar om een cocktail te drinken op het dak van het Banyan Tree hotel. De skytrain brengt ons al aardig in de buurt. De laatste 500 meter leggen we te voet af. We stappen langs de receptie heen, lopen de lobby door en nemen de lift naar de bovenste etage. Op de 59ste verdieping stappen we uit. Aan de balie staat er een bord met ‘dress code’ en een vrouw maakt me duidelijk dat de mouwen van mijn T-shirt te kort zijn en dat mijn Teva-sandalen geen klasse uitstralen. Ik krijg een blauwe blazer overhandigd en met een tang worden mij 2 instekers - maatje 46 – aangereikt. Met dezelfde tang worden mijn Teva’s zorgvuldig weggenomen. De laatste verdieping leggen we te voet af en we verkiezen om bij de openluchtbar te zitten. Het uitzicht is adembenemend. Ik kan er maar niet genoeg van krijgen en neem vlug wat foto’s voor het helemaal donker wordt. Ik voel me hier wel op mijn ongemak met die te grote blauwe blazer en dito schoenen aan, maar ik ben nu wel de deftigste persoon (na elfje) die hier rondloopt. We drinken onze cocktail (B320/stuk) aan één van de tafeltjes en lopen dan nog eens rond de bar heen om Bangkok van hieruit in ons op te nemen. Bangkok is indrukwekkend met al zijn lichtjes die reiken tot aan de horizon. Bij het verlaten van de bovenverdieping, reserveren we om de volgende dag te komen eten. Bij het afgeven van de blazer en schoenen beloof ik plechtig dat ik me zal houden aan de dress code.
In een naburig Thais restaurant krijgen we een romantisch tafeltje aangeboden naast de binnentuin. Tien minuten later vragen we een andere tafel omdat muggen ons als avondmaal aanzien. We bestellen elk een voorgerecht en hoofdschotel, die samen aan tafel gebracht worden. Vier personen houden elke beweging van ons in de gaten. Ze reppen zich als er een bord niet goed op tafel staat of gieten ons glas telkens vol als we een slok genomen hebben. Telkens buigen ze eerbiedig hun hoofd.
Op de nabije avondmarkt in Patpong is elfje benieuwd wat de ‘pussy ping pong show’ zou zijn. Ik heb meer interesse in de ‘pussy rainbow show’. We lopen de opdringerige sexshowlokkers voorbij en bekijken de kraampjesmarkt.
Om de avond af te sluiten gaan we het Hard Rock Café binnen . Elfje is in haar nopjes en danst voor mij aan de bar op de bovenverdieping. Naast ons is een verjaardagsfeest aan de gang. De cocktails worden naar de Thaise dames gebracht. De oudere Westerse mannen krijgen de rekening gepresenteerd. En elfje? Die blijft uitdagend naast mij dansen…


10 juli 2007: Bangkok – dag 3

Als eerste werk van de dag poets ik mijn schoenen, want vanavond wil ik er piekfijn uitzien.
We bezoeken het Lumphinipark, de groene long van de stad, en kuieren langzaam langs de vijver. De reuzenhagedissen (of zijn het varanen) maken ons uiterst waakzaam wanneer we langs de waterkant gaan zitten. Vanuit het park hebben we een goed zicht op het Banyan Tree Hotel, waar we vanavond zullen eten.
Na het bekijken van de winkels in het Silomgebouw en het Robinsoncomplex gaan we te voet naar het grootste winkelcomplex dat we gezien hebben: Central World Plaza,
Buiten is een cameraploeg shots aan het nemen van enkele modellen. Vooraleer we beginnen te winkelen, laten we ons verleiden door een stand met Häagen Dazs ijs. Het winkelcomplex beschikt over een eigen DJ ploeg, die via computers het winkelcentrum met hippe muziek vullen. Ik koop me enkele T-shirts met korte mouwtjes: dit is deel 2 van mijn voorbereiding voor vanavond!
Terwijl we ons klaarmaken begint het hevig te regenen. Daarom besluiten we om de avond in stijl te beginnen: we nemen de taxi naar het Banyan Tree Hotel. De hooguit 3 km worden in precies 1 uur afgelegd, van efficiëntie gesproken! Het regent nog steeds, daarom is het dakterras vandaag niet toegankelijk en moeten we genoegen nemen met een plaatsje aan de enorme glasramen in het restaurant op de 59ste verdieping. Met mijn nieuwe T-shirt, gepoetste schoenen en in maatpak kost het me geen moeite om het restaurant binnen te mogen.
We krijgen de spijs- en drankkaart aangeboden en merken op dat we op onze hoede moeten zijn voor de hoge drankprijzen. De fles wijn van B60000 bestellen we liever niet. Mijn kostuumvest hang ik aan de rugleuning van mijn stoel. Even later komen ze met een dressboy afgereden om die eraan te hangen. We bestellen warme geitenkaas met eend en een zalmschotel met rucola. Als drank neem ik een pint en elfje een flesje San Peligrino water. Dat laatste krijgen we voor de prijs van een klasse wijn bij ons. Het hoofdgerecht wordt ons gebracht met een groot afdekschaal erover heen en als ze deze wegnemen ben ik blij verrast dat de zalmmoot een redelijk grote proportie heeft. De obers komen ons telkens storen tot vervelends toe en pushen ons om steeds maar meer te bestellen. Met het gratis soepje en sorbet tussen de gerechten door, zitten we op het eind van de avond vol gegeten. Na de koffie wordt me de rekening gebracht van B5870. (Met dat geld zouden we gerust een week kunnen overleven in het noorden van Thailand).
Met de lift stoppen we op de 52ste verdieping en komen in een overdekte openlucht bar terecht. Het zicht is van hieruit niet zo indrukwekkend als gisteren. We hebben ook zicht op de zwembaden van het hotel die een tiental verdiepingen lager liggen.
Om 21h45 zijn we in het hotel terug en we maken een praatje met Ferdinand, een Filippijnse Canadees en met Sebastiaan, een leuke Nederlander. Elfje is in haar nopjes als ze de complexiteit van de Belgische politiek mag uitleggen…


11 juli 2007: Bangkok –dag 4

Omdat het regent brengen we nogmaals een bezoekje aan het Central World Plaza en aan een kleiner winkelcomplex aan de andere kant van het plein. We vinden hier niets naar onze zin om te eten, daarom nemen we de boottaxi naar het oude stadsgedeelte, om daarna ons te laten afzetten door een tuk tuk aan Burger King vlakbij Khao San Road.
Van daaruit stappen we naar het Koninklijk paleis. Hoe dichterbij we komen, hoe meer we aangeklampt worden door personen die ons een andere richting willen uitsturen om zo een centje te kunnen bij verdienen van één of andere louche handelaar. We trekken ons niks van hen aan en gaan via de hoofdingang het paleizencomplex binnen. Een groot deel van de hoofdtempel staat in de steigers, maar het is nog altijd de moeite waard om hier een bezoek te brengen. De kleine groene (smaragd) Boeddha kijkt de gelovigen en toeristen van op een veilige afstand aan.
Het paleizencomplex wordt bewaakt door soldaten in witte uitrusting. Bij het zien van de aflossing van de wacht zijn we zeker dat dit leger nooit een oorlog zal winnen…
Na dit bezoek, gaan we de liggende Boeddha in Wat Pho opzoeken. Enkele tuk tuk-bestuurders wijzen ons een verkeerde weg aan, maar we stappen gewoon door. We hebben geen flauw benul wat zij in hun schild voeren. De Boeddha ligt nog in dezelfde statige houding als enkele jaren geleden. De chedi’s daarbuiten zijn ook nog altijd verbluffend mooi.
De tuk tuks die ons buiten staan op te wachten vragen ongelofelijk hoge prijzen. Ze wachten op toeristen die te stom zijn om af te dingen. Wij gaan te voet verder tot we iemand vinden die ons wel voor een schappelijke prijs wil vervoeren.
Met Ferdinand gaan we eten bij Vanilla industry. Het ziet er uit als een koffiehuis, maar op de eerste verdieping kunnen we de heerlijkste pastaschotels krijgen. Ferdinand is onder de indruk van dit interieur in Engelse stijl. Onze avond sluiten we af met een drankje bij ‘Pisces’ in onze straat. Morgen vertrekt Ferdinand naar Cambodja, Sebastiaan gaat naar Australië en wij naar huis…


12 juli 2007: Bangkok – dag 5

Na het ontbijt maken we onze rugzakken en plaatsen die in de ‘storage room’ van het hotel. Ik heb deze reis nog geen typisch souvenir gekocht en wil daarom een beeldje zoeken in de Boeddhawinkels bij de ‘Giant Swing’. Door elfjes aanwezigheid laat ik het uiteindelijk voor gezien. Ze zegt dat ik al genoeg beelden thuis heb. Ik? Genoeg?
We nemen een tuk tuk naar Chinatown en worden afgezet in de hoofdstraat. Spandoeken die over de straat hangen zijn allemaal in het Chinees. We zijn in een totaal andere wereld beland. Op de hoek van de straat geeft een vrouw haar valse tanden aan een slijper om die wat bij te slijpen. We zien veel slagerswinkels en gevogeltehandelaars, die goudgebakken eenden verkopen. We lopen door de kleine straatjes en smalle steegjes Chinatown uit en gaan op zoek naar de pier waar we de boot kunnen nemen naar het nieuwe stadsgedeelte. We vragen de weg en volgens elfje moeten we aan de 7 olifanten (seven elephan, want de Chinezen spreken toch maar raar) linksaf. Ik schiet in de lach en zeg dat de Chinese waarschijnlijk 7/11 (de winkelketen, seven/eleven) bedoeld heeft.
De expresboot zet ons af aan de laatste halte van de skytrain, zodat we op een mum van tijd in Siam Center zijn. Onze Thaise munt moet op en daarom kopen we in een interieurwinkel in het Discovery Center enkele kussenslopen, die heel wat mooier uitzien dan degene die aan de kraampjes op de markt verkocht worden.
Na het schrijven van de laatste mail tellen we ons geld: er is genoeg over om elk één uur Thaise massage te nemen. In het massagesalon recht tegenover Wendy House, worden we naar boven meegenomen. Onze voeten worden gewassen en we worden elk in een apart kamertje geloodst. Terwijl ik de lichte broek en hemd aandoe, komt de masseuse binnen. Ze glimlacht goedkeurend met wat ze ziet en kan een zacht ‘mmmm’ geluid niet onderdrukken. Haar strelingen zijn zacht en aangenaam en het doet deugd om mijn spieren te laten losmaken op deze manier. Na een uur mogen we beneden verder relaxen bij een kopje thee…
Op het gemakje maken we ons klaar. De rugzakken worden opgehaald en met een taxi rijden we naar de nieuwe internationale luchthaven, Suvarnabhumi Airport, gelegen op 25 km van het stadscentrum. Doordat we geen luchthaventaksen moeten betalen, hebben we opnieuw geld over. Elfje plundert de chocolade bar, terwijl ik een flesje Ylang Ylang-massageolie in haar handen stop, voor het geval we de Thaise sfeer thuis willen oproepen…


EINDE

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage