woensdag, augustus 27, 2008

Dagboek Mexico 2008 (17 juni - 10 juli 2008)

Noot van de schrijver:
* Omdat ‘Schommelbuik’ een beetje denigrerend klinkt, noem ik mijn “5-maand-zwanger” vrouwtje in dit reisdagboek opnieuw ‘elfje’, zoals in de vorige reisverhalen…



Dinsdag 17 juni 2008 - Vertrek

Om 5 uur wekt de wekker ons met een zachte toon. Ik neem snel een douche en scheer me. Het wollen gilet dat gisteren nog gewassen werd, voelt nog nat aan onder de oksels. Ik trek me er niets van aan. Elfje trekt haar steunkousen aan om tijdens de reis opgezwollen voeten te voorkomen. Beneden heeft Moizie niet in de gaten dat het een speciale dag is. Wanneer ik de livingdeur open, springt ze op het gemakje van de tafel. De laatste douchespullen steek ik in de rugzak… en we staan vertrekkensklaar. Iets voor 6 gaat de bel. De rugzakken worden in de auto van broertje geladen, mijn huissleutel valt in de brievenbus en we rijden naar het station van Gent Sint-Pieters. Onderweg check ik mijn reispas, vliegtickets en het geld… meer dan dit hebben we niet nodig. Aan het station haasten we ons uit de auto en lopen snel door naar de trein die ons rechtstreeks naar Zaventem brengt. Terwijl de trein langzaam het station uitrijdt, geniet ik van het opkomende zonlicht dat over ‘ons Gent’ valt. De Sint-Pieterskerk baadt in het zonlicht. Het Belfort en de Sint-Baafskathedraal wachten statig een nieuwe dag af. Deze stad zullen we enkele weken moeten missen…
In de luchthaven zoeken we de balie van American Airlines op. Een typisch hamburger-dik-gegeten Amerikaanse brengt ons een invulformulier en na de gebruikelijke vraag- en antwoordronde kunnen we onze internetreservatie - niet zonder enige moeite - verzilveren voor instapkaarten.
Aan onze gate moet het vliegtuig naar Chicago voor het onze vertrekken. Elfje begint een dagboek te schrijven, gericht aan een nog ongeboren wezen. Ik lees een artikel in de krant over de corridor van Wallonië naar Brussel en vraag me af hoe België er na een maand zal uitzien. Na een tijdje voel ik nattigheid. Er klopt iets niet: het vliegtuig naar Chicago blijft maar aan de grond staan. Ik wandel naar het informatiebord en zie dat onze vlucht naar New York van gate veranderd is en dat ze al bezig zijn met een laatste oproep om in te checken. Bij het inschepen gris ik een gratis Evita mee met artikels als ‘Alles over de vagina’ en een lingeriespecial. Aan boord krijg ik de laatste ‘De Standaard’ toegewezen, zodat ik het lezen in de Evita gelukkig wat kan uitstellen…
Na een voorspoedige reis via New York en Miami, landen we in Mexico City. Het eerste wisselkantoor wil geen Amerikaanse Dollars wisselen. Staat de koers slecht of heeft de man gewoon geen zin om te werken? We worden naar een taxistelplaats geloodst. Net op het moment dat we een auto willen instappen, zegt een politieagent ons dat de officiële stelplaats wat verder gelegen is en gaat met ons mee. Het is al donker. De taxichauffeur negeert enkele rode lichten, slalomt van de ene rijstrook naar de andere en steekt regelmatig langs rechts voorbij. Enkel met een politiezwaailicht in de buurt, houdt hij zich aan de regels. Bij een rood licht zie ik vlammen opstijgen bij de auto voor ons. Het is een vuurspuwer die na zijn kunstjes bij de auto’s om geld komt bedelen.
Na een half uur rijden worden we aan hotel Milan afgezet, een ***hotel, want elfje moet op deze reis extra gesoigneerd worden…


Woensdag 18 juni 2008 – Mexico stad

Midden in de nacht begint elfje honderduit te vertellen wat ze deze reis wil doen. Ze is super enthousiast. Zelfs ’s morgens vroeg laat ze haar enthousiasme de vrije loop.
Met een metroticket van amper 2 peso’s (0.2 US$) verschaffen we ons toegang tot de metro. Op het perron is het drummen om een goed plaatsje te bemachtigen. Bij het binnenrijdende metrotoestel staan mensen letterlijk met het gezicht tegen het venster gedrukt. Ik loods elfje het toestel op en stap haar snel achterna. Bij het dorpsplein, de zócalo, stappen we af. Het plein zit vol mensen die zich onder een paraplu beschermen tegen de zonnestralen. Ernaast staat een tent met slogans die oproepen tot steun aan de Zapatisten. Is dit een betoging? Wat later komt een politicus praten over de gevolgen van de privatisering van de oliemarkt. Terwijl hij de problemen aankaart, bezoeken wij de Catedral Metropolitana. Het is één van de indrukwekkendste kerken van de stad, maar het is langzaam aan het verzakken. Wanneer we de kathedraal buiten komen, laat een orgeldraaier ondraaglijke klanken op ons los. We vluchten weg naar het Palacio Nacional, waar we de muurschilderingen van Diego Rivera bewonderen. Zij stellen de geschiedenis voor van het oude Mexico, de verovering door de Spanjaarden en het leven na de revolutie. Ze zijn prachtig en ik vind het raar dat we dit gratis mogen bezoeken. Terwijl elfje uitrust, bestudeert ze de reisgidsen. Ik keer naar de kathedraal terug en neem een kijkje naar de nabij gelegen Templo Mayor. Deze Azteken tempel ligt nog voor een stuk onder de grond, maar ik krijg toch al een goed beeld hoe die tempel er ooit heeft uitgezien. In de straat staan immens grote bronzen beelden van José Luis Cuevas, die ons naar het museum leiden. Omdat we al talrijke beelden gepasseerd zijn, laten we het museum links liggen. Elfje heeft honger en dan kan ik maar beter ingaan op haar voorstel om zo snel mogelijk iets te eten. We gaan zitten op de kleine patio van een nabij gelegen restaurant en verorberen wellicht de beste broodjes die we hier in Mexico zullen krijgen. We vervolgen onze weg via het Museo de la Caricatura naar de Plaza de Santo Domingo, waar net op dat moment een studentenstaking aan de hand is. De Diego Rivera schilderijen in het Secretaría de Educación Pública krijgen we niet te zien. Door de studentenstaking is het gebouw bezaaid met oproerpolitie die nerveus om zich heen kijkt. Het lijkt ons beter om hier snel vandaan te gaan. Langs een straat vol winkels met lelijke trouwjurken (Mijn elfje was toch de mooiste bruid, niet waar?) stappen we op aandringen van elfje een internetcafé binnen. Ze begint moe te worden, maar geeft als excuus op dat onze ouders op de hoogte moeten gebracht worden. Na haar uurtje rust wandelen we langs het Museo Nacional de Arte waar een tentoonstelling loopt van onze eigenste James Ensor. Via een boekenmarktje komen we uit bij Casa de los Azulejos, een huis dat aan de buitenkant volledig versierd is met blauwwitte tegeltjes. Elfje begint moe te worden. Ik stel voor om naar het nabij gelegen stadspark te gaan, zodat ze daar kan rusten in de schaduw van de bomen. We vinden een leegstaand bankje. Ik maak mijn rugzak er aan vast zodat elfje zich goed kan installeren. Ik geef haar een kusje en zet de verkenningstocht alleen verder…
Het Palacio de Bellas Artes is met zijn gele koepel een prachtig monumentaal gebouw, dit in tegenstelling met de wat verder gelegen Torre Latino Americana. Dit is het lelijkste gebouw dat hier staat. Gelukkig hadden de Spanjaarden indertijd meer smaak. Enkele politieagenten regelen het verkeer. De uitlaatgassen van het voorbijrijdende verkeer doet me naar verse lucht snakken, want op dit uur van de dag hangt er veel smog in de lucht.
Wanneer ik een trapje afdaal naar een kerkje, hoor ik naast me een vleiende opmerking. Ik kijk even die richting uit en zie drie vrouwen glimlachend in mijn richting staren. Het enige wat ik kan uitbrengen is: “Buenas”. Naast de kerk loopt een tentoonstelling van Salvador Dali. Door het openstaande hek ga ik het plein op en kan zo maar verschillende sculpturen fotograferen. Wat verder passeer ik zowat het mooiste postkantoor dat ik ooit gezien heb, het Palacio Postal. De marmeren trappen met smeedijzeren leuningen en authentieke lift zijn echt een juweeltje.
Het lijkt me raadzaam om nu terug te keren. Het park staat afgeladen vol met kraampjes en leuke fonteintjes (nu zonder water), wat het leuk en aangenaam maakt. Twee agenten getooid met een witte sombrero patrouilleren er rond te paard. Van ver zie ik elfje de reisgids doorbladeren. Aangezien de vlucht van gisteren nog in onze kleren zit, besluiten we om de metro terug te nemen. Het is een leuke dag geweest. Elfje is gelukkig: alles gaat goed met haar, met ons zoontje in spé en ze zit met de liefste man in het land waar ze al 15 jaar lang van droomt…


Donderdag 19 juni 2008 – Mexico Stad

Het is fris buiten, ’t is amper 7h15. De meeste eethuisjes zijn nog gesloten, maar de bakker die heerlijke ontbijtkoeken verkoopt is al open. Met een koffie en vers geperst fruitsap in de hand wandelen we de metro binnen. Wat een drukte hier. Moeizaam wringen we ons tussen de mensen op het perron. Wanneer het metrotoestel het station binnenrijdt heeft het geen zin om op te stappen. Terwijl de mensen elkaar verdrummen om op het toestel te geraken, zetten wij een stap achteruit en wachten het volgende voertuig af. Spitsuur in Mexico Stad is een belevenis op zich.
We stappen af bij Auditorio en na een half uurtje wandelen komen we aan het Museo Nacional de Antropologia aan. We doorlopen de verschillende zalen, beginnende met de préklassieke tijd en gaan dan verder volgens de tijdsgeest naar de Maya- en Aztekenzaal. Ik ben gefascineerd door de gebruiksvoorwerpen: de kruiken met dierenmotieven, de beeldjes van zwangere vrouwen, de juwelen van jade, de prachtige ceremoniële potten… De video over het fameuze balspel doet me eindelijk begrijpen hoe de bal zonder handen en voeten, maar met heupen en armen gespeeld wordt. Het wordt drukker naarmate we van zaal tot zaal gaan. Een juf beveelt haar klas kinderen van een jaar of vijf om met de handen op de rug rond te lopen zodat ze niets kunnen aanraken. Hier wordt er nog geluisterd naar de juffrouw. Uiteindelijk is het voor ons genoeg geweest, onze concentratie verdwijnt. We gaan het park rechtover het museum in. Vanaf een hoge mast komen 4 voladores (vliegende indianen) ronddraaiend naar beneden vliegen. Dit is een eeuwenoud ritueel dat de Meso-Amerikaanse kalender voorstelt. Ze worden begeleid door de muziek van een rietpijp. Het schelle geluid verstoort onze picknick.
We hebben dringend pesos nodig. Na een heel eind wandelen in de verzengende hitte, vinden we dan toch een wisselkantoor dat onze dollars wisselt tegen een slechte koers. Met onze talrijke bankbriefjes in de hand gaan we op zoek naar het Hard Rock Café. Het is gelegen aan de andere kant van het park. Met de bus leggen we de grootste afstand af. Een roze Cadillac hangt boven de ingang te blinken in de zon. Wij zoeken de koelte van de airco op. Voor een feestje dat aan de gang is hebben de obers zich verkleed: iemand is geschminkt als Paul Stanley (Kiss). Slash (Guns ‘n’ Roses) en zelfs Jimi Hendrix dwalen er rond.
We keren terug naar ons hotel. Terwijl elfje met de was bezig is, zie ik Portugal verliezen van Duitsland (EK 2008). Wanneer het heetst van de dag gepasseerd is, nemen we de metro naar San Ángel. Van daaruit stappen we via een rustige weg langs kleurrijk geschilderde koloniale huizen naar Coyoacán. Het is niet te verwonderen dat deze buurt ingepalmd is door rijke buitenlanders. Halverwege onze tocht merkt elfje dat we te laat zijn om het huis van Frida Kahlo te bezoeken en ietwat ontgoocheld zetten we onze wandeling naar het kunstenaarsdorp verder. Het centrale plein en omliggende straten liggen volledig opgebroken, zelfs het stadspark ligt er onbehaaglijk bij. Tijdens het avondeten beloof ik plechtig dat we de volgende dag zullen terugkomen om het Museo Frida Kahlo te bezoeken.
Op onze terugweg stapt elfje een winkeltje binnen. Ze neemt een biertje voor mij, laat het vallen en kijkt rond of ik het gezien heb. Niets vermoedend komt ze buiten en als ik zeg dat het nogal zal schuimen, schiet ze in de lach. Betrapt! Daarna verontschuldigt ze zich, want het bier met limoensmaak is echt niet te drinken…


Vrijdag 20 juni 2008 – Teotihuacán

Om de drukte op de site te ontlopen nemen we om 7 uur de metro naar Indios Verdes. Daar vinden we op perron J de bus naar de piramides. We rijden door kleine dorpjes en worden dooreen geschud door de ontelbare verkeersdrempels. Na een uurtje staan we aan de ingang waar souvenirverkopers ons een fles zonnemelk willen aansmeren. Waarom toch?
Op de ‘dodenweg’ lopen er tal van kleine indiaantjes rond gewapend met boog en pijl. De verkopers doen gouden zaken bij schooluitstappen. Ook wij worden voortdurend met vragen bestookt om toch maar een sieraad of ander souvenir te kopen. Enkelen hebben de Zonnepiramide al bedwongen. Naarmate we dichterbij komen, hoe indrukwekkender wij hem vinden. Met zijn grondoppervlak van 225mx225m is dit net hetzelfde als de piramides van Egypte. Deze is 65 meter hoog, heel wat kleiner dan zijn meer bekende broer. Wij beklimmen eerst de Maanpiramide. Van hieruit hebben we het beste zicht op de site en op het paleis van Quetzalpapalotl. Na de verfrissing van een ijsje zijn we klaar voor de beklimming van de Zonnepiramide. Ik neem alle rugzakken voor mijn rekening en stap met vaste tred naar boven. Eenmaal op de top halen we onze broodjes boven en picknicken op de plaats waar destijds mensen geofferd werden. De wat verder gelegen Tempel van Quetzalcoatl bevat perfecte sculpturen van slangenkoppen. De gekleurde replica hiervan hebben we gisteren in het Antropologisch museum gezien.
Terug in Mexico Stad proberen we tegen sluitingstijd van de banken tevergeefs geld te wisselen. Met de gedachte dat we nog altijd dollars kunnen wisselen in de luchthaven, lijkt ons geldprobleem voorlopig opgelost en we nemen de metro naar het kunstenaarsdorp.
Het blauwe huis waar Frida Kahlo geboren is en waar ze de langste tijd van haar leven gewoond heeft (deels met Diego Rivera) is omgetoverd tot een museum. Er zijn enkele van haar werken tentoongesteld, liefdesbrieven aan Rivera, … We kunnen een kijkje nemen in de kleurrijke keuken en in de slaapkamer waar haar korset en houten been staan. Haar rolstoel staat voor het canvas in haar atelier. Buiten hangen ook werken in papier-maché. Op een televisie wordt haar leven uitgebeeld. Door de simultane vertaling van elfje kom ik meer te weten over haar kinderwens, haar drie natuurlijke abortussen, haar verlamming van haar been door polio en het breken van haar rug door een auto-ongeluk. Deze factoren komen dikwijls in haar werk aan bod, hetgeen ik check door nogmaals de eerste expositieruimte binnen te gaan…


Zaterdag 21 juni 2008 – Oaxaca

Ik slaap onrustig. Ik zit te piekeren over hoe we het best het busstation van San Lazaro kunnen bereiken. Als we met de bagage niet op de metro mogen hebben we een probleem. Op spitsuren kan ons de toegang geweigerd worden. Ruim voor 6 uur zijn we aan de metro en zonder problemen raken we de metro op zodat we ruim op tijd aan het busstation zijn. We hebben een eerste klas bus met genoeg beenruimte en gelukkig begint de airco na twee uur rijden te werken…
Het landschap verandert ineens. We passeren desolate landschappen, bergen begroeid met metershoge cactussen. Rond 13h30 komen we in de koloniale stad Oaxaca aan. Het ziet er gezellig uit met leuke winkeltjes en kleurrijke marktjes. Terwijl elfje een middagdutje maakt, zap ik alle zenders af. Ik kan nog net de tweede helft van Nederland - Rusland meepikken. Dan pas gaan we de stad in. Het heeft hevig geonweerd en er vallen nog wat druppels. Als het opeens opnieuw begint te plenzen, gaan we ‘Los Danzantes’ binnen. Het uitermate verzorgd interieur (of is het exterieur) ziet er bij valavond feeëriek uit. Door de regen is het restaurant serieus afgekoeld en we hebben het beiden fris, al doet de pikante kip elfjes lippen in vuur en vlam slaan. De chocoladecake met ijs verzacht de wonden.
Terwijl we nog eventjes in de stad rondlopen, moet elfje plots naar het toilet. Ze stapt een restaurant binnen en verdwijnt rechtstreeks naar de toiletten. Ik blijf buiten wachten. Achter mijn rug sluit de eigenares de deur en vensters. Omdat ik geen Spaans kan, laat ik dat zomaar gebeuren. Een tiental minuten later hoor ik iemand de grendel van de deur verschuiven en zie ik elfjes’ hoofd naar mij speuren. De eigenares kijkt haar verdwaasd na…


Zondag 22 juni 2008 – Oaxaca

Doordat we vannacht wakker werden door nachtlawaai, gaan we op zoek naar een ander hotel. We zoeken het adresje op dat de Rough Guide als aanrader beschouwd. Het ligt in een rustige buurt waar nauwelijks auto’s rijden. Maar de prijzen zijn duurder dan voorzien. Op onze terugweg stappen we andere hotelletjes binnen. De prijzen variëren, maar doordat er weinig toerisme is, gaan de prijzen pijlsnel naar beneden. Uiteindelijk kiezen we voor hotel San Martin. De prijs gaat van M$500 naar M$350 voor één nacht. Elfje zegt dat we nu een kamer hebben voor M$300. Daardoor laat de eigenaar zijn prijs nog wat zakken. Hij komt ons zelfs met de wagen ophalen, zodat ik mijn schouders kan sparen.
Vandaag bezoeken we de indianenmarkt van Tlacolula. Daarvoor moeten we wel de andere kant van de stad uit naar het busstation 2de klas. Het dambordpatroon van de stad maakt het ons wel makkelijk om de weg te vinden: alsmaar rechtdoor, één maal rechtsaf en opnieuw rechtdoor.
Na een half uur rijden worden we afgezet nabij de markt. Overal lopen indianenvrouwen gekleed in mooi geborduurde schorten of kleedjes. Meestal hebben ze één of twee vlechten in het haar. We zien ze gefascineerd staan kijken naar het kraam met de kleurrijke stoffen, of naar de verkoper die een mes aanprijst om fruit en groenten in een spiraal te snijden. Kalkoenen worden onder de arm genomen en groenten en fruit worden massaal verhandeld. We kopen elk een beker pas gesneden fruit, gevuld met mango, papaja en ananas. Elfje krijgt de hare niet op. Ze steekt de straat over en geeft haar overschot aan een klein jongetje. De jongen bedekt verschrikt zijn gezicht en barst in tranen uit. We maken ons snel uit de voeten en installeren ons op het plein voor de kerk om voorbijgangers gade te slaan. Wanneer we een fanfare horen spelen, gaan we op het geluid af. Hun repertoire is beperkt, toch kunnen ze rekenen op een massale opkomst. Maar het grappigste is de indianenvrouw in traditionele klederdracht die het gebeuren aan het filmen is…


Maandag 23 juni 2008 - Oaxaca

De eigenaar heeft zelfs voor gratis zoete broodjes gezorgd en met de bijhorende koffie begin ik goedgemutst mijn dag. Vandaag exploreren we de binnenstad. Op een terras op de zócalo drinken we een bananenmilkshake. Tot vervelens toe worden we door indianenvrouwen gestoord die houten lepels, doeken en andere prullaria verkopen. Aan hotel Rivera boeken we vervoer om de volgende dag Monte Albán te bezoeken. We lopen een overdekt marktje binnen dat uitsluitend uit onsmakelijke eettentjes bestaat. Toch blijft de geur van gebraden kip ons achtervolgen zodat we wat later een plaatselijk ‘kiekenkot’ binnenstappen. De uitbater is verbaasd dat we elk een halve kip bestellen. Geserveerd met rijst en salade smaakt deze kip voortreffelijk, om duimen en vingers af te likken.
Om de warmte te ontlopen, gaan we opnieuw op de geur af. We passeren snel de viskramen en komen in de vleesafdeling waar vrouwen, met behulp van een stok met lintjes aan, de vliegen verjagen. In de kledingshoek stap ik een Mexicaanse ‘boots’-winkel binnen. Ze zijn van prima kwaliteit en ik stel voor om een paar te kopen voor onze toekomstige kleine pruts. Het wordt op goedkeuring onthaald en voor M$240 kopen we de minilaarsjes, maatje 2. We gaan terug naar de zócalo en gaan op het zelfde terras zitten. Een saxofonist haalt de valste noten uit zijn instrument. Toch herken ik deze vernieuwde versie van ‘Careless whisper’. Wat later komt een gitarist af in aftandse kledij. Zijn gitaar lijkt uit karton gemaakt. Na zijn live optreden komt hij aan onze tafel CDs verkopen. Ik geef hem wat geld en doe teken dat hij zijn schijfje mag houden. Pas als men komt aandraven met een in bamboe gemaakte reuze xylofoon, maken we ons uit de voeten om te voorkomen dat men ons nog meer geld zal aftroggelen.
We bezoeken de kathedraal. Verdwaalde vogeltjes geven een fluitconcert van jewelste. Hun getjilp wordt door de goede akoestiek versterkt. Het geeft een rustgevend en prettig gevoel. Elfje is moe. Terwijl zij terugkeert naar het hotel, ga ik de andere kant van de stad uit. Na een bezoek aan de Basílica de la Soledad met zijn mooie barokgevel, ben ik zinnens om het auditorium te bezoeken. Het is gelegen bovenop een heuvel; van daaruit moet ik wel een mooi zicht op de stad hebben. Met een grondplan in de hand begin ik te stappen. Maar de weg leidt me precies om de heuvel heen. Nergens zie ik een straat die recht naar boven loopt. Iemand legt me de weg uit, maar aan de hand van zijn bewegingen maak ik op dat hij me met het verkeer mee stuurt, een heel eind om. De wolken beginnen samen te trekken en ik stop mijn zoektocht en maak rechtsomkeer. Pas als ik in de stad terug ben, vallen de eerste druppels. Gelukkig gaat net voor mijn neus de deuren van Iglesia de Santo Domingo open. Zo kan ik schuilen voor de regen en ondertussen het interieur bewonderen. Een gids vraagt om me rond te leiden. Ik zeg dat het niet nodig is, installeer me op een van de banken, neem mijn reisgidsen bij de hand en begin te lezen… Opnieuw geld gespaard!
De regen is overgegaan in een lichte motregen en even overweeg ik om een nieuwe poging te maken om naar het auditorium te gaan. Maar iets in me zegt me dat het zal tegenvallen, daarom ga ik maar naar het hotel terug. Elfje ligt op bed te slapen.
Ik installeer me op het terras. Wat later brengt elfje me chips en bier. We genieten… en het avondmaal slaan we deze keer over.


Dinsdag 24 juni 2008 – Monte Albán

We maken onze rugzak en geven die in bewaring bij de eigenaar want vanavond moeten we de bus op. Op weg naar hotel Rivera ben ik onder de indruk van elfjes’ desoriëntatie. Het dambordpatroon dringt niet tot haar door. We zijn een half uur voor tijd en kunnen nog net mee met de bus die een half uur eerder vertrekt. Na een klim van 8 km komen we na een half uur rijden bij de site aan.
Ze is kleiner dan die van Teotihuacán, maar omdat ze zich op een heuveltop bevindt is ze op een andere manier opmerkelijk. Via een trap bereiken we het Noordplatform. Van hieruit hebben we zicht op de ganse site: het Zuidplatform, de altaren en op de weinige toeristen. Ik beklim alleen het Zuidplatform en kijk uit op de omliggende bergen en weidse omgeving. Elfje kan niet uitrusten. Ze is bang dat de gele rupsen - hier massaal in het gras aanwezig - haar zullen bijten. Ik loop wat rond en neem enkele foto’s. Wanneer ik elfje in haar witte jurk op me af zie komen, vergewis ik mij ervan of zij geen druïde is.
We worden vlakbij de zócalo afgezet. Met een ijsje in de hand lopen we de winkelstraten door. Wat verder bestel ik een rum-cola met een hoeveelheid ijs die zelfs de Titanic tot zinken kan brengen…
Om 19 uur nemen we de nachtbus. Doordat die schommelt langs de kronkelige wegen is het moeilijk om de slaap te vatten. Ik zie de wolken net boven de bergen uitkomen. Hier regent het voorlopig niet…


Woensdag 25 juni 2008 – San Cristóbal de las Casas

Om 7 uur stopt de bus in San Cristóbal de las Casas. Aan het busstation krijgen we een briefje aangeboden van een goedkoop hostal op enkele blokken van het stadscentrum. We nemen er een kijkje en besluiten er te blijven. Van Arturo, de eigenaar, krijgen we zelfs al ontbijt aangeboden. Ondertussen vertelt hij wat we hier in deze streek allemaal kunnen doen…
In het centrum wandelen we op het toeristisch artisanaal marktje. Op de verder gelegen lokale markt komen we geen enkele toerist meer tegen, enkel indianen die van her en der uit de omgeving naar deze dagelijkse markt afzakken.
Na ons uitgelopen middagdutje gaan we naar de hoofdstraat. ’Happy Hour’: terwijl ik mijn 2 mojitos drink, komt een meisje bedelen. Wanneer het meisje merkt dat ik niet van plan ben om iets te geven, wijst ze naar de nootjes die ik bij mijn drank gekregen heb. Ik zeg dat ze die mag hebben. Ze neemt een servetje en kipt het hele schaaltje erin samen met de 2 stukken limoen. Al smikkelend gaat ze verder.
In ons hostal maken we kennis met andere reisgenoten. We worden uitgenodigd om met hen mee te drinken. Ze kunnen niet geloven dat ik 39 jaar ben. Om 22 uur gaan de meesten naar een latino jazz optreden. Wij gaan naar bed… zoals het oudjes betaamd.


Donderdag 26 juni 2008 – San Juan Chamula & San Lorenzo Zinacantán

Met een gids maken we een tocht naar het Mayakerkje van San Juan Chamula. In de minibus zitten er overwegend vrouwen, wat maakt dat we pas na enkele toiletbezoeken kunnen beginnen met de rondleiding. De gids maakt er ons attent op dat het strikt verboden is om te fotograferen. In het dorp weerklinken bommetjes die de lucht in geschoten worden. Het is de overschot van het volksfeest van 2 dagen geleden.
De gids wijst ons op enkele typische lemen, aardbevingsbestendige Maya-huisjes die naast de minder ecologische stenen huizen staan (geschonken door de regering tijdens de verkiezingstijd). Het Maya-kruis lijkt verdomd goed op het door ons meer gekende Christelijke. De kleuren blauw, turkoois en groen hebben respectievelijk betrekking op de lucht, het water en de bomen . De gids vervolgt zijn uitleg: voor een religieuze functie moet men zich kandidaat stellen. Dan moet men afwachten tot men de beurt krijgt. Het kan tot 20 jaar duren voordat je de functie toevertrouwd krijgt. Maar als men éénmaal verkozen is voor een jaar, geeft dit je wel een status voor de rest van je leven in de gemeenschap.
De kerk wat verderop in het dorp is een honderdtal jaren geleden afgebrand. Moedwillig of toevallig? Feit is dat de rituelen nu plaats vinden in de kerk die eerst door de Maya’s gebruikt werd.
Wanneer ik de kerk binnen ga ben ik diep onder de indruk van wat ik zie: in de kerk zijn geen stoelen of banken te zien, enkel tafels die volstaan met brandende kaarsen. De duizenden kaarsjes verlichten de hele ruimte. De vloer is bedekt met een bed van dennennaalden. De kerk heeft enkel 1 venster, gelegen aan de negatieve kant, aan de kant waar de doopvond staat. Deze verzamelt al het onreine. Sommige heiligen beelden hebben geen handen meer, zij zijn van hun functie ontheven omdat ze niet konden beletten dat de andere kerk afbrandde. Andere heiligen hebben spiegeltjes hangen zodat ze kunnen zien wie er tot hen bidt. Zij worden ook jaarlijks van stal gehaald om tijdens een processie de stad rond gedragen te worden. Voor allerlei kwaaltjes kan men op priesters beroep doen. Door middel van rituelen reinigen ze de persoon die voor hun diensten betaalt. Met een kip wordt rond de persoon gewreven zodat alle negatieve energie in de kip overgaat. Dan wordt de kip de nek omgedraaid.
De Mayas trekken zich niets van de toeristenstroom aan, vol overgave ondergaan ze de rituelen die de priesters hun opleggen. We voelen ons hier voyeurs, daarom laten we het Mayagebeuren voor wat het is en nemen we de poort naar buiten.
Het kerkhof is gelegen naast de ruïnes van de afgebrande kerk. De witte kruisjes zijn van overleden kinderen, de blauwe van volwassenen en de zwarte van de ouderen. Soms staat er een zwart kruis voor een blauw, d.w.z. dat de overledene ondertussen al zoveel ouder geworden is en nu voortleeft in het hiernamaals.
Het volgende dorpje, San Lorenzo Zinacantán, ligt 6 km verderop. We stoppen bij een wevershuisje. Enkele vrouwen zijn enkele doeken met kleurenmotieven aan het weven. De gids toont ons hoe de kledingstukken gedragen worden. In de keuken is een vrouw aan de lopende band tortilla’s aan het maken. We krijgen er elk één voorgeschoteld en na het proeven van de plaatselijke alcohol, is het tijd om op te stappen.
We worden op de zócalo afgezet. Van daar is het maar een blokje om, om de ‘happy hour’ in de hoofdstraat mee te maken. We zijn net op tijd om de tweede helft van Spanje – Rusland mee te pikken. Die avond regelen we ons vervoer naar Palenque voor de volgende dag. We lopen enkele toeristenbureautjes af en bestellen bij het goedkoopste. Dan gaan we eten. Een Frans 4-gangen menu kost hier amper M$55. Dat de wijn niet te zuipen is, moeten we er maar bij nemen. De twee tandige ober wordt constant door zijn baas afgesnauwd zodat hij de hele tijd nerveus rond loopt. Elfje zegt hem om het wat kalmer te doen. Het is zijn eerste dag, zegt hij. Het is er aan te zien…
’s Avonds trakteren we onze ‘low budget’-medereizigers op bier, wat gretig in ontvangst genomen wordt…


Vrijdag 27 juni 2008 – Palenque

Een minibusje komt ons om 6h15 ophalen. Een Mexicaanse vraagt waar we vandaan komen. Als ze hoort dat we van België zijn, vertelt ze dat ze al in Brussel geweest is. Een ander meisje, Katie, hoort dat en zegt dat ze een jaar kinderoppas geweest is in Wallonië en dat ze Gent de leukste stad vindt… Een meisje met smaak!
We rijden langs bosrijke gebieden, over heuvels en door dalen en door kleine dorpjes. Constant wordt er afgeremd voor verkeersdrempels en snelheidsremmers. Er wordt gestopt aan de Agua Azul waterval. Het blauwe water dat te zien is op souvenirkaartjes is door de regen omgetoverd in een bruin sop, wat het zicht minder aantrekkelijk maakt. Via een lange trap langs het water kunnen we van de ene cascade naar de andere gaan. Tijd om te zwemmen krijgen we niet. De chauffeur staat al klaar om ons naar de volgende waterval te brengen, Misol-Há. Het water maakt er een duik van 30 meter. Men kan achter de waterval doorlopen, maar daar word je kleddernat. In plaats van de interessante uit te hangen, eten we onze picknick wat verder op.
Net voor de kassa van het natuurpark, slaat de chauffeur af en zet ons af aan enkele cabañas. Ook Katie zoekt hier een onderkomen. Terwijl de dames een hutje uit zoeken, hou ik de wacht bij de bagage met een biertje. We logeren hier in een blokhut, precies middenin de jungle. Ik probeer mijn muskietennet op te hangen, maar het oerwoudhout is hardnekkiger dan verwacht. Ik krijg er mijn haak niet in. Badend in het zweet van inspanning, maak ik uiteindelijk een constructie met touwen, die het gelukkig uithoudt. ’s Avonds maken we nog een kleine wandeling langs een pad door de jungle, dat toevallig op onze camping uitkomt.
In bed horen we de livemuziek van een bandje verderop. Uiteindelijk stopt de muziek en kunnen we genieten van de oerwoudgeluiden…


Zaterdag 28 juni 2008 – Palenque

Om 7h30 hebben we met Katie afgesproken. We kunnen onze bagage bij haar op de kamer zetten en zelf uitchecken. Na het ontbijt vertrekken we naar de ruïnes. We nemen het pad van gisteravond dat de kassa van het natuurpark omzeilt. Een kilometer verder worden we gevraagd om onze toegangsbandjes te tonen. De kerel is onvermurwbaar. Ik offer me op om onder de tropische zon terug te lopen om 3 bandjes te kopen. Met een minibusje dat net afkomt keer ik terug naar de dames. Ik pik hen op en we rijden door naar de ingang van het park. Katie gaat haar eigen weg, wij volgen de onze…
De tempels zijn gelokaliseerd in het oerwoud. We beklimmen de Tempel van de Inscripties en kunnen binnenin een kijkje nemen naar de plaats waar de immense graftombe van Pakal ontdekt is. Het paleis met zijn wandelgangen en talrijke kamers is nog indrukwekkender. Er zijn tal van afbeeldingen te zien. We luisteren verschillende gidsen af en kijken naar wat ze andere toeristen aanduiden. Zo vinden we de sauna/badplaats waar de hooggeplaatsten hun wasten. De Tempel van het Kruis is de hoogste op deze site. Terwijl ik al bovenaan sta, wordt elfje tijdens de beklimming door een bende Italianen aangemoedigd. Van hieruit hebben we een goed zicht op de belangrijkste tempels. We wandelen alle tempels af en aan een waterval halen we onze zelfgemaakte boterhammen boven. In tempelgroep C zijn de tempels nog steeds door de jungle overwoekerd. Via een pad van kiezelsteentjes lopen we door de jungle. Het is aangenaam wandelen, ideaal voor elfje, en zo kunnen we toch de prachtige natuur bewonderen. Bij de uitgang stappen we het museum binnen. Er hangen foto’s van 1839, die tonen hoe de tempels overwoekerd waren. In een aparte zaal kunnen we de originele graftombe van Pakal zien.
Langs de grote weg stappen we terug. We halen onze bagage op en met een minibusje gaan we naar het busstation in Palenque-stad. We kopen ons busticket naar Campeche en gaan dan geld wisselen bij Elektra, een winkel met elektrische apparaten, die achteraan in de winkel plaats gemaakt heeft voor enkele loketten van een bank.
We nemen een hotelletje dicht bij het busstation en voor het eerst leggen we onze rugzakken vast in dit louche hotel. Langs de straten op weg naar de zócalo, komen we heel wat dronken mannen tegen, sommigen liggen zelfs languit op straat. Elfje loopt niet op haar gemak. We passeren enkele ruige cafés, daar waar vrouwen, mensen in uniform en minderjarigen verboden zijn. Er hangt een bordje: ‘serveuse gezocht’. Ik ben benieuwd welke vrouwen hier op afkomen…
Nog geen minuut nadat we het ‘restaurant met volk’ binnenstappen, begint het hevig te regenen. Zo hevig zelfs dat de vloer van het restaurant kleddernat ligt. In die vloedgolf zoekt een hond zijn weg, de dronken mannen worden van straat weggespoeld.
Mijn brochette weegt op zijn minst een halve kilo. De hamburger die elfje besteld heeft bedekt haar ganse bord. We eten niet alles op om ongemakken te voorkomen. Rond 21 uur gaan we naar het weinig flaterend hotel terug. Deze dag is lang genoeg geweest en na een koude douche kruipen we in bed.


Zondag 29 juni 2008 – Campeche

Om 8 uur vertrekt de bus. We rijden door een Zapatista-gebied. De Zapatista willen een landhervorming. Dit door de Zapatista bezette gebied wordt door het leger streng gecontroleerd. We krijgen onderweg geregeld militaire controle. We moeten zelfs allemaal uit de bus en op een rij staan. De bagage wordt uitgeladen en met een apparaat onderzocht. Na 5 minuten zitten we alweer op de bus. Tja, we zijn net Emiliano Zapata gepasseerd. En dan is er controle verzekerd. Om 14 uur komen we aan in Campeche, net op tijd voor de EK finale Duitsland – Spanje…
De taxichauffeur snapt niet dat ik geen Spaans spreek, hij vraagt zelfs of we met de bus vanuit België gekomen zijn. Hier is men duidelijk nog geen toerisme gewoon. Voor M$265 krijgen we een luxueuze kamer met airco. Terwijl elfje de handwas doet, kijk ik naar de EK finale. Na de winst van Spanje gaan we naar ‘La Pigua’, het beste visrestaurant van de stad. Naast onze tafel wordt een kapstok gezet zodat ik mijn hoed er kan aanhangen. Je zou kunnen denken dat we honger hebben, want na de heerlijke visfilets wordt ook de broodmand leeggeplunderd.
De regen heeft de temperatuur doen dalen. Elfje gaat wat rusten. Ik verken de kustlijn: geen strand, wel een fiets –en wandelpad langs het water. Het ligt er verlaten bij. In de verte zie ik bliksemschichten en zonder noemenswaardige gebeurtenissen keer ik naar elfje terug. Wanneer we bij het centrale plein terug komen, begint het plein aardig vol te lopen. Een honderd man zit bingo te spelen voor de kathedraal en op de bankjes zitten mensen vol ongeduld te wachten op wat komen gaat. Versterkers en muziekinstrumenten worden aangesleept, een mengpaneel wordt in positie gebracht. Voor mij mag het elk soort muziek zijn, zolang het maar geen salsa is waarop mannen met hun konten beginnen te schudden. Als de band begint te spelen zijn we onder de indruk van het geluid. In plaats van zuiderse klanken, wordt ons een loeihard rockconcert voorgeschoteld. Het is een doom/metal/gothicband, KHALIYEH genaamd. De moeder van de zangeres komt naast ons zitten. Ze vindt het maar niets dat haar dochter aan het grommen is. Ook zij snapt niet waarom ik geen Spaans spreek. Tja… Na drie nummers zijn de bankjes op het plein bijna volledig leeg, enkel wij, enkele sympathisanten en familieleden houden het tot het einde van het optreden vol. In wat voor taal gezongen wordt hebben we niet kunnen achterhalen.


Maandag 30 juni 2008 – Campeche

Na het ontbijt in het restaurant dat 24u/24u open is, nemen we de bus naar Lerma. Het mooiste strand, Playa Bonita ligt 8 km van het stadscentrum. Het strand ligt er verlaten bij. Het is al drukkend heet, maar gelukkig kunnen we de schaduw opzoeken onder de grote strooien afdakjes. Terwijl elfje in het water gaat, komt een persoon in uniform tickets verkopen omdat we gebruik maken van de schaduw van de afdakjes (M$20). Ik bind de rugzakken en mijn broek rond de paal en ga ook te water. Het water is heerlijk warm en het doet deugd om wat rond te dobberen. Wat later haal ik mijn zonnebril om rond te zwemmen. Daarna zet ik zelfs mijn hoed op want de zon straalt fel op ons neer. Ik weet het, het is misschien geen zicht om zo rond te zwemmen, maar het doet wel deugd. We rusten nog wat uit op het harde zand en laten ons zwemgerief zoveel mogelijk opdrogen. Met een ‘colectivo’ rijden we naar de stad terug en we stappen af aan de stadswallen. Deze stadswallen waren ter verdediging tegen piraterij. Nu doet het dienst als museum. Bovenop de wallen hebben we zicht op de straatjes met de gekleurde huisjes. Het valt op dat enkel de voorgevel recht staat en mooi beschilderd is. De rest van de huizen zijn veelal afgebroken, soms groeit er zelfs een boom in de livingruimte. Het piratenmuseum valt dik tegen: meer dan enkele tekeningen van piraten en oude pistolen is er niet te zien.
Na een opfrisbeurt gaan we tegen 17 uur opnieuw naar ‘La Pigua’. De obers kennen ons nog en ik ben er zeker van dat de afwasser van dienst onze borden ook herkend heeft. Na onze maaltijd slenteren we door de straatjes met boetiekjes en souvenirwinkeltjes. We zijn in de wolken over het kleine linnen pakje, made in Mérida (Mexico).
De avond sluiten we af op het muurtje vlak aan zee, maar door de regen worden we er vroegtijdig weggejaagd…


Dinsdag 1 juli 2008 – Mérida

Midden in de nacht staat elfje op. Ze heeft het koud en kan daarom niet slapen. Ze zet de airco af, trekt het laken volledig naar zich toe en valt opnieuw in een diepe slaap. Rond 6h45 wordt ze nogmaals wakker en zegt dat ik maar alleen naar Fuerte de San Miguel moet gaan.
Iets voor achten sta ik aan de bushalte te wachten. Net voor de afslag naar het fort stap ik af en leg de steile weg te voet naar boven af. De ingang van het fort is een kleine kronkelweg, zo gemaakt zodat kanonnen de ingang niet tot gruizelementen kunnen schieten. Ik ben benieuwd naar de piraterijtoestanden, doch alle kamers geven de geschiedenis van de Maya’s weer. Het meest in het oog springend is het skelet in het graf, volledig weergegeven met alle offergaven erbij. Bovenop het fort heb ik zicht op zee. Kanonnen staan tussen de kantelen gericht naar alle windstreken…
Elfje is bezig met het pakken van de rugzakken. Na het ontbijt nemen we de taxi naar ADO, de busmaatschappij. Op de bus lees ik een Maya-artikel in een ’ National Geographic’ van vorig jaar. Nu pas kan ik me een goed beeld geven van de opgang en het verval van de Maya-cultuur.
In het busstation krijgen we een folder met de promotie van een hotel dat enkele blokken verder gelegen is. Ik neem de rugzakken voor mijn rekening en begin te stappen. Elfje heeft last van de warmte en loopt wat achter mij aan. De 3 rugzakken beginnen in de hitte serieus door te wegen en als ik het plannetje bekijk, zie ik dat het desbetreffende hotel verderaf gelegen is dan dat ons verteld werd. Ik zet de rugzakken neer en tracht een taxi te roepen. Geen enkele taxi stopt! Na een tijdje teken te doen, stopt er dan toch iemand. Pas wanneer elfje vraagt om ons naar hotel Flamingo te brengen, zie ik dat ik per abuis een politiewagen heb doen stoppen. De agent kan er mee lachen en vervolgt zijn weg. We leggen dan maar de hele weg te voet af. Mijn schouders doen pijn en uiteindelijk besluiten we om toch maar niet in het afgeleefde hotel te overnachten. Gelukkig vinden we een hotelletje met zwembad en binnentuin iets verder in de straat.
We doen inkopen in een supermarkt. Groenten, fruit en kaas voor ons lunchpakket voor morgen en gaan dan richting centrum. Op de zócalo gaan we op een bankje zitten om mensen te bekijken. Iemand verkondigt luidop zijn geloof in God. Als een bezetene staat hij te zwaaien met het Nieuw Testament in zijn hand. Om bang van te worden… Om vervloekingen te voorkomen gaan we wat verder op één van de weinige terrasjes zitten…


Woensdag 2 juli 2008 – Uxmal

Om 9 uur komt een minibusje ons oppikken voor een begeleide toer naar de Maya-sites van Uxmal en Kabah. Van de uitleg van de gids tijdens de anderhalf uur durende busrit, steken we weinig op. Iets voor Uxmal schieten we wakker. Voor de site te bezoeken krijgen we amper 2 uur tijd, waarvan 5 kwartier in beslag genomen wordt door de oppervlakkige uitleg van onze gids. Hij neemt ons mee naar de Piramide van de Tovenaar, legt de jaartelling uit aan de hand van sculpturen in het nonnenklooster, geeft zijn verklaring over het balspel en eindigt met het gouverneurspaleis. Tegen dan ben ik mijn aandacht allang verloren. Die gebruik ik voor het spotten van iguanas. Elfje is onder de indruk van de fijne beelden bovenop de tempel, maar kijkt ineens verbaasd als een beeld zijn kop intrekt en achter een hoop stenen verdwijnt. We krijgen uiteindelijk drie kwartier voordat we terug aan de uitgang moeten staan. Ik beklim in sneltempo de Grote Piramide en krijg van daaruit een prachtig zicht op de omliggende tempels die boven het oerwoud uitsteken. Het hotel in de verte ban ik uit mijn zicht…
Om 13 uur vertrekt de minibus naar het twintigtal kilometer verder gelegen Kabah. We wandelen eerst naar de boog die op de oude weg staat van Kabah naar Uxmal, de welke de Maya’s indertijd gebruikten. We steken de straat over. Ik betaal één toegangsticket om de tempel te bezoeken. Elfje blijft op een steen uitrusten. Wanneer ik wil weggaan, zegt ze dat bewakers ook aan haar toegangsgeld vragen. Ik zeg dat ik dat niet betaal en wandel verder. Onze gids roept me en zegt dat ik moet terug komen. Ik draai me om, doe teken van ‘nee’ met mijn wijsvinger en stap door. Veel is er hier niet te zien, enkel het Codz Poop, het paleis dat versierd is met 250 stenen maskers van de regengod Chac. Elfje is ondertussen naar de bus teruggekeerd. Ze vertelt me later dat de bewakers om geld bleven zagen. Gelukkig begint de Mexicaan niet tegen mij, want dan zou ik in een Vlaamse colère schieten.
De bus stopt aan een buffetrestaurant. Wij hebben onze picknick net op en gaan iets drinken buiten op het terras in de wind. Een uurtje later komt onze groep badend in het zweet buiten. Na een korte slaap worden we in Mérida afgezet. We gaan naar het busstation - wat zonder rugzakken precies zo ver niet is - om bustickets te bestellen.
Op een artisanaal marktje gaan de vraagprijzen direct naar beneden. Om een richtprijs te hebben stappen we naar de officiële winkel van de overheid, waar ze vaste prijzen hanteren. Onderweg komen we zelfs 2 stadsgenoten tegen. Maar van al het stappen heeft elfje doortrapte voeten. We zoeken dan maar iets om te eten. Het Mexicaanse restaurant ziet er niet meer uitnodigend uit, nu we de horden toeristen zien zitten met een sombrero op. We gaan iets verder het rustige ‘Belle Epoque’ binnen. Terwijl we zitten te eten, komt iemand ons vertellen dat er straks een salsa-initiatie zal beginnen en dat we gerust mogen meedoen. Ja, je ziet dat van hier… Salsa dansen ziet er simpel uit, als we de dansleraar bezig zien. Wanneer de andere kerel begint ziet het er zeer houterig uit. Het enige wat hij goed kan is tot vervelends toe in de handen klappen en tussen zijn tanden fluiten. Elfje probeert hem na te doen, en eventjes denk ik dat straks haar gebit in mijn schoot zal liggen. We zijn het irritante gedoe beu en vertrekken half fluitend naar het hotel terug.


Donderdag 3 juli 2008 – Valladolid

We wisselen onze laatste dollars en we beseffen dat we met ons geld niet zullen toekomen. In het hotel spoel ik mijn ontbijt - een broodje tonijn - met half opgewarmde, half verse koffie door. Een taxi komt ons mooi op tijd ophalen. We rijden naar het busstation, nemen daar onze plaatsen met veel beenruimte in beslag en rijden zo met de bus naar Valladolid.
Het hotel waar we willen logeren bestaat niet meer. Opnieuw met al de bagage op mijn schouders, lopen we rond, zoekend naar een ander onderkomen. Dat vinden we in het weinig fameuze Hotel Lili. We willen hier geen tijd spenderen, daarom bezoeken we de Cenote de Dzitnup (grotten). We trachten een fiets te huren, maar die zaak is gesloten. Noodgedwongen nemen we een ‘taxi collectivo’ en betalen de prijs voor een ganse taxi (M$100). De chauffeur zal wel op ons wachten om ons dan ook terug te voeren. Tien minuten later betalen we de M$25 toegang en dalen we de trap af die naar de grot lijdt. We komen in een immens grote open ruimte die met enkele kleine peertjes verlicht wordt. Een reuzengrote stalactiet hangt tot in het water. In het blauwgroene water zijn enkele toeristen aan het zwemmen. Zij verzamelen zich op de plaats waar licht, afkomstig van een gat in het plafond, schijnt. In de jaren vijftig, liep iemand een varken achterna. Hij kwam ineens in deze grot terecht en vond zo water in een periode van waterschaarste. Hij vond ook zeven biggetjes, daarom wordt er vertelt dat de grot eigenlijk door een varken ontdekt is.
We doen onze kleren uit en gaan het koude water in. Heerlijk verfrissend! Ik zwem wat rond en bekijk de stalactieten. Rondom mij zwemmen er kleine zwarte visjes. Het doet deugd hier wat rond te plonzen en het ziet er heel wat fraaier uit dan een gewoon zwembad. Wanneer ik me omkleed maakt elfje bezwaar. Mijn edelste deel mag niet tentoongesteld worden aan de talrijke vrouwen rondom mij. Daarom houdt ze een handdoek voor mijn middel, helpt me bij het uittrekken van mijn zwembroek en bij het aantrekken van mijn onderbroek. Ze wil blijkbaar alle zicht voor haar alleen…
De andere grot is 500 meter verder gelegen. Bovenaan de grot, aan het gat waar het licht binnen schijnt, staat een boom. Zijn wortels komen door het gat en hangen volledig naar beneden. Ongeveer 25 meter lager raken ze het water. Met de taxi keren we naar Valladolid terug.
We wandelen wat rond in het kleine stadje. We drinken een ijskoffie en schuimen souvenirwinkeltjes af. Avondeten doen we in het El Mesón del Marques, het mooiste restaurant van de stad. Terwijl we aan tafel zitten in de binnentuin, wordt elfjes schotel aan tafel klaar gemaakt. En alsof het niet warm genoeg is, wordt deze schotel voor haar neus geflambeerd, zodat ze nog wat meer zweet.
Na het wassen van enkele T-shirts in het hotel kruipen we in bed. Het is er warm, zelfs de ventilator krijgt de warmte niet weg.


Vrijdag 4 juli – Chichén Itzá

Elfje ligt niet goed in bed en beslist om het andere bed te nemen. Ik krijg nu vrije ruimte en het nut van het muskietennet. Om 6 uur loopt de wekker af. Elfje kijkt me vermoeid aan. Door de hitte heeft ze bijna niet kunnen slapen. Om 7 uur staan we al op straat en we kunnen direct een collectivo nemen naar Chichén Itzá (M$20). Net voor openingstijd staan we aan de ingang en stipt om 8 uur stappen we als eersten de archeologische Maya-site binnen. Ongehinderd neem ik foto’s van de El Castillo (piramide) en van de Groep van Duizend Zuilen, die vroeger hoogst waarschijnlijk als markt gebruikt werd. Bij het grootste balspelplaats van Meso-Amerika luister ik naar de Engelstalige gids, die een groep Belgische toeristen rondleidt. Zo kom ik te weten wat de sculpturen betekenen: die tonen 7 spelers per ploeg en een tekening stelt bloed voor dat uit een geofferde persoon spat. Op de Tzompantli, een laag platform met sculpturen van schedels, werden volgens archeologen hoofden van mensenoffers getoond.
Elfje is wat moe en zit wat te rusten. Ondertussen wandel ik naar de Heilige Bron, een waterreservoir waar gruwelijke rituelen plaatsvonden, want naast offermateriaal als koper, goud, edelstenen en juwelen, werden ook lichaamsresten van mannen en kinderen terug gevonden.
Samen wandelen we langs de zuilen naar het Observatorium. Bij een marktplaats maken we onze eigen verhalen: dit was een vleesmarkt, honden mochten niet binnen en werden aan de palmbomen geketend of het was een bloemenmarkt, want er staat nog een steen die verdacht veel op een vaas lijkt.
Vanuit het Observatorium werden de hemellichamen nauwlettend in de gaten gehouden. Dat verklaart waarom de Maya’s zo goed zonsverduisteringen konden voorspellen en een eigen jaarkalender hadden.
Kwart voor 11 gaan we naar de Grote Piramide, want volgens onze gids kunnen we vanaf 11 uur binnen in de tempel om de helderrode jaguar bezichtigen. Helaas voor elfje, want ze heeft er zich al 3 uur op zitten te verheugen, worden er sinds enkele maanden geen toeristen meer toegelaten in of op de tempel. Op het moment dat de bussen toekomen en de toeristenstroom begint, gaan wij naar de uitgang. Met een magnum in de hand wachten we op de bus en iets na 12 uur worden we in Valladolid afgezet.
In dit troosteloze hotel wil ik geen tweede nacht meer blijven en we bestellen snel bustickets naar Tulum. We hebben net tijd genoeg om onze rugzakken te maken en om 13h10 vertrekken we naar het stadje aan de Caraïbische kust.
We weten nog niet goed waar we zullen overnachten. ‘Dos Ceibas’ heeft mijn voorkeur. Voor M$100 zet een taxi ons daar af. Terwijl elfje de kamers bekijkt, ga ik het strand op. Wauw! Een parelwit strand en geen mens te bespeuren. Hier willen we blijven… voor US$70/nacht.
Na een douche, precies met zeewater (?), gaan we de zee in. Elfje is superenthousiast over de kamer, de zee, mij (wat had je gedacht?). Het water is heerlijk. Daarna nemen we een ligstoel en blijven op het strand liggen tot de zon achter de palmbomen verdwijnt. Na een nieuwe zeewaterdouche, nemen we plaats aan een tafeltje in het openluchtrestaurant, netjes in een hoekje uit de wind. De met kaarsjes verlichte muur achter ons, maakt het gezellig. Elfje zit nog steeds te stralen, dat maakt mij supergelukkig… of zit de Caiperiña daar voor iets tussen? Het is hier wel niet het snelste restaurant van de stad, gelukkig doet de met zeevruchten gevulde visfilet ons watertanden. Het spijtige is dat alles overprijsd is. Tja, we zitten hier dan ook in een uithoek, ver weg van alles en daar wordt dubbel en dik van geprofiteerd.
Terwijl elfje aan het mailen is op de computer van de uitbater, laat Fernando, de bediende van dienst, me de blues van B.B. King & Eric Clapton horen. Het is net alsof hij aan de drank gezeten heeft, want we krijgen hem niet van ons af. Hij vindt ons de beste gasten en heeft blijkbaar nood om met iemand te babbelen. Na het mailen ga ik met elfje op het strand zitten. De hemel is bezaaid met duizenden sterren. Lang geleden dat we dit gezien hebben… We genieten intens…


Zaterdag 5 juli 2008 – Tulum

Ik sta op om half 8 en doe mijn zwembroek aan. Elfje wil het zwemmoment met me delen en veert ook recht. Het is heerlijk om ’s morgens te genieten van de zee. Dit is vakantie! Om half 9 zitten we aan de ontbijttafel. Fernando is precies nog dronken. Hij is vannacht zijn portefeuille kwijt geraakt en gevallen met de motor van zijn oom. In slaap gedommeld, zegt hij. Zijn voet doet pijn. Hij werkt op volle capaciteit… hij heeft 2 tafels te doen. Na het ontbijt genieten we andermaal van de zee en gaan daarna languit op een ligstoel liggen.
Om 11 uur vertrekken we te voet naar Tulum-stad. Na een tijdje wandelen, beginnen we beiden behoorlijk te zweten. De zon heeft bijna zijn hoogste stand bereikt en we beseffen dat we - met de zon op ons hoofd - dit geen 8 kilometer zullen uithouden. Een honderd meter voor ons loopt nog iemand. Wanneer we bij haar zijn, stellen we voor om eventueel een taxi te delen. Terwijl we aan de praat zijn, steekt ze haar duim uit naar een voorbijrijdende auto, die voor onze neus tot stilstand komt. Een Amerikaan, op weg om een kop koffie, kan het niet aanzien dat een zwangere vrouw aan het liften is. Zijn rijkunsten zijn niet fabuleus, maar zonder ongelukken zet hij ons in de stad af.
Na wat mailen, gaan we iets eten in een overvol visrestaurant. De vis is lekker en de prijzen laag. In de ernaast gelegen supermarkt doen we onze inkopen: blikjes tonijn, fruit en rum. Dan starten we onze zoektocht naar een fiets. ‘Iguana’ die overal gekend is, is voor onbepaalde tijd gesloten. Iemand die dienst heeft in een toeristenkiosk stuurt ons de stad door, maar nergens op de aangewezen plaatsen kunnen we een fiets huren. Ondertussen halen we bij een automaat van een bank voldoende geld af voor de rest van de reis en boeken we een tocht in een biosfeerreservaat voor over twee dagen. Een brutale winkelierster probeert ons postzegels te verkopen tegen woekerwinsten, wat haar niet lukt. Een beetje gedeprimeerd door die onvriendelijkheid en het gevoel dat men ons in deze stad het geld uit onze zakken wil kloppen, gaan we naar de straat die naar zee leidt. M$100 voor een taxi vinden we nog steeds ongehoord en we besluiten terug te liften. Nog voor ik mijn duim uitgestoken heb, stopt er een pick-up waar 3 jonge gasten in zitten. Onze boodschappen worden in de laadbak gelegd en we stappen in. Eigenlijk zijn ze op zoek naar ‘een vriend’ die hun marihuana wil verkopen. Ze zijn uitermate opgewekt, verkopen grapjes en zetten ons 8 kilometer verder mooi op de oprit van ‘Dos Ceibas’ af. Klasse! Dit maakt onze dag goed!
Opnieuw nemen we een duikje in zee. Op de ligstoel geniet ik van het geluid van het water en de speling van de golven. Pelikanen zweven boven onze hoofden rond, meestal in groepjes van drie. Door hun vleugels wijd uit te spreiden, voeren ze mee met de luchtlagen, hun staart gebruikend als stuur. Elfje gaat zich klaarmaken. Ik blijf genieten van de omgeving bij ondergaande zon.
Wanneer ik een uur later naar onze bungalow stap, kom ik elfje tegen. Ze vertelt dat ik mag meedoen met een Maya-ritueel, Temazcal of de zweethut die net van start gaat. De oorspronkelijke bedoeling is om mensen in een soort trance te brengen. Ik krijg eerst wat vruchtendrank aangeboden en wie wil mag een instrument nemen om de priester te begeleiden bij zijn gezangen ter ere van de goden van de vier windstreken en die van hemel en aarde. De geluiden van bellen, hoorn, sambaballen en trom werken rustgevend. Terwijl de priester telkens dezelfde gebeden prevelt, worden de deelnemers één voor één door hem met wierook gezuiverd. De deelnemers verdwijnen daarop om beurt in een soort iglo. In de iglo zitten we naast elkaar op palmblaren. In het midden is een kuil gemaakt. Wanneer de priester bij ons komt zitten, spreekt hij nog steeds tegen de natuurgoden. Telkens antwoorden we met A-HOO! Vijf stenen worden met een riek uit een vuur gehaald en de iglo binnengebracht, het gat bovenaan de zweethut wordt met een doek afgedicht en voor de poort wordt een doek gehangen. Ondertussen wordt op de trom een monotoon geluid gemaakt en worden er liederen gezongen. Dan wordt er water op de stenen gegoten en vult de zweethut zich met een warme damp. Na een lange tijd wordt er ineens “PUERTA” geroepen en worden de doeken verwijderd. Een Amerikaanse heeft het te warm gekregen en stapt er uit. Opnieuw worden er 5 stenen binnengebracht en wordt het ritueel op eenzelfde manier verder gezet. Om beurt mag men dank betuigen aan de goden of zelf een gebed zeggen. Telkens weer antwoorden we met A-HOO! Na de tweede sessie stapt de Amerikaan buiten. Er volgen nog 2 sessies, zodat er uiteindelijk 20 stenen in de temazcal liggen. We liggen nu echt bijna te koken en opgelucht haal ik adem als voor de 4de keer de deur geopend wordt. Volgens de richting van de zon kruipen we rond het vuur naar buiten en knielen voor de priester neer. Die reinigt ieder om beurt door een beker met water over ons hoofd en rug te gieten. We omhelzen elkaar en genieten omdat we dit ritueel vervolmaakt hebben. We krijgen drank en watermeloen aangeboden om onze grootste dorst te lessen. Ik heb het nog steeds warm. Na het ritueel ga ik het strand op. Ik voel de wind over gans mijn lichaam glijden en eventjes denk ik dat ik zal opstijgen. Langzaam stap ik het water in en voel dit mijn ganse lichaam afkoelen. Ik voel me één met de natuur. Na een poosje zwemmen sta ik opnieuw uit te waaien op het strand. Ik bekijk de sterren, luister naar de zee… en geniet. Ben ik in trance?
Ik vind het jammer dat ik dit moment niet met elfje heb kunnen delen omwille haar zwangerschap. Ik ga naar de bungalow terug en klop op de deur. Elfje schiet met een gil wakker. Het is half elf. Het ritueel heeft drie uur geduurd, waarvan ik toch bijna twee uur in de temazcal gezeten heb. Ik voel me bevrijd – al weet ik niet van wat – en ik kan het elfje niet goed uitleggen hoe ik me voel. We maken een toast met tonijn, tomaat en olijven klaar, want we hebben deze avond nog niks gegeten. Om half twaalf kruipen we in bed. Ik voel de aanraking van de lakens over mijn ganse huid en val uitgeput in slaap…


Zondag 6 juli – Tulum

Vandaag doen we niets! Elfje is er niet gerust op dat ik dit kan volhouden. Het is de bedoeling om de tijd te doden op het strand of in de onmiddellijke omgeving. Ik slaap uit tot half 9. De gedachte om langs het strand te joggen, laat ik varen. We nemen een duik in het water en spelen mee met het spel van de golven. Onder een rieten parasol tracht ik een puzzelboekje te bedwingen. Elfje gaat naar de bungalow en komt een uur later terug met ontbijt: een bord vol met toast en banaan en met 2 volle zakken vers gesneden fruit. We zwemmen nog wat, gaan weer liggen… Voor alle zekerheid smeer ik mijn benen in met ‘Caraïben Breeze factor 45’ om toch maar niet te verbranden. Het Amerikaanse koppel probeert zich met een kleine (surf)plank te laten meevoeren met de golven. Vanaf mijn ligstoel vind ik er niets aan, maar als ik later ga zwemmen en ik krijg het bord aangereikt, vind ik het net leuk om de juiste golf af te wachten en me te laten meevoeren voor tientallen meters. Wanneer ik uit het water kom is mijn buik en hoofd goed verbrand. Op het heetst van de dag gaan we op bed liggen en vallen beiden in een diepe slaap. Wanneer de grootste hitte verdwenen is, maken we een lange wandeling langs het strand in de richting van het biosfeerreservaat. Enkele strandjutters proberen een aangespoeld scheepstouw met een diameter van 15 cm aan land te krijgen. Ze moeten het wel in verscheidene stukken hakken vooraleer ze het uit de branding krijgen. We keren op onze stappen terug (al zijn die ondertussen al weggespoeld) en gaan de richting van de resorts uit. Bij ‘El Zebra’ gaan we aan een tafeltje op het strand zitten. Er is hier veel volk, al zijn de prijzen niet goedkoper dan bij ons. Bij het ontruimen van het terras voor de salsa-avond, gaan wij binnen zitten en eten barbecue. We proeven amper het verschil tussen kip en vlees. Vanaf onze tafel hebben we zicht op de salsa-dansinitiatie. Hmmm… Na de maaltijd wandelen we naar ‘Dos Ceibas’ terug. Vanaf het strand bekijken we de sterren en drinken cola. De rum giet ik er zelf bij…


Maandag 7 juli 2008 – Tulum

Terwijl elfje nog in bed ligt te slapen, sta ik op en ga te voet naar een klein winkeltje iets verderop. Er ligt niet veel dat er appetijtelijk uitziet, daarom koop ik chips, tonijn, fruitsap en 2 ontbijtkoeken. Elfje heeft er geen zin in, toch kan ik haar overtuigen om het getoaste brood met tonijn als ontbijt te nemen. In het restaurant is Fernando weer van dienst. Hij brengt een fruitshake en een thermos koffie. Zelfs nu hij nuchter is, krijgen we hem niet van ons lijf. Hij vertelt dat dit werk niets voor hem is, dat hij allerlei klusjes moet opknappen, mensen bestellen, afwassen en opdienen en dat hij eigenlijk enkel maar voor het administratieve werk aangenomen is. Hij is ondertussen aan het solliciteren voor een andere baan, want met zijn universitair diploma wil hij toch wel wat anders doen. Hij begint opnieuw over zijn geld dat hij enkele dagen geleden verloren heeft en vindt het jammer dat hij zijn commissieloon voor het biosfeerreservaat zal ontlopen. Hij wil voor ons zelfs uitkijken voor een busticket naar Cancún (met het commissieloon waarschijnlijk inbegrepen).
Om 12h50 stopt de bestelwagen om ons mee te nemen doorheen het Sian Ka’an Biosfeerreservaat. Net voor de ingang van het park stappen we uit en we wandelen op een pad met aan één kant mangrove en aan de andere kant tropisch woud. We komen uit aan een meertje waar we mogen zwemmen. In het water voel ik warme en koude waterstromen. De koude stroom is afkomstig van een grot die zich onder het watervlak bevindt. De warme stroom doet me denken aan iemand die tegen mijn benen plast.
Wat verder moeten we ons insmeren met repellent, dan stappen we daar het tropisch woud en mangrove naar een aanlegsteiger in het brakke meer, waar 2 motorboten liggen te wachten. Midden op het meer houdt de boot stil. De gids wijst naar het water: waar het water stil is, begint een grot die doorloopt tot aan de Caraïbische Zee. Door de waterdruk komt zout water het meer binnen, soms werkt het omgekeerd. We varen door kanalen in de mangrove tot waar het meer met de zee samenkomt. Onderweg zien we verschillende soorten pelikanen. We zijn net te laat om de fotocamera boven te halen om de pelikaan te fotograferen die boven ons hoofd op de reling van een brug zit. De gids toont ons de ogen van de lagune. Dit zijn tunnels die ergens anders in dezelfde lagune uitkomen. Aan de waterkant van de mangrove zien we het piepkleine nest van een kolibrie, een nest van een krokodil en een tropische vogel die net in zijn nest zit. We stappen uit en bezoeken een kleine Maya-ruïne midden in het natuurpark. Vanaf daar zouden we ons met reddingsvesten laten dobberen op het water, maar de gids verkiest toch om 200 meter terug te water te gaan. Zo moeten we het krokodillennest niet passeren. En het is heerlijk! Al dobberend laten we ons meevoeren door de stroming van het water. Dan klimmen we de boot in en varen terug naar het enige restaurant in dit park, waar we de zonsondergang kunnen bezichtigen. We zitten aan tafel met een Spaans/Frans koppel en door de gezelligheid verliezen we de zonsondergang compleet uit het oog. In de minibus wordt ons gesprek abrupt onderbroken, want we zijn al terug in ‘Dos Ceibas’ aangekomen en moeten als eersten uitstappen.
Op het strand schrijf ik mijn dagboek. Elfje is bezig met het puzzelboekje… en heel eerlijk… zonder mijn hulp zou ze er niet veel van terecht brengen.


Dinsdag 8 juli 2008: Tulum & Cancún

Vandaag vertrekken we. We maken onze rugzakken en gaan eerst nog de ruïnes van Tulum bezoeken. De eerste auto, een rijke Mexicaan, rijdt ons voorbij. Bij de tweede auto is het al raak. De pick-up stopt en snel klimmen we in de laadbak. We kunnen gratis meerijden tot in Tulum. Van daar is het 1,5 km wandelen naar de site. Op de parking staan al 11 bussen op een rijtje, een invasie van toeristen uit Cancún en Playa del Carmen. De site is uitgerust om het grote aantal toeristen te verwelkomen. Zo passeren we een massa souvenirstalletjes. Terwijl we de laatste 800 meter naar de site afleggen, passeert er een treintje op rupsbanden om oververmoeide reizigers tot aan de ingang te brengen.
Deze Maya-site stelt niet veel voor, maar is wel mooi gelegen op de rotsen vlakbij de zee. Horden toeristen staan te luisteren naar een gids. Wij stappen door, gaan iedereen voorbij. Ik neem wat foto’s van deze plaats en van de toeristenstroom. Ze lopen rond in korte, lange of half lange gekleurde shorts, in Hawaïhemden en met allerhande hoofddeksels op het hoofd. Het zijn precies mensen die bij hun thuiskomst indruk willen maken over hun avontuur naar een Meso-Amerikaans stukje geschiedenis (of zou dat voor hen al te moeilijk zijn?)
Op de hoofdweg houden we een taxi tegen. Hij brengt ons naar ‘Dos Ceibas’, wacht tot we onze bagage ingeladen hebben en voert ons dan naar het busstation. We geven onze bagage af in een depot (M$10/uur) en gaan snel iets eten voordat de bus vertrekt. Een half uurtje later staat er een bord voor onze neus waar de verse vis overheen hangt. We peuzelen hem snel, maar met smaak op.
In het busstation haal ik onze bagage op. Ik ben blijkbaar 1 minuut te laat en moet het dubbele van de prijs betalen. Elfje begint van haar oren te maken dat dit niet kan, maar die gasten blijven er kalm bij. Ik geef M$20, maar de kerel aanvaart het niet. Bijna kokend van woede blijf ik met de M$20 in mijn hand staan, maar de kerel blijft ijzig kalm en vraagt andermaal M$40. Omdat ik bang ben dat we straks onze bus missen (en dat weten ze maar al te goed) geef ik uiteindelijk de M$40. Ik krijg een reçuutje en de bagage. Het reçuutje werp ik terug naar de afzetters…
Twee uur later komen we in Cancún aan. Vanaf het busstation is het maar een klein eindje wandelen naar ‘Hostal Palmas’ in downtown. Nadat elfje een dutje gedaan heeft, gaan we naar Parque de las Palapas. Wanneer we er aankomen, lijkt het doods. Na onze dorst te lessen, nemen we de bus naar de hotelzone, gelegen op een 23 kilometer lang schiereiland. Bij het zien van een reuzengrote gitaar met Hard Rock Cafe op, stappen we af. We gaan het winkelcentrum binnen. Er is een drukte van jewelste. Links van ons zijn enkele personen, bevestigd aan elastieken, trampoline aan het springen. Een fotograaf maakt foto’s en zonder photoshoppen ben je precies een autoracer, Rambo of iets anders. Het is hier net een circus. We stappen het Hard Rock Cafe binnen en worden door een dienster naar het rookvrije gedeelte van het restaurant begeleid. De grote ruimte zit overvol en de muziek staat loeihard. Beiden bestellen we een ‘Fabulous Hamburger’. Onze ober van dienst loopt zich de voeten van onder het lijf, het gewicht van de pins op zijn hemd sleurt hij overal mee. Na frieten en een hamburger van 250 gram te verorberen, nemen we de bus terug naar het hotel.


Woensdag 9 juli 2008: Cancún

Na een goede nachtrust, zijn we pas om 10 uur beneden. We krijgen ontbijt op het weinig uitnodigend terras buiten. Eén van de andere gasten, een Mexicaan, zit bij ons en hoort ons uit. Terwijl elfje zit te babbelen, eet ik een broodje of 5. Na een uurtje tafelen, gaan we dan toch het hotel uit. Het is snikheet. Nog maar een eindje verder, wil elfje drinken bij ‘100% nature’. Het wordt een drankje en daarbij een ijsje met fruit.
We gaan op zoek naar het American Airlines kantoor, maar niemand weet het precies zijn. Iemand stapt op ons af en vraagt wat we zoeken. Hij zet ons op pad en loopt met ons mee. Ondertussen doet hij zijn verhaal. De politie heeft hem net tegengehouden en ze hebben zijn joint en marihuana ter waarde van US$20 afgenomen. Hij wou hen omkopen met voedselbonnen, maar ze weigerden. We stappen enkele gebouwen binnen, maar telkens worden we doorgestuurd naar een gebouw even verderop. De kerel, José, heeft een ongeluk gehad met zijn truck en heeft geen geld gekregen van de tegenpartij. Nu is hij platzak, daarom vraagt hij of we hem geen biertje betalen. We stappen een winkel binnen en nemen enkele biertjes uit de frigo. Hij grist achter mijn rug een zakje koeken mee en stopt het vliegensvlug in zijn schoudertas. Terwijl ik met hem buiten een biertje drink, blijft elfje in de airco van de winkel zitten. Ik krijg zijn levensverhaal te horen. Hij vertelt over zijn drugsverleden, dat de Mexicaanse drugsmaffia het gebied overgenomen heeft en dat hij moet oppassen aan wie hij drugs verkoopt. Hij is 2 maal getrouwd, maar kan niet goed op de naam komen van zijn eerste vrouw. Dat zijn vrouw hem bij de politie aanwijst, als de persoon die haar geslagen heeft, vindt hij echt niet kunnen… en glimlachend doet hij het ene verhaal na het andere. Hij lijkt me oprecht en windt er geen doekjes om. Hij is wie hij is en de mensen moeten hem zo maar nemen.
Ondertussen heeft de winkelier ons uit de nood geholpen. Hij heeft American Airlines gebeld en de telefoon aan elfje doorgegeven. Zo heeft ze onze terugvlucht bevestigd en weten we dat het vliegtuig 45 minuten vroeger opstijgt dan gepland.
Om José af te schudden, vertelt elfje hem dat ze in het hotel wil uitrusten. We krijgen zijn gsm-nummer (voor in het geval we hem nodig hebben) en dan stapt hij verder…
We gaan naar de hotelzone terug en blijven zo lang mogelijk op de bus zitten, maar op ’11 km’ moeten we afstappen. We lopen een eindje terug tot op de plaats waar we de zee en de lagune kunnen zien. De hotelgasten maken gebruik van een helder blauwe zee en prachtig strand. Na een rustpauze nemen we de bus terug en stappen in downtown af. Op het Parque de las Palapas is er meer sfeer dan gisteren. We bestellen een vers geperst fruitshake en gaan op de bankjes zitten onder de stenen paraplus. We houden de speelgoedverkopers in de gaten die hun speelgoed demonstreren als volleerde kinderen. Wat verder vechten 2 obers om ons een plaatsje aan te bieden, zo kan die zijn fooi opstrijken. De ober werkt 2 maanden lang. Daarna amuseert hij zich tot zijn geld bijna op is en zoekt dan opnieuw werk. “Mexican style”, zegt hij.
Wanneer we van het restaurant naar het hotel stappen, passeren we een straat vol bars, cafés en restaurants. Vanmorgen hadden we dit niet opgemerkt. Maar nu is het voor ons te laat. We gaan ons hotel binnen en vragen aan de bediende om ons om 3h45 te wekken, omdat onze reiswekker soms raar doet. We gaan zelfs slapen met de tv op het kanaal waar ze constant het uur weergeven, zodat ik het uur te allen tijde kan raadplegen.


Donderdag 10 juli 2008: naar huis

Om 3h15 ben ik wakker en wacht nog 20 minuten vooraleer ik opsta. Iets voor 4 staan we beneden in de lobby. De bediende die ons zou wekken ligt languit in een zetel te slapen. Hij heeft ons zelfs niet horen beneden komen. Jammer genoeg voor hem moeten we hem wekken, want de voordeur is in het slot gedraaid. Met een vermoeide kop komt hij overeind en laat ons buiten.
In de luchthaven moeten we lang aanschuiven. Pas na 40 minuten worden we uit de rij gepikt en mogen we voorsteken. Zie ik er sympathiek uit of hebben ze ‘Schommelbuikje’ opgemerkt?

Het is een leuke reis geweest, toch zijn we blij dat we naar huis mogen gaan. Echt avontuurlijk is deze reis niet geweest… en eerlijk gezegd, is dat wel eens gemakkelijk!

EINDE

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage