zaterdag, februari 01, 2025

Reisverslag Indonesië 2025.

Internationaal samenwerkingsproject tussen de Algemene Centrale (ABVV) en FSP2KI (Indonesië).

Reisverslag Indonesië 2025 in PDF met foto's: Klik HIER.


15 januari 2025: Merelbeke - Doha (Qatar) - Jakarta.

Danny staat op afgesproken tijd aan de deur. Bagage wordt ingeladen. Niemand is wakker. Alles is stil. Ik vervul mijn mannelijke taken, zoals bij velen: pmd-zakken en dozen papier en karton worden buitengezet, klaar voor ophaling.
Met Danny als chauffeur zal je je niet gauw vervelen. De ganse rit schudt hij verhalen uit zijn mouw over personen die hij vervoert heeft. Hij weet me aan de ingang van de luchthaven af te zetten. Ik moet enkel de koude trotseren bij het oversteken van het zebrapad tussen parking en inkomhal.
Ik installeer me bij Starbucks. Een overactieve hiphopper zwaait met zijn armen op de bassen die klinken uit zijn koptelefoon. Te veel sterke koffies bij Starbucks, denk ik dan.
Stipt op tijd wenkt Julie -mijn reisgezel- me. Ze ziet er wat bleekjes uit. Ze is de ganse nacht misselijk geweest en haar maag doet nog steeds raar. Bij het inchecken van onze bagage wordt ons gevraagd of we het formulier tegen apenpokken hebben en een visum om Indonesië binnen te komen. Dit hadden we niet verwacht. Dit werd ons ook op voorhand niet meegedeeld. We krijgen 3 websites toegestopt waar we ons moeten registreren. Bij de eerste website wordt ons €135 gevraagd voor ons visum. Julie zegt dat dit niet kan, dat ze vorig jaar gewoon een visum op de luchthaven van Jakarta kon betalen voor €30. Een supervisor wordt er bijgehaald. Ze bekijkt alles en geeft ons een briefje met 1 enkele website opgeschreven waar we ons visum kunnen aanvragen. Over apenpokken wordt niet meer gesproken.
Bij het wachten op het inschepen haalt Julie een cola om haar maag in werking te stellen. Voorlopig zonder resultaat. Tijdens het wachten vragen we onze visa aan. We krijgen elk een QR-code toegestuurd. Betaling komt achteraf.
Het vliegtuig is niet volgeboekt. We hebben 3 plaatsen beschikbaar. Julie nestelt zich tegen het raam en valt direct in slaap. Na een uur veert ze recht en rept zich naar het toilet.
De hostessen komen rond met ontbijt. Voor mij komt dit geen moment te vroeg. Na mijn ontbijt doe ik navraag bij een hostess waar Julie is, of ze kan kijken waar ze blijft. Ze stelt me gerust. Julie ligt achteraan, gebruik makend van 3 zetels, languit te slapen.
Ik selecteer de film/half musical ’Joker, Folie á deux’ op het touchscreenscherm voor mij, met in de hoofdrollen Joaquin Phoenix en Lady Gaga. Naar het eind van de film wordt mijn hoofd zwaar. Ook mijn licht gaat uit. Ik zet mijn koptelefoon op, zo hoor ik het gekrijs van de 2-jarige niet meer.
Net voordat de landing ingezet wordt, tikt Julie op mijn schouder. Ze heeft 3 uur geslapen, maar voelt zich desondanks nog steeds niet 100%.
De luchthaven van Doha: we hebben anderhalf uur. We kuieren wat rond in terminal B en lopen de winkeltjes af. Alle Europese luxemerken zijn er present. Ze hebben allen iets gemeen: nergens staan er kopers. De verkopers staan gewoon wat in het rond te draaien terwijl hun koopwaren liggen te schitteren in de etalages. Op de tafeltjes van de drinkgelegenheden staan zilverkleurige -of zou het echt zilver zijn in deze oliestaat?- theekopjes en -kannen op de tafeltjes. Ook hier hebben we geen zin in.
Op onze vlucht naar Jakarta, heb ik een stoel met extra beenruimte. Dit was 1 van mijn wensen voor deze 8-urige vlucht, waar Julie speciaal voor gezorgd heeft. Ik bekijk 'Back in Black’, een film over het kortstondige leven van Amy Winehouse. Wat een stem. Ook nu weer begint de slaap me te overvallen op het eind van de film. Deze keer geeft het niet, want ik weet hoe deze film zal aflopen.
De hostessen komen langs met ons avondeten. Er is wat turbulentie, zodat door de schokken een stuk vlees op mijn fleurigste (lees: lichtgrijs) hemd terecht komt. De turbulentie wordt heviger zodat de piloot de hostessen aanmaant om vlug te gaan zitten. Opnieuw valt er saus op mijn hemd. Met wat water en servet probeer ik de vlekken weg te werken, terwijl ik ondertussen mijn glas wijn probeer recht te houden om meerdere vlekken te voorkomen. Ik zie er al proper uit.
De rest van de vlucht verloopt rustig, op een paar kasseistroken na. Slapen doen we als muizen in het meel: met de ogen dicht, maar alert bij het minste geluid. Volledig vermoeid landen we in Jakarta.

16 januari 2025: Jakarta - Silangit (Sumatra) - Balige.

Het is 7u ’s morgens. We volgen de mensenstroom en houden halt bij de balie om onze visa te kopen. Alles gaat vlot. Voor €35/pp krijgen we elk een QR-code toegestopt. Aan de bagageband is het eventjes wachten. Het is een geruststelling wanneer wat later onze valiezen de band afrollen. Bij het naar buiten wandelen overvalt de hitte ons. Een jas wordt uitgedaan, flesjes water gekocht. De meeste meisjes dragen een sluier. Sommige meisjes lopen rond in een zwarte niqab. En dan zouden wij klagen dat het warm is.

Met de skytrein worden we naar een andere terminal gebracht, waar onze binnenlandse vlucht vertrekt. Na het inleveren van de bagage gaan we iets eten. Kippensoep met noedels en rijst als ontbijt moet kunnen. Julie krijgt nog steeds weinig binnen. We besluiten om naar de terminal terug te gaan. Julie rust uit op de harde stoelen. Ik neem mijn tijd in de toiletten: tandenpoetsen en eindelijk de vlekken uit mijn hemd wrijven. De WiFi in de luchthaven is goed. Ik heb net de tijd om het verslag van de ondernemingsraad door te sturen en om het op de blog te publiceren. Het is trouwens een werkreisje.

Julie heeft ervoor gezorgd dat we beiden aan een venster zitten, zodat we bij landing een mooi zicht over Sumatra hebben. Bij het landen zien we groene heuvels, diepe kloven, rijstvelden. De smog die boven Jakarta hing is hier niet aanwezig. We landen in Sulangit, ongeveer halverwege Sumatra. Dit eiland is door missionarissen in de 19de eeuw grotendeels bekeerd tot het christendom. Hier zien we geen gesluierde vrouwen.

Een taxi brengt ons naar Balige. Het eerste wat ik doe op de hotelkamer is alle elektronica opladen. Alle soorten opladers en draden worden bovengehaald om iPod, telefoon en hoofdtelefoon op te laden. Daarna gaat de kraan open om het zweet en de vermoeidheid weg te spoelen.

We maken een kleine wandeling door het dorp, lopen op de steiger langs het water, op zoek naar een boot die ons morgen naar Samonir, het grootste eiland in Sumatra moet brengen. Het leven gaat hier zijn gangetje. De mensen zitten onder een afdakje onze bewegingen gade te slaan. We krijgen een knikje of een vriendelijke gedag. Kinderen roepen ons lachend een enthousiast hallo toe. Het straatleven en de werkzaamheden gaan langzaam verder, alles lijkt hier peis en vree. We komen geen gezellig restaurantje tegen, daarom drinken we iets op het terras van ons hotel aan de waterkant. Heerlijk die rust. Ondertussen begint het zachtjes te regenen.

Julie krijgt nog steeds geen hap door haar keel. Ze besluit om vroeg naar bed te gaan. Ik volg haar voorbeeld, want in de laatste 48 uur, heb ook ik amper een oog dicht gedaan. Ondanks de luide en vals gezongen karaokemuziek onder onze kamer, valt mijn tablet voortdurend uit mijn handen. Een teken dat ik beter mijn licht uitdoe en ga slapen. Het is 20u (plaatselijke tijd).


17 januari 2025: Tuk Tuk (Samosir).

Iets na middernacht word ik wakker. De regen klettert hard op de stalen golfplaten. Gelukkig is de karaokemuziek opgehouden. Ik lees wat en tracht opnieuw te slapen. Om 6u30 schrik ik wakker van mijn wekker, douchen en om 7 uur sta ik klaar om te ontbijten. Julie -altijd stipt op tijd- komt ook haar kamer uit. Ze straalt, voelt zich stukken beter na haar nachtrust.

Na het ontbijt verlaten we het hotel richting een boot die ons -volgens de plaatselijke bevolking- om 10u kan overzetten naar Samosir, het eiland te midden van het Tobameer. In de straten is de wekelijkse markt aan de gang. Onder plastic zeilen brengen verkopers hun waren aan de man. Stukken vlees worden op een kapblok in stukken gehakt, groenten en fruit waar ik het bestaan niet van ken liggen op de straatstenen uitgestald. Gedroogde vis ligt in grote manden verder te drogen. Stel je daar dan nog auto’s, brommers, becaks (fietstaxi’s) en honden bij voor, die slalommen doorheen de markt en dan kom je dicht in de buurt wat voor sfeer hier heerst. Maar het schattigste zijn toch de gekleurde kuikentjes in dezelfde kleuren als de Teletubbies.

Aan de steiger liggen allerlei houten boten. Zij brengen de koopwaar van uit de omstreken naar de markt. De boot naar Samosir vertrekt pas op de middag, 2 uur later dan ons gisteren werd medegedeeld. Tijd genoeg om verder de markt af te schuimen. We nemen de straat, weg uit de drukte en keren dan terug. Een groep jongeren, de meesten met een motorhelm op en met vlagjes zwaaiend, gaan met ons op de foto. Wij staan naast hun mascotte. Het is in ieder geval geen zware motorbende. We hebben geen idee wat zij hier aan het doen zijn.

Onder een afdekzeil gaan we op een terrasje zitten. Voor de reis hebben we elkaar nog maar een paar keer kort gezien. Nu kunnen we elkaar wat beter leren kennen. De gesprekken gaan alle kanten uit, maar steeds interessant en fijn.

Terug naar de steiger. Op een registratielijst vullen we onze naam en leeftijd in en stappen op. We zijn 1 uur vroeger dan de eigenlijke start van de afvaart, maar deze boot moeten we echt hebben anders moeten we een ferry nemen 2 uur met de auto verderop. Na een rustige tocht van anderhalf uur -de luide muziek die uit de boxen knalt buiten beschouwing gelaten- komen we aan Nainggolan. (Ja, inderdaad).

Hier is geen rechtstreekse busverbinding naar Tuk Tuk te vinden, waar onze nieuwe verblijfplaats is. Iemand wil ons wel brengen met de auto, maar rekent goed door. Door zijn arrogante houding besluiten we een goedkoper alternatief te zoeken. We vinden iemand die ons met zijn tweespan naar Pangururan kan brengen. Hoe kan je onze becak het best beschrijven? Het is een aftandse Hondamotor met een kar aangelast waar we net in passen met boven ons een plastic zeil om ons te beschermen tegen zon of regen. Het is best gezellig. Ondertussen zien we de andere kant van het eiland, waar we normaal gezien niet zouden komen. Julie leest op een bord dat er varkensvlees te koop is. Ik -als goede verstaander- leg de link dat er dan ook alcohol te verkrijgen is. Ik zit hier goed.

We zien de typische huizen van de Batakstam: het fundament van de huizen bestaat uit palen die zijn versterkt door horizontale balken. De ruimte die daardoor onder het huis ontstaat werd vroeger gebruikt als stal voor buffels. De daken -nu grotendeels in ijzeren golfplaten- lopen aan beide kanten steil omhoog. Precies Efteling huisjes.

Onze becakrit duurt langer dan verwacht. Na anderhalf uur rijden zonder windscherm (stuk plastic dat normaal op het ijzeren profiel moet zitten) zijn we beiden licht onderkoeld. De chauffeur stopt midden in de stad en regelt een chauffeur die ons naar Tuk Tuk moet brengen. Na 10 minuten worden we in een propvol busje op de achterbank tussen enkele schoolmeisjes gedropt. De openstaande autokoffer doet dienst als welgekomen verfrissing. Na een rit van 1 uur worden we mooi aan het Reggae Guest House afgezet. We krijgen elk een kamer beneden aan het meer. Het is een idyllische plek. De wortels van een grote boom doen dienst als trap, zijn takken hangen tot in het glinsterende water en brengen ons schaduw tegen de zon. Mijn kamer is de onderste ruimte van een Batakhuis, een buffelstal dus. Goed genoeg voor mij, zal Julie gedacht hebben bij het boeken van mijn kamer.

We hebben honger en eten op het terras met zicht op het Tobameer. We lopen eventjes het dorpje in. Het is al donker (18u) wanneer we terug bij onze kamer iets drinken. Na wat pootjebaden gaan we elk onze kamer in.


18 januari 2025: Tomok - Ambarita.

We starten onze dag met vers fruit en een met ananas gevulde pannenkoek. We zitten op het hoger gelegen terras van het restaurant en zien zo verschillende exotische vogeltjes vlak voor ons op de bovenste takken van de bomen zitten. Onze planning voor vandaag wordt besproken: we gaan te voet naar Tomok -5km verderop- om enkele dingen te bezichtigen en keren terug met de becak. In werkelijkheid zijn we Tuk Tuk nog niet uit en verlangen we -mede door de vochtige hitte om 9u ’s morgens- naar een vervoermiddel. Busjes en becaks zijn hier niet te zien totdat na een half uur omkijken toch een becak bij ons stopt. Hij zet ons af in Tomok, aan de met onkruid overwoekerde afbrokkelende trap die ons naar het graf van Koning Sidabutar leidt, de eerste man die zich vestigde op het eiland Samosir. In de schaduw van de bomen zien we enkele graftombes van de Sidabutardynastie. Daarnaast enkele kleinere decoratieve beeldjes. We wandelen langsheen de kraampjes en betalen een kleine toegangsprijs om enkele typische Batak-huizen te bezichtigingen. Een groep traditionele dansers op het plein blijken gewone verklede toeristen te zijn, goed te zien aan de handtassen die om hun schouders hangen te bengelen. Iedereen mag blijkbaar meedoen waar Indonesiërs gretig op ingaan. En wij? We kijken elkaar aan, trekken even onze wenkbrauwen op en glippen onopgemerkt weg. Langsheen de souvenirwinkels vinden we een trap die leidt naar het koningsgraf van Koning Sidabutar. Het beroemdste megalithische grafmonument van Batak is gedrapeerd door een door de zon verschenen vlag van de Batak. Een klein museum verderop met traditionele gebruiksvoorwerpen is ondergebracht in een typisch Batakhuis. De souvenirs die hier te koop aangeboden worden, lijken jammer genoeg niet op de voorwerpen die we zonet zagen.

Om de drukte straks te kunnen trotseren, nemen we de weg langs palmbomen en rijstvelden naar de bergen toe. Her en der in het landschap zijn grafmonumenten te zien. Overledenen worden blijkbaar dicht bij huis begraven. Bij een omheining ervan hangt was te drogen. Soms wordt er door familieleden bij het graf gegeten zodat ze steeds dicht bij de overledenen zijn. Ik ben benieuwd wat mijn jongens later voor mij gaan oprichten om mij te eren...

Terug op de drukke straat gaan we naar de halte van de boten. Even checken waar en wanneer we morgen moeten zijn voor de afvaart naar Prapat.

Een becak-chauffeur spreekt ons aan. We kunnen een rit regelen naar Ambarita, een traditioneel dorp met opgeknapte Batek-huizen. In deze huizen wonen nu nog altijd afstammelingen van de koning van Toba Batak. Ook hier is een groep Indonesische toeristen zich aan het inleven. Getooid met traditioneel hoofddeksel en sjaal doen ze op de muziek de bewegingen van hun gids na... Reden te meer voor ons om geen gids te nemen. Hier, verzameld rond een stenen tafel, spraken de koning en zijn raadgevers recht over dorpelingen die een misdaad pleegden. In meerdere gevallen werden de schuldigen doodgeslagen, onthoofd... en opgegeten. Na het doodsvonnis werd het lichaam niet meer aanzien als een mens, maar als

een dier, en verdween tenslotte in stukjes in de kookpot. Vandaar de pikante kruiden die ze gebruiken om het vlees wat meer smaak te geven? Julie gelooft niks van het kannibalisme. Fabeltjes zegt ze. Me toch maar voorbeeldig gedragen, denk ik voor alle zekerheid.

De becak-chauffeur staat aan de uitgang op ons te wachten en brengt ons sneller dan verwacht naar het hotel. Na het middagmaal met zicht op het Tobameer gaan we geld cashen. Julie haalt het maximumbedrag af: 1250000 Indonesische roepia (=€74). Op slag is ze miljonair.

We keren terug naar het hotel om ons te verfrissen. Zachtjes voetje per voetje van het slibberige trapje en dan ineens het diepe water in van het Tobameer. Zálig! Eventjes bekomen op het vlot en opnieuw het water in. Al het zweet én moeite én druk van de laatste weken worden weggespoeld.

Even douchen en dan op stap met de miljonair. Wat doen deze? Rijkelijk eten natuurlijk. Even verderop is er een gezellige bar/restaurant met veel jong volk. We bestellen 1kg kreeft en laten het ons goed smaken. Ondertussen speelt er een bandje, helaas op de voorgrond. We verstaan bijna niks meer van elkaar. Ook de zanger is nauwelijks te verstaan. We trachten te raden welke songs gespeeld worden. ”Kontrie roods” van John Denver hebben geraden. Ook ”Imèsin” van John Lennon herkennen we. De muzikanten hebben het meest bijval van het publiek wanneer in de plaatselijke Batak-taal gezongen wordt.


19 januari 2025: Simanindo - Prapat - Balige.

Na de gevulde pannenkoeken als ontbijt checken we uit. We trachten vandaag een auto te regelen. We willen naar Simanindo én afgezet worden aan de boot naar Prapat. De prijs die we voorgesteld krijgen in het hotel lijkt ons te hoog. We onderhandelen -eigenlijk Julie, want zij spreekt de Indonesische taal perfect- over de prijs in een winkeltje aan de overkant van de straat en krijgen dezelfde rit voor 100000 Indonesische rupia minder (€6).

We rijden naar Museum Huta Bolon in Simanindo, een openluchtmuseum over de Batak volkeren. Bij aankomst worden we verwelkomd door de eigenares. Blijkt dat ze al in Leuven geweest is en goede vrienden is met de eigenaars van Joker, het gekende reisbureau voor verre groepsreizen in België. In het gerestaureerde Batak huis, ooit het huis van koning Simalungun en zijn 14 vrouwen, zien we traditionele voorwerpen. Onder andere enkele waarmee de medicijnman zijn rituelen uitvoerde. Opnieuw koningsgraven, een prachtige totem en mooi versierde Toba-Batak huizen. We lopen nog even de tuin in tot aan het water en dan de auto in naar Tomok.

Na het registreren van onze naam wordt onze bagage aan boord gebracht. We hebben nog wat tijd en installeren ons in de schaduw aan een tafeltje van een restaurant en bekijken de bedrijvigheid. Het is een komen en gaan van mensen. Honden stappen de restaurants binnen en buiten. Het zijn precies vaste klanten. Enkele puppy’s liggen aan onze tafel bij de teef te zuigen. Overzetboten komen en gaan. Via een loopplank stapt iedereen de boot op of af. Wanneer een brommer op de boot moet, wordt de loopplank

gedraaid en met een routineuze handeling van 3 personen, staat de brommer in een mum van tijd op het dek. Ondertussen bijt een puppy aan een lint van mijn rugzak.

Ondanks het bewolkte weer straalt de zon hard. Opnieuw zoek ik de schaduw op. Julie blijft knal in de zon zitten. Na 3 kwartier meren we aan in Prapat. We zoeken een restaurant op. Er is nergens iets deftigs te vinden, dus op goed geluk -dat zullen we wel zien de volgende dagen- stappen we een restaurant waar enkel locals zitten, binnen. De afwasser van het restaurant staat op het voetpad de schotels te wassen in een plastic teil. De dienster brengt ons eerst een kommetje water. Daarna wordt het eten aan tafel gebracht. Een bestek of zelfs enkel een lepel is niet te krijgen. Julie legt me uit hoe je het gemakkelijkst met je handen eet, maar rijst gemengd met saus of bladgroenten krijg ik niet makkelijk tot een bolletje gekneed. Maar ik trek mijn plan. Alles wordt netjes opgegeten, de handen in het kommetje gespoeld. We kunnen verder.

We laten een minibusje stoppen die ons naar het busstation brengt. Voor de twee oudere dames op hun zondag best gekleed, maakt de chauffeur graag een kleine omweg. De bus naar Balige is een comfortabel busje voor 10 man. De chauffeur van dienst moet veel Mario Kart gespeeld hebben, want met grote snelheid ontwijkt hij alle obstakels die hij tegenkomt. Ik zie het Max Verstappen nog niet doen mocht hij tegenliggers hebben. Julie kijkt verschrikt voor zich uit, sluit de ogen en hoopt dat we heelhuids aankomen. Na een uur rijden (veel sneller dan verwacht) rijden we Balige binnen. Het begint ineens hard te regenen. Bij het uitstappen van enkele personen, vraagt Julie aan de chauffeur of hij ons kan afzetten bij ons hotel. Hij weet het niet zijn. Een andere chauffeur en een becak worden erbij gehaald. Nog steeds niemand die de weg kent. Bij het afleveren van een pakket neemt ineens een andere chauffeur het stuur over. Hij weet de weg. Droog en net voor de ingang van ons hotel worden we afgezet.

Onze miljonair is bijna bankroet. Hoog tijd om bij te tanken. Met een becak rijden we naar een ATM-automaat en keren te voet terug. Aan het centrale plein zijn er traditionele Batak-dansen aan de gang. Wat de dansers uitbeelden weten we niet. De rituele gebeden hebben er wel voor gezorgd dat het gestopt is met regenen.

We eten aan de waterkant. Wel heel letterlijk. Het houten terras van het restaurant ligt in het water. Telkens er een golf is, spat het water door de gleuven op onze benen. Voor alle zekerheid wordt ons een hoger gelegen tafeltje aangeboden. Opnieuw is het een gezellige avond. We slenteren langzaam terug naar het hotel. Mijn dagboek moet bijgewerkt worden, want morgen begint het echte werk.


20 januari 2025: Balige - Batam.

Tijdens het ontbijt wordt er over het (vakbonds)werk gepraat. De vakantie is voorbij. Julie stuurt me een overeenkomst door over de Europese ondernemingsraad van Stora Enso. Ik krijg de raad om dit thuis te bespreken, want volgens haar zijn betere afspraken mogelijk.

Na het ontbijt worden de valiezen gepakt. Ik steek het zwaarste materiaal in mijn handbagage zodat we voor de grote bagage geen extra kilo’s op de luchthaven moeten bijkopen. Om 10u30 haalt de taxi ons op. Een half uur later staan we op de luchthaven. Onze bagage samen zit net op 30 kg, de maximum limiet. Opzet geslaagd!

Om 14 uur landen we in Batam. Het eerste wat ik zie als we de luchthaven buitenkomen is een grote moskee recht tegenover de uitgang. Dat zal hier dorst lijden worden. Een taxichauffeur brengt ons naar het Planet Holiday Hotel, gelegen in het centrum van de stad. Zoals bij de ’groten’ wordt onze autodeur geopend en stappen we binnen in de monumentale lobby van het hotel. We krijgen elk een kamer toegewezen op de 12de verdieping. Het is etenstijd, daarom gaan we direct terug naar beneden. In de lobby herkent Julie meteen al enkele mensen van het project en het straalt ervan af dat de vriendschap die ze ondertussen opgebouwd hebben wederzijds is. Een etentje met twee zit er niet in, verzekert ze mij. Hier ga je nooit alleen de straat op. Hier gaat iedereen met je mee. Nelson, de coördinator van het project, neemt de leiding op zich. In het restaurant krijgt iedereen een bord voor zich, ingepakt in plasticfolie. Er worden allerlei gerechten op tafel gezet, eveneens met plasticfolie verzegeld. We mogen nemen wat we willen, hetgeen opengemaakt wordt moet betaald worden. Aan tafel is het in de Indonesische taal te doen, gelukkig zit mijn private tolk naast mij.

Terug in het hotel krijg ik te horen dat mijn eerste vergadering niet doorgaat. Ik krijg een uurtje respijt en kan ondertussen mijn werkmails beantwoorden.

Ik krijg een bericht van Julie, ze zegt dat Rahmat -de gids die vorig jaar een rondleiding gekregen heeft in de fabriek van Langerbrugge- op mij staat te wachten. Het weerzien is hartelijk. Ook Frederik, coördinator internationale syndicale samenwerking van ABVV, tekent present.

Samen met Nelson en de Sumanto gaan we allen op restaurant. Rahmat heeft voor vanavond een groot Chinees restaurant uitgekozen. Het contrast met de vorige dagen kan niet groter zijn. We zitten op het dakterras en iedereen geniet van de gezellige avond. Bij het naar buiten gaan zien we allerlei aquariums naast en boven elkaar. Daarboven hangen foto’s van de te verkrijgen gerechten. Handig toch voor de kok en voor ons: alles levensvers!

In het hotel zoekt iedereen direct zijn kamer op. Morgen worden we om 8 uur aan de vergadertafel verwacht om.


21 januari 2025: Batam (dag 1).

Stipt om 8 uur is iedereen in de vergaderzaal. We worden nog eens officieel verwelkomd. Iedereen stelt zich voor en zegt kort waar hij werkt en wat zijn functie is. De ene is president, de andere stelt zich voor als penningmeester of adviseur. Er is een vice-president, een jurist, een advocaat en iemand die mensen onderwijst over gender. En ik? Ik ben gewoon Stephan (zonder titel). Ze zijn werknemer in verschillende bedrijven in de pulp- en papiersector en zijn afkomstig van verschillende eilanden. Ze hebben zich aangesloten bij een vakbond (FSP2KI) en met de financiële steun van de Algemene Centrale (ABVV) trachten ze hun werking te verbeteren en leden aan te werven om zo meer kracht te hebben bij het sociale overleg met het management. Het is een project van 5 jaar. Om steun te krijgen moeten er wel resultaten

geboekt worden en daarom zijn we hier om dit te monitoren. Frederik heeft een hele lijst vragen en na een discussie wordt er telkens bekeken of er voor dat punt progressie is of niet.

Tijdens de coronacrisis heeft de regering de omnibus wet ingevoerd. Deze vervangt 79 bestaande wetten door 3 nieuwe wetten. Protesteren mocht toch niet vanwege de pandemie. De wet houdt enkel rekening met de belangen van de investeerders en doet afbreuk aan vakbondsrechten, mensenrechten en milieu. De wet ondermijnt bestaande arbeidsrechten zoals het verlagen van lonen en verlengen van werktijden. Ook is er minder sociale bescherming en minder werkzekerheid.

Doordat de regering eenzijdig de nieuwe wet heeft ingevoerd is er heel wat tegenstand geweest. De Indonesiërs waren gemotiveerd om te strijden tegen de wet en sloten zich bij een vakbond aan, ondanks de schrik om hun werk te verliezen. Daarom is 1 van de doelstellingen voor komend jaar om in elk district iemand op te leiden om te kunnen pleiten voor de arbeidsrechtbank. "Vakbondsmensen moeten vakbondstaal spreken, niet smeken" (Quote: Nelson).

De 7 kilo promomateriaal van de Algemene Centrale wordt gretig in ontvangst genomen. Iedereen goed gemutst (ge-pet klinkt niet goed hé). De enige domper van de dag is de Belgische politiek. Nu rechtse partijen een regering trachten te vormen en de vakbonden op allerlei manieren aan banden probeert te leggen, is ABVV niet zeker of ze dit project in de toekomst financieel kunnen blijven steunen.

Het schaamtemoment van de dag is dan weer de vogeltjesdans. Na enkele uren vergaderen (stilzitten) moet er bewogen worden. De vogeltjesdans wordt op groot scherm geprojecteerd en iedereen doet -ja, ik ook... met enige schaamte op de wangen- de bewegingen van die rare vogel na. (En nu maar hopen dat die opnames niet tot in België komen). Eigenlijk komt het gelegen, want de airco staat hier precies op vriezen.

Iets na 15u30 wordt de meeting afgesloten. Voor de meeste vakbondsmensen is het tijd voor gebed.

Frederik heeft via de beoordelingen op één of andere site een leuke pub gevonden om te eten. Het is maar enkele straten van ons hotel verwijderd. Het is bijna Chinees Nieuwjaar en heel wat winkels en restaurants kleuren rood met Chinese lampions. We worden vriendelijk aangesproken door enkele dames die gezellig buiten zitten te keuvelen. De straatverlichting blijft rood, ook al zijn er geen lampions meer te zien. Wel heel wat dames die ons overvriendelijk begroeten. Gelegen op de hoek van de straat gaan we de pub binnen. Aan de toog hangt een groot beeld van enkele blote borsten. De vleeswaren zijn hier misschien overheerlijk, maar we hebben eerder zin in pasta. We nemen een taxi en een kwartier later stappen we een echte Chinees-Indonesische Italiaan binnen. Smullen maar!


22 januari 2025: Batam (dag 2).

Opnieuw om 8u stipt zit iedereen aan de vergadertafel. Rahmat wil weten hoe wij als vakbondsafgevaardigden communiceren met het management. Ik doe de uitleg dat we maandelijks 3 vergaderingen hebben, wanneer we vragen hebben dat we langsgaan op HR of een mail sturen. Indien nodig bellen we rechtstreeks naar de HR-manager. Wanneer we geen antwoord op een vraag krijgen, zetten we het punt op de agenda zodat het uiteindelijk moet besproken worden tijdens onderhandelingen. Dat je niet altijd direct een antwoord moet geven, dat je daarmee kan wachten totdat je beter voorbereid bent. Op voorhand notities maken van wat je te zeggen hebt is handig wanneer het gesprek ineens de andere kant uitgaat. Wanneer me een vraag gesteld wordt, ga ik compleet de mist in. Hetgeen ik wil antwoorden krijg ik in het Engels niet over de lippen. De Engelse woorden voor zakelijke termen komen bij mij niet op. Ik brabbel maar wat. Hopelijk wist de vertaler wat ik wou vertellen.

Het is een succes wat deze federatie op korte termijn bereikt heeft. Ze hebben op korte tijd heel wat CAO´s en veiligheidsafspraken kunnen afsluiten die beter zijn dan de wetgeving. Een groot probleem zijn de afstanden tussen de verschillende bedrijven. Als er een nationale actie gevoerd wordt, moet men dikwijls uren met de motor ernaartoe, of zelfs een vliegtuig nemen.

Vandaag is het Didi zijn verjaardag. Hij is verrast wanneer iedereen ´Happy Birthday to you´ inzet, de Belgen doen er nog een ´Lang zal hij leven´ bovenop.

In de namiddag gaan Julie en ik samenzitten om de PowerPoint over sociale media af te werken.

Om vandaag toch iets toeristisch te doen, nemen we een taxi naar de Vihari Budhi Bhakti tempel. In dit Boedistische-Taoistische tempelcomplex staat een traditionele Zuid-Chinese tempel. Volgende week is het Chinees Nieuwjaar en men is druk in de weer om dit complex er perfect te doen uitzien. Versieringen worden opgehangen. Een man zit op het binnenplein met gele verf de rode lampions van Chinese tekens te voorzien. Ondertussen worden in de gebedsruimte de goden vereerd. We lopen door de tuin naar een Boeddhistische tempel even verderop. Via een trap komen we aan een grote gebedshal, waar 3 grote Boeddha's staan. Arbeiders -blootsvoets- zijn bezig met een stelling te plaatsen zodat ook deze tempel er piekfijn zal uitzien tegen het nieuwe jaar. Achter het tempelcomplex zitten enkele mannen Chinees schaak (xiangqi) te spelen. Ze kijken niet op wanneer wij hen gadeslaan. Uiterst geconcentreerd worden hun schaakstukken verzet.

We wandelen terug. Aan een chic koffiehuis houden we halt. We nestelen ons op het terras en bestellen elk een speciale koffie. Opnieuw gaan de gesprekken alle kanten uit. Maar de babbel die we hebben over tarotkaarten blijft mij intrigeren.

Met Frederik erbij wandelen we naar de haven. Eten op het dakterras van het Marriott Hotel sla ik niet af. Langs ongezellige straten komen we in de havenbuurt. We nemen de lift naar de 12de verdieping en vergapen ons aan het uitzicht. Over het water zien we de lichtjes van Singapore.

We nemen plaats in de zetels naast de waterpartij. Naast ons wordt een ronde tafel heel mooi aangekleed met glinsterende kandelaars, glanzende glazen en volle fles wijn. Rozenblaadjes worden gelijkmatig in het water verspreid en extra verlichting wordt opgesteld door de professionele fotografen, die alles in gereedheid brengen om een Valentijns-shoot te maken. Terwijl wij van onze veel te dure cocktail nippen zien we het Valentijn koppel 3 maal hun entree maken. Beiden in het zwart. Zij met hoge hakken en kort kleedje. Hij, met brillantine in het haar, zodat zijn krul perfect op zijn voorhoofd plakt.

De sfeer tussen ons drieën zit opnieuw goed. Het eten voortreffelijk. Wanneer wij het dakterras verlaten, is het Valentijn koppel net begonnen met eten. Het eten zal waarschijnlijk afgekoeld zijn, zodat de damp de foto’s niet kan verknoeien. Professionals zijn het. Wel raar dat de fles rode wijn ongeopend op tafel staat, terwijl hun glazen al gevuld zijn...

Op de terugweg lopen we een klein straatje door. Onder neonlicht liggen matjes uitgerold op het trottoir, terwijl masseurs met bloot bovenlijf hun klanten bedienen.

In het hotel willen we de collega's van FSP2KI verrassen. Op de 4de verdieping worden we haltgehouden. We kunnen niet zomaar een kijkje nemen of onze kameraden karaoke aan het zingen zijn. Enige tijd later mogen we een gang door en worden we door een jonge dame naar een lege kamer gebracht. Deze ruimtes kunnen gehuurd worden voor allerlei doeleinden. Onze kameraden zijn hier niet. Geen idee wat deze jonge dame in gedachten heeft over onze intenties.


23 januari 2025: Batam (dag 3).

De maag en darmen beginnen te pruttelen. Hoog tijd om over te schakelen op westerse voeding.

Terwijl de anderen in de vergaderzaal verder aan de planning werken, nemen Julie en ik de taxi naar Panbil Nature Reserve, een regenwoud pal in het centrum van de stad. We hebben geen verwachtingen over deze uitstap. Wat gezonde lucht zal ons deugd doen. We zijn er ruim voor openingstijd en bekijken de vogels die in veel te kleine kooien zitten. We horen plots iemand ’hallo’ roepen. We kijken elkaar aan. Jawel, de Niasbeo (Gracula robusta), een spreeuwachtige roept ons enkele keren ’hallo’ toe. Deze bedreigde zangvogel heeft een beter ontwikkeld stemvolume en imitatievermogen (leert Wikipedia me) dan zijn soortgenoten.

Bij de aanschaf van ons ticket kiezen we de gemakkelijkste tocht die we op ons eentje kunnen afwerken, zodat we tegen ’s middags zeker in het hotel terug zijn. Vertrekken mogen we niet, daarvoor is het nog wat te vroeg. Tien minuten later stopt er een jeep met gids. Ik klim in de laadbak, Julie op de achterbank. We worden ongeveer een kilometer verder afgezet. We beginnen te wandelen. De gids loopt de ganse tijd bij ons. We snappen het niet goed. Hij neemt ons mee langs een smal wandelpad doorheen het regenwoud. We moeten op een blad kauwen wat eerder smaakt naar groene druiven. Hij toont een plant waarbij de blaren van de plant precies weerhaakjes heeft en dikke lianen waar 100 tarzans kunnen aanhangen. Hij laat me in een boompje klimmen omdat ik (indien nodig) de aanval van een wild zwijn anders niet zou overleven. De vochtige hitte doet me baden in het zweet, of zou mijn conditie toch niet helemaal meer in orde zijn. Na een uurtje wandelen door het regenwoud, komen we opnieuw aan het hertenpark aan. Terwijl we op ons vervoer terug wachten, hebben we even tijd om de herten met wortels te voederen.

We zijn mooi op tijd terug en na een douche sluiten we bij de anderen aan voor middagmaal. Vanmiddag staat sociale media op het programma. Julie doet uitleg hoe de Algemene Centrale de sociale media gebruikt om hun leden te informeren. FSP2KI is onder de indruk van de professionaliteit van de vakbondsbeweging. Al snel komt de opmerking dat zij de mogelijkheden niet hebben om iemand daar voltijds voor in te schakelen.

Daarna is het mijn beurt over hoe ik op bedrijfsvlak onze leden en andere collega's via sociale media doelgericht inlicht met info die enkel voor de medewerkers van Stora Enso van toepassing is. Ik leg hun uit dat korte verslagen al direct na een vergadering op de blog gepost worden, acties kunnen gepubliceerd worden, indexering, ploegroosters, krantenknipsels... alles op 1 overzichtelijke pagina. Achteraf krijg ik heel wat vragen: kunnen foto’s van het bedrijf gepubliceerd worden? Worden er zaken gepost die nadelig kunnen zijn voor het bedrijf? Voor mij is het een kanaal om info te verspreiden. De gepubliceerde taal kan harder worden naarmate we in conflict of naar een actie toe gaan, want we weten dat het managementteam meeleest.

Op het eind van de dag krijgen de Belgen van FSP2KI een batikhemd cadeau. Daar bovenop krijg ik van Didi een polo van zijn vakbond in mijn handen gestopt. Daar zal ik hem zaterdag mee verrassen.

Met Rahmat, Nelson en Sumanto rijden we naar de haven, ze willen laten zien waar we allen op zaterdag ons afscheid zullen vieren.

Met Frederik en Julie stappen we naar een winkelcentrum niet zo ver uit de buurt. Julie koopt Indonesische kruiden voor thuis. Ik breng koffie mee van Kopi Luwak. (Wie wil weten wat dat is, moet dit zelf maar opzoeken).

Het is donker wanneer we teruggaan naar het hotel. Op het voetpad zijn enkele betonnen riooldeksels volledig weg zodat men 1,5 meter diep kan vallen. In sommige gaten zijn grote takken geplaatst voor de veiligheid. Geen wonder dat Indonesiërs voor alles en nog wat de auto of brommer gebruiken. Ondanks de drukte zou dit veiliger kunnen zijn dan stappen.


24 januari 2025: Batam (dag 4).

Na het ontbijt wordt de PowerPoint over veiligheid doorgenomen en verfraaid. We hebben voor de middag net tijd genoeg over om de taxi te nemen naar de grootste Boeddhistische tempel van Zuidoost- Azïe: De Maha Vihara Duta Maitreya. Het is een eerbetoon aan Maitreya, die voorspeld wordt als de volgende Boeddha. Hij wordt door de Chinese gemeenschap geportretteerd als een volslanke lachende Boeddha in een modern jasje. We zien hem zelfs met een micro in de hand. Buiten het gebouw staan een reeks lachende baby Maitreyas, telkens afgebeeld met een ander dier uit de Chinese dierenriem. Hij lijkt precies een guitige baby. Het gebouw bestaat uit 3 grote huizen. In het middelste gebedshuis kunnen 3 grote Boeddha’s aanbeden worden: Amitabha Boeddha, Sayamuni Boeddha en Bhaisajyaguru Boeddha. Het is hier rustig. We lopen de gebouwen door langsheen het vegetarisch restaurant en slenteren terug naar de taxi die ons -ongevraagd met lopende meter- staat op te wachten.

Ons timemanagement zit goed. We komen aan in het hotel wanneer de anderen hun middagmaal beginnen.

In de namiddag wordt het budget opgesteld voor 2025. De kostprijs voor opleidingen, overnachtingen bij samenkomsten, werkingskosten en dergelijke worden 1 voor 1 besproken en bijgesteld. Ik kan er van uit maken dat er komend jaar geen bezoek van militanten (zoals ik) voorzien is. Tijdens de budgettering maak ik de tijd om de PowerPoint veiligheid die ik morgen moet geven, nog eens door te nemen.

Iets na 19u krijg ik een melding om me snel naar de lobby te begeven. De Indonesiërs staan ons vol ongeduld op te wachten, want vanavond nemen ze ons mee naar een karaokebar ergens in de stad. Een taxi brengt ons naar The Monic Family Karaoke. We gaan een gang door en stappen een geluidsgeïsoleerde kamer binnen met grote televisie en goede geluidsinstallatie. Het is een geruststelling dat de kamer enkel voor onze groep gereserveerd is. Rahmat neemt de microfoon en begint als eerste een zeemzoet lied te zingen. Bij het tweede nummer ('Hello' van Lionel Richie) wordt de micro al direct in mijn handen gestoken. Het zingen gaat verassend goed -daar gaat mijn imago van rocker- en de Indonesiërs zijn licht onder de indruk. Het repertoire van de avond zijn voor 2/3 Indonesische liefdesliedjes aangevuld met nummers die ik kies uit de veel te kleine Engelstalige playlist (Oasis, Radiohead).

Ook de tolk heeft er zin in. De ene keer zacht en mooi, de andere keer volledig uit toon. Maar de trofee van 'zo vals mogelijk zingen’’ neemt Dodi mee naar huis. Na een nummer van Steppenwolf en Metallica begeeft mijn stem het. Benieuwd wat dat morgen zal geven. Ik heb me verrassend goed geamuseerd. Maar sorry lieve lezers... een filmpje zal je van mij niet te zien krijgen.


25 januari 2025: Batam (dag 5).

Vooraleer ik het woord neem, start ik de videoclip ´Rich men earning North of a million’ van Billy Bragg. Het is mijn bedoeling om iedereen te tonen wat een vakbond doet en dat samen strijden voor hetzelfde doel zijn vruchten afwerpt. Iedereen is onder de indruk van het lied en bijhorende beelden. De sfeer zit meteen goed.

Aan de hand van een PowerPoint toon ik wat allemaal besproken wordt tijdens de veiligheidsvergadering (CPBW) bij mij op het werk. In Indonesië wordt geen enkele vakbond uitgenodigd aan de onderhandelingstafel om met het managementteam samen te werken om een veiligheidsplan op te stellen. Investeren in veiligheid zien de werkgevers als een nutteloze kost.

Ik leg uit dat iets veranderen soms tijd nodig heeft en geef enkele voorbeelden van wat we hebben kunnen veranderen en bijsturen na maanden van overleg. Het voortdurende checken of afspraken nagekomen zijn vinden ze iets om te onthouden. Een eigen brandweerkorps hebben waarbij de vrijwilligers een maandelijkse opleiding volgen, afdelingsbezoeken waarbij de omgeving op orde en netheid gecontroleerd wordt en elektrische toestellen en werkmateriaal bekeken worden op hun functionaliteit, daar kunnen ze enkel van dromen. Ik leg uit dat enkel samenwerken met de werkgevers, en met de hulp van de Belgische wetgeving met hun bepalingen én regels én wetten tot zulke resultaten geleid hebben.

Een bedrijf heeft vorig jaar geen enkel arbeidsongeval gehad. Doordat er een bonussysteem van de overheid bestaat -die aan de werknemers een extra premie betalen wanneer het bedrijf geen arbeidsongevallen heeft- worden arbeidsongevallen niet geregistreerd of onder de mat geveegd. Hebben ook wij daar vroeger niet lang mee geworsteld? Het idee om veiligheidsobservaties in te voeren om de mentaliteit bij de mensen te veranderen en dat aan een bonussysteem te koppelen vinden ze een win-win situatie op lange termijn.

Constant is er interactie, vragen worden gesteld en voorbeelden van bij hen worden gegeven. Ze hebben een lange weg te gaan, maar met hun inzet, vastberadenheid en strijdlust om er iets beter van te maken, ben ik ervan overtuigd dat er een voortdurende progressie zal zijn voor hun arbeidsomstandigheden.

Wanneer op het eind van de vergadering gevraagd wordt of ze zaken zien die ze kunnen of willen toepassen, begint Rahmat zaken op te lijsten hoe interessant dit allemaal voor hen is. Het echte werk moet nu beginnen. Eerst moet alles even bezinken en moeten ze nadenken over wat ze het eerst kunnen aanpakken. Ook voor mij was dit een geslaagde dag. (Vakbonds)missie geslaagd.

Tijdens de middagpauze zaten we ons de vraag te stellen: we zitten op en eiland en we hebben in de ganse week geen strand gezien. Dat klopt toch niet. Ik google ’beach bar batam’ en krijg meteen een foto te zien met strand en palmbomen, en dat op amper 15 minuten hier vandaan. We hebben 2 uur de tijd en regelen direct een taxi naar het ’Next Level Koffie & Beachfront Bar’. Voor het eerst zien we grote luxueuze villa’s en hotels in aanbouw. Wordt dit het Knokke van Indonesië?

We nemen plaats aan een tafeltje op het strand. Sinds we in Batam zijn is het de eerste keer dat de zon zich lange tijd laat zien. Ik doe mijn schoenen en kousen uit en woel het zand met mijn voeten om. Zalig! En dat terwijl ik het normaal gezien haat om zand tussen mijn tenen te hebben. Links van ons, over het water, zien we opnieuw Singapore liggen. Aan de andere kant verrijzen boven de horizon de flatgebouwen van Maleisië. Het is genieten van rust en drank na een ganse dag vergaderen tussen 4 muren, totdat opeens net achter ons de muziek loeihard uit de boxen knalt.

Na anderhalf uur nemen we de taxi terug. Wanneer ik instap word ik verwelkomd met ’bintang* rock ’n’ roll’ (* =ster, ook naam van plaatselijk bier). Ik neem een korte douche, spoel het zand het afvoerputje in en sta net op tijd klaar om opnieuw in een taxi te stappen. Vanavond vieren we met zijn allen ons afscheid met een etentje op een terras aan de waterkant. De lange tafel wordt met allerlei schalen vis en schelpdieren gedekt. De gegrilde vis met mes en vork eten lijkt niet handig. Ik volg dan maar het voorbeeld van de anderen en eet verder met de handen. De saus loopt langs mijn vingers.

Ik heb nog een goede babbel met Rahmat. Als afscheid krijg ik zijn persoonlijk geluk armbandje. Op terugweg lachen we heel wat af. Eén voor één komen de vakbondsmensen met mij nog een praatje maken. Ongelofelijk hoe snel je wordt aanvaard en hoe zeer ze appreciëren wat ik voor hen gedaan heb. In deze week zijn vriendschappen gesmeed en verbonden gemaakt.


26 januari 2025: Jakarta.

Om 10u30 stappen we in de taxi die ons naar de luchthaven van Batam brengt. We checken in, geven onze bagage af en op ons gemakje slenteren we naar onze gate. We hebben nog 20 minuten tijd en besluiten om nog snel naar de koffiebar te gaan om de hoek. Plots merk ik dat het inschepen al bezig moet zijn. We reppen ons naar onze gate en zien dat alle zeteltjes leeg zijn. Een hostess komt op ons af en zegt dat ze onze namen al heeft omgeroepen. We sluiten aan bij de andere reizigers en stappen als laatsten het vliegtuig op.

Na een korte vlucht komen we in Jakarta aan. Julie heeft in haar studententijd 1 jaar in Surabaya (Java) gestudeerd en haar gastgezin beschouwt ze als haar eigen familie. Omdat we enkele uren de tijd hebben, heeft Julie afgesproken met haar twee Indonesische zussen. We ontmoeten elkaar in de grote inkomhal. Onze bagage wordt op de luchthaven in bewaring gegeven en met de 2 zussen en klein neefje rijden we naar een winkelcentrum in Jakarta. In Indonesië heeft geen enkele auto of taxi een smartphone houder. De smartphone wordt tijdens het rijden constant in de hand gehouden. Van op de achterbank hou ik de zussen in de gaten. Terwijl de ene zus aan het stuur zit, moet de andere zus de weg wijzen door middel van Google maps op de smartphone. De copiloot weet niet hoe dit juist werkt. Door te weinig op het scherm te tikken valt de smartphone regelmatig uit, onze plaatsaanwijzer volgt het scherm niet, zodat onze auto

niet op het scherm verschijnt en er telkens moet gezocht worden naar het blauwe driehoekje. Bovendien staat het kompas vast, zodat bij elke grote bocht onze auto precies een andere richting uit moet. Ik besluit me niet te moeien en geniet van de misverstanden en bijhorende miscommunicatie.

Het is 20 jaar geleden dat ik in Jakarta was en ik kan me niet herinneren dat er toen 1 wolkenkrabber stond. Nu rijst de ene na de andere wolkenkrabber voor ons op. De skyline ziet er totaal anders uit. Wanneer we meer en meer in het centrum rijden, zie ik vele krotten naast de nieuwe gebouwen. Enkele kinderen spelen op een versleten matras te midden van een kleine vuilnisbelt, terwijl het zonlicht weerspiegeld tegen de ramen van het moderne gebouw vlakbij. De stad is heel wat rijker geworden, maar niet voor iedereen. De kleine eetstalletjes staan nog altijd langs de kant van de weg, net zoals 20 jaar geleden.

De 25 kilometer worden in 1 uur afgelegd, met amper 1 rondje extra rond het winkelcomplex te moeten rijden. De auto wordt geparkeerd net voor de ingang van een gigantische winkel. We lopen een gang in. Op de eerste verdieping zijn grotendeels batikhemden te koop. Het ene stalletje na het andere verkoopt precies hetzelfde maar in andere kleuren. Deze kleurrijke hemden, hebben allemaal dezelfde snit maar met andere figuren gebatikt. Ze worden meestal gedragen om te feesten of om naar het werk te gaan. De batik maakt deze heel figuratief, en zijn dus niet echt draagbaar voor mij en mijn jongens. De 3 zussen zijn in hun nopjes. Ze houden enkele gebatikte broeken voor elkaar, keuren en mits een beetje afslag gaan de kledingstukken met hen mee naar huis. Het kraam met de plaatselijke kunstvoorwerpen is gesloten. Iets anders buiten stoffen en batikkleren is hier nauwelijks te koop en we zoeken (letterlijk) in deze doolhof van stalletjes de weg naar de auto op.

Ze nemen ons mee naar een restaurant buiten de stad. De chauffeur doet het voortreffelijk. Het is spitsuur in Jakarta, dit wil zeggen: nog meer file dan overdag. Met haar ruim 30 jaar ervaring met filerijden, slalomt ze op een rustige manier langsheen auto’s en bromfietsers. Ook de schoonbroer en nichtje komen later bij ons aan tafel aanschuiven. Het Javaanse eten wordt door iedereen gesmaakt, en van de satés in pindasaus mag ik nog eens genieten. We willen geen risico nemen en vertrekken ruim op tijd met een taxi terug naar de luchthaven. De grote bagage wordt opgehaald en zonder oponthoud vertrekken we naar Doha.


27 januari 2025: Doha - Zaventem - Merelbeke.

In de luchthaven van Doha worden de reizigers door een beambte op een nogal luide en dwingende manier aangemaand om de juiste rij te volgen voor de veiligheidscontrole. Ik krijg het van zulke acties op mijn heupen. Meermaals heb ik al ondervonden dat personen die een uniform dragen zich nogal bazig kunnen gedragen. Wat later krijgen de mensen in mijn rij de opdracht om allemaal een stap opzij te zetten

om zo de doorgang vrij te maken. Door mijn allergie aan dwingende bevelen, zet ik een (heel) klein stapje opzij. De man in stijf gestreken uniform komt naast mij staan, kijkt me aan en zegt: "Another small step, sir”. Ongeïnteresseerd schuif ik opnieuw wat opzij. "Another step, sir”, zegt hij opnieuw. Opnieuw schuif ik een beetje op, voor hem blijkbaar net genoeg om me verder met rust te laten. Voor de rest hebben we geen problemen. We gaan direct naar onze gate, en wachten braaf totdat we aan boord kunnen gaan, want hier wil ik niet langer blijven.

Vanuit de lucht is er in de wijde omtrek niets te zie, enkel de wolkenkrabbers van de stad Doha, de hoofdstad van Qatar, gebouwd midden in de woestijn.

Vol ongeduld wacht ik op het ontbijt, zodat ik direct daarna een poging kan doen om wat te slapen. Met weinig succes, trouwens.

Het is verbazingwekkend hoe goed we ons nog voelen na deze lange vlucht. We hebben nog wat kunnen babbelen, elk een film bekeken -hetgeen voor mij een prestatie is want meermaals maak ik het eind niet mee- en geklonken op onze uitstap met ons bekertje witte wijn.

In Zaventem gaat ieder zijn eigen weg. Julie stapt een taxi in, terwijl ik met privévervoer naar huis ga. De extra jas komt van pas na deze hartverwarmende vakbondsuitwisseling.

EINDE

zaterdag, juli 27, 2024

Reisverslag Roemenië (30 juni – 19 juli 2024)

Reisverslag Roemenië in PDF met foto's: Klik HIER.

 Dag 1:

Vroeg uit de veren opstaan is voor drie kwart van ons gezin een zware opgave. Maar vandaag werkt iedereen goed mee en iedereen is goedgeluimd. Iets na 2u30 komt onze taxi aangereden. Zijn lichten zijn het enige lichtpuntje op ons duister pleintje. De chauffeur helpt ons om de bagage op te halen. Hij stapt ons paadje op, maar heeft het kleine opstapje niet gezien. Als een zwarte gordel judo valt hij voorover op zijn schouder en veert snel weer recht. Niks aan de hand, zelfs geen schrammetje.

Na een rustige rit -misschien moest de chauffeur wat bekomen na zijn val- komen we goed op tijd in AirPort Charleroi aan. Bij binnenkomst bij gate 1 wordt Arno opzij geroepen. De rest volgt. Een kleine check op drugs op handen en bagage wordt afgenomen. De jeugd lijkt niet te vertrouwen moet de douanebeambte gedacht hebben, hoe vriendelijk en vrolijk ze ook aan het doen zijn. 

Na afleveren van bagage en na controle volgt ons ontbijt. Voor Arno is zijn vakantie al goed begonnen. Zijn gezicht glundert van achter zijn groot glas chocolademelk met slagroom en chocoladebroodjes.

Nog steeds gaat alles vlot. Sinds onze aankomst op de luchthaven moeten we Mauro er maar 2 maal op wijzen dat hij zijn rugzak mee moet nemen naar het vliegtuig. Dat belooft voor de rest van de reis.

Aan de gate denkt Mauro dat we verkeerd staan. “We gaan toch naar Roemenië”, zegt hij, “en daar staat București”. ‘k Zal best zijn rapport aardrijkskunde eens nakijken.

We stappen door een zachte regen het vliegtuig op. 35 minuten later dan voorzien stijgen we op. Silvy zit dan al lang in dromenland. 

Na een rustige vlucht landen we in een zonovergoten Boekarest. Eindelijk zon! Enig nadeel: we moeten met onze bagage -10 stuks rugzakken en valiezen, jawel- op zoek naar het autoverhuurbedrijf. Na enige frustratie (moeite, warmte en honger bij enkelen) vinden we het autoverhuurbedrijf. De man aan de balie had ons niet verwacht. Na wat zoekwerk vindt hij onze naam en bijhorende huurauto niet terug in zijn paperassen. Na wat rondbellen komen we te weten dat onze auto bij het andere kantoortje in het centrum staat, 6 kilometer verderop, midden in de stad. Uiteindelijk krijgt de man geregeld dat we een auto van hem meekrijgen. Niet de Opel Astra die we geboekt hebben, maar een Peugeot 308, met 10000km op de teller en met stof op de carrosserie.

Eerste stop: eten bij JFK. Eigenlijk niet te vreten, maar de burgers vullen wel. 

Na een kwartiertje rijden valt mijn copiloot in diepe slaap. Wat later valt ook de achterbank stil. Het is hier een hittegolf. Dit is goed te zien aan de dorre velden en struiken die in de fik staan. Met de hulp van een brandweerwagen midden in een veld proberen brandweermannen het vuur te blussen. Maar het vuur wordt verder aangewakkerd door een lichte bries. Het ziet er niet goed uit en ik rijd verder naar koelere oorden.

Na 2 en half uur rijden komen we aan in Zărnești. We nemen onze intrek in het enige verblijf met zwembad. We zijn de enige gasten hier. De eigenaar excuseert zich voor het zwembadwater dat te warm is door de hittegolf. Die watertemperatuur van 30°C is een verademing voor ons, na het geplons in ons zwembadje zonder warmtepomp. De jongens zoeken verkoeling in het zwembad en nadat ze de game room gevonden hebben, met pingpongtafel en computerspellen zijn ze helemaal in de wolken.

We roepen de hulp van de eigenaar in voor het aanmaken van de BBQ en nodigen hem daarna uit aan tafel om wat mee te eten. Wat later vraagt hij mij binnen om zijn wodka te proeven. Hij giet 2 glaasjes uit en in 1 keer slaan we die achterover. Ook onze plaatselijke likeur wordt op deze wijze door hem (en door mij) gedronken. Nog wat later haalt hij opnieuw zijn wodkafles. Na nog enkele shotjes kruip ik in bed en hoop dat ik straks de wekker zal horen.


Dag 2:

We hebben om 8 uur een wandeltrip in de Karpaten geboekt. De jongens geraken niet op dreef. Alles gaat tergend langzaam, soms valt er al eens een woord. Rugzakken worden ingeladen en net op tijd te laat staan we op de afgesproken plek. 

We worden de Karpaten ingereden waar de gids halthoudt aan een riviertje. Van hier start de trip te voet op zoek naar de bruine beer.

We zien enkele Roemeense herdershonden. Ze hebben een pinband rond de nek om eventuele aanvallen van wolven af te slaan. Ook hangt er een stok te bengelen voor hun poten. Dat is omdat ze zouden terugkeren naar hun baasje om de stok te laten verwijderen omdat deze telkens tot vervelens toe tegen hun voorpoten tikt. 

De gids toont ons duidelijke verse afdrukken van berenpoten en legt er zijn meetlat naast: 25cm groot is de voorpoot. Het doet ons beseffen dat de bruine beren enorm groot moeten zijn. We besluiten om de gids niet voorbij te lopen.

Een uurtje verder houden we halt op een plek waar we goed zicht hebben op open plekken in het bos. We turen voor 45 minuten de heuvels af, maar geen wolf of beer te zien. Enkel een buizerd en een wespendief vliegen in rondjes boven ons. Nog wat verder liggen we opnieuw in het hoge gras de omgeving af te turen. Maar ook nu geen dier te bespeuren. Waarschijnlijk zijn die opgeschrikt door de kreet die Mauro slaat na een insectenbeet en het gesnotter en genies van Silvy door hooikoorts. 

De gids geeft ons uitgebreid uitleg over het natuurbeheer in Roemenië. Het blijkt dat ze hier geen Joke als minister van Omgeving, Natuur en Landbouw hebben. Alles is hier goed geregeld, maar nu begint Europa zich te moeien. Hij beschrijft het leven en werk van de herders en toont ons hun slaapplaats: Een klein hokje hetgeen ze dicht kunnen maken ten bescherming tegen de wolven. In Roemenië leven 8000 bruine beren. Maar geen enkele laat zich zien.

Op de terugweg, bij het afdalen heeft Silvy het wat moeilijk. Noodgedwongen demonstreert ze haar nieuwe wandelstokken ter bescherming voor haar knieën. ‘t Is zonde haar zo te zien afzien bij het afdalen.

Veel rust hebben we niet. Drie uur later vertrekken we met dezelfde gids naar een plaats in het bos waar beren gevoederd worden. Dit doen ze om de bruine beren uit de dorpen weg te houden. We stoppen op een plaats niet zo ver weg van de plaats waar we vanmorgen waren. Er worden enkele zakken met koekjes rondgestrooid en even later komen er enkele beren tevoorschijn. Vanuit een schuilhuisje houden we de beren in de gaten. Op het trapje zit een andere gids de wacht te houden. Klaar om eventuele beren weg te jagen. Vanuit de dennenbossen komen ze 1 voor 1 tevoorschijn. Opeens zien we wel 8 beren tegelijk. En om eerlijk te zijn: aan hun omvang te zien mogen we blij zijn dat we vanmorgen er geen tegenkwamen. De leider van de berenfamilie houdt de omgeving in de gaten. Zijn gehavende kop doet vermoeden dat hij al verschillende vetes uitgevochten heeft. Geen enkele andere beer durft in zijn omgeving te komen. Sommige kruipen langs de steile helling het bos in, andere komen vanuit de varens tevoorschijn. Wat opvalt: ze kunnen vliegensvlug zijn. Voor alle zekerheid blijven we zitten en nemen foto’s vanachter glas.

Missie geslaagd.

Terug in het dorp stoppen we bij een klein restaurantje. Veel tijd hebben we niet. De Rode Duivels zijn aan het spelen tegen Frankrijk. We zijn net terug op de kamer om de 2de helft te volgen. 


Dag 3:

Vandaag blijven de jongens in ons vakantieverblijf. Ze hebben geen zin om met ons enkele dorpjes te bezoeken.

Om 10u vertrekken we naar Viscri, een dorp waar de mensen nog leven zoals 100 jaar geleden. Het is een lange tocht. Op deze wegen mag je dikwijls maar tegen 50km/u rijden, de maximale snelheid die paard en kar kan halen. Na 2 dagen heb ik door waarom men bij een spoorwegovergang steeds op de rem staat en stapvoets verder rijdt. Het zijn onbewaakte overgangen en men moet steeds kunnen kijken wanneer er een trein afkomt. Alleen jammer dat je soms midden op de sporen moet staan om te zien of de kust veilig is. Ik weet niet altijd hoe snel ik mag rijden. Wanneer ik me houd aan een zone 30 word ik steevast voorbijgestoken, bij een verkeersbord van 50 rijdt men meestal 70 en op de wegen waar 90 gereden mag worden moet ik soms in de remmen voor paard en kar die net na een bocht aan het rijden is.

We passeren een dorpje (Comana de Jos) waar op een reeks lantaarnpalen ooievaarsnesten te zien zijn. Statig kijken ze over het dorp uit. Wanneer even later een grote witte vlek in mijn gezichtsveld op de autoruit terecht komt, vragen we ons af wat we het best zouden doen. Silvy wil wachten tot het opgedroogd is. Ik wil dit zo snel mogelijk verwijderen, want hoe langer we wachten, hoe meer het verder drupt en mijn zicht belemmerd. Ik zet me aan de kant en wrijf het witte goedje af met een papieren zakdoekje. Silvy kijkt verbijsterd toe.

We parkeren ons en lopen het dorpje Viscri in. We weten niet wat te verwachten van dit door Duits Saksische immigranten gebouwde dorp. We lopen op een brede ongeplaveide weg met links en rechts precies aan elkaar gebouwde vierkantshoeves. Prins Charles heeft hier zelfs gewoond en geïnvesteerd in deze omgeving. We lopen op het gras tussen de koeienvlaaien. Silvy wandelt op haar sandalen, steeds uitkijkend om geen misstap te doen. 

Er is weinig beweging. De meeste poorten zijn dicht. We zien een kip rondlopen, voor de helft gepluimd. Oude tractoren die nog steeds dienst doen. Een paard met een ketting aan 1 poot loopt te grazen. Hier is de tijd blijven stilstaan. Een beetje zoals Bokrijk, maar dan in ‘t echt.

Restaurants zitten niet op onze komst te wachten. Tegen ‘s middags zijn ze allemaal dicht.  In het lokale winkeltje kopen we vers gemaakte limonade en zetten ons neer aan een buitentafel. Enkele paarden met karren volgeladen met toeristen komen aangereden: de plaatselijke toeristische attractie. Wanneer de gids de paardenmenner betaald, heft die zijn hoed op en gaat er een gelukzalige glimlach over zijn gezicht. Met open hemd zodat zijn bolle buik en borsten goed zichtbaar zijn, verdeelt hij het geld met de andere koetsiers.

Onze hongerige magen moeten gevuld worden. Het enige wat open is is een artisanale bakker. We kopen een versgebakken brood en moeten 53 lei (ong. €11) betalen. Ongelofelijk veel geld voor slechts 1 brood... van 7,6 kg. Maar onze honger krijgen we gestild en we hebben toch nog een 6 kg brood over. Over een goedkoop middagmaal gesproken.

We bezoeken er de weerkerk. Dit is een versterkte kerk die ook een verdedigende functie had. Ze diende als toevluchtsoord in tijden van oorlog. Bij het onthaal krijgen we een woordje uitleg: links is het museum, rechts de keramiektentoonstelling en je mag de toren bezoeken. Meer moeten we blijkbaar niet weten. Het museum heeft een groot Bokrijk gehalte. Allerlei werkinstrumenten van het harde boerenleven staan er uitgestald. Een goed woordje uitleg erbij moeten we zelf verzinnen. We stappen de kerk binnen en gaan op een smalle trap de toren op. Van bovenaf hebben we een ver zicht over de omgeving en als je daarboven jouw hoofd niet buigt, krijg je zelfs sterretjes te zien. De tegels tentoongesteld in het keramiekkamertje krijgen amper 5 minuten onze aandacht.

We wandelen het huis van de Prins van Wales binnen. In de kamers is nu een fototentoonstelling. Het enige wat authentiek is zijn de 2 kleine muffe kamertjes boven met authentieke meubelen. Totaal anders dan het Buckingham Palace waar hij opgroeide. We wandelen naar de auto en beseffen dat we bij het laatste geen toegang betaald hebben. Ons brood hebben we zo terugverdiend. 

We rijden verder naar Criț. Ook dit is een Duits Saksische dorpje. Hier mogen we met de auto doorrijden en houden halt aan de weerkerk. Er is niemand te zien. We passeren de grasmaaier in de doorgang en gaan de kerk binnen. Enkele traditionele kleren staan uitgestald, museum en kerk ineen. We nemen de trap tot in de klokkentoren en verschieten van een opgeschrikte duif.

Enkele kilometers verder ligt Meșendorf. Hier moeten we de sleutel van de weerkerk ophalen wat verder in de straat bij nummer 102. Wanneer we op de deur kloppen, beginnen 2 honden wild tekeer te gaan. De deur gaat niet open en de honden blijven hard bassen. We vertrekken, we gaan kijken hoe de jongens het er vandaag van af gebracht hebben.

Op onze terugweg zien we een burcht hoog op een heuveltop. We besluiten deze 14de eeuwse vesting te bezoeken. Van de originele burcht in Rupea, gebouwd op een basaltrots, is niet veel origineels meer over. Het bezoek valt ons wat tegen. De vesting is schone van ver, maar...

We gaan eten in Zărnești. Te voet wandelen we naar hetzelfde restaurant van gisteren. Het terras zit goed vol met Roemenen die naar de voetbal op televisie kijken. De Roemeense vlag die voor de televisie gedrapeerd ligt heeft geen heilzame werking. Vijf minuten voor tijd druipen de meesten af. Ze hebben hetzelfde gevoel als ik gisterenavond.

Op terugweg begint het te regenen. We trachten de regendruppels te ontwijken. We moeten enkel oppassen van de afwatering van de daken. Deze regenbuizen hangen 1 meter over het voetpad, zodat het afgevoerde water rechtstreeks op de straat beland. Wanneer je hiervoor niet oplet krijg je een straal regenwater in de nek.

Silvy is blij content dat ze voor het slapen gaan goedkope tickets bemachtigd heeft voor Brans Castle, onze uitstap voor morgen.


Dag 4:

Na een hevig onweer vannacht is de temperatuur gedaald met 10 graden. De weersvoorspelling ziet er vandaag niet goed uit. Er wordt de ganse dag regen voorspeld. We rijden naar Bran, om het kasteel van Dracula te bezoeken. Bij het wachten op de gids begint Silvy over haar tickets die ze voor een prikje gekocht heeft op een website. “Al onze tickets met gids kosten ongeveer evenveel als de inkom van 1 volwassene”, glundert ze. “Waarschijnlijk hebben ze te weinig inschrijvingen gehad en is daarom de prijs goed gezakt”. Wanneer ze me de boeking toont valt me direct op dat de prijs in euro gedrukt staat. Weg euforie. Dit wordt een kostelijke uitstap.

Bij het bestijgen van de trap denk ik dat alle toeristen van Roemenië hier aanwezig zijn. Het is een drukte en mondjesmaat worden we binnengeleid. 

Het sprookjesachtig kasteel werd in de veertiende eeuw gebouwd als verdediging tegen de Ottomanen. Het kasteel met zijn kleine kamertjes en vele trappen lijkt wel een doolhof. De gids vertelt dat dit kasteel in 1920 geschonken is van de bevolking van Bran aan de koningin Marie als dank voor haar inzet voor de bevolking tijdens de eerste Wereldoorlog.  In 1948 werd het gebouw genationaliseerd door de communistische regering. Na de val van het communisme schonk de Roemeense regering het kasteel terug aan de nakomelingen van het toenmalig vorstenhuis. Over het communistisch tijdperk heeft ze geen goed woord over. 

Het kasteel heeft niks met de Dracula uit het boek van Bram Stoker te maken. De schrijver is zelfs nooit in Roemenië geweest. Maar zijn beschrijving van het kasteel van Dracula in zijn boek doet denken aan dit kasteel. Voor de Roemenen is dit de toeristische trekpleister en ze willen dan ook deze mythe in ere houden.

Op het marktje aan de voet van het kasteel, kopen we wat kaas bij de lokale boeren. Dit doen we omdat we op de hoogte zijn van hun harde herdersleven.

Tegen de avond gaan we Braşov bezoeken. Zelfs op een regenachtige dag zien de gebouwen er prachtig uit. De bergen rondom de stad liggen in een dikke mist gehuld. In de stad staan de tafeltjes en terrasjes buiten, maar met de regen is het niet overal aan te raden om plaats te nemen vanwege de drup. We kuieren wat rond in de miezelregen en bedenken dat dit een aangename stad moet zijn bij zomerweer. Maar het is killig, het is koud. We bedenken dat we op een later tijdstip beter nog eens terugkomen.


Dag 5:

De jongens houden zich voor een keer aan onze afspraak. Om 8 uur staan ze op, want we willen op tijd zijn in het Libearty Bear Sanctuary, een opvangplaats voor mishandelde beren.

De enthousiaste gids vertelt welke gruwelijkheden en martelingen de beren die hier verblijven meegemaakt hebben, over de trauma’s die dit bij de beren teweegbrengt. In dit opvangcenter worden beren die jarenlang in een kleine kooi zaten of circuskunstjes moesten doen verzorgd en er wordt nu geprobeerd hun een rustig leven te gunnen zodat ze hun trauma’s kunnen overwinnen. In dit center worden 120 beren opgevangen. 

Ze vertelt dat de beren hier in alle rust kunnen genieten van hun verdere leven. Ze hebben een vijver waar ze in kunnen spelen en een groot grasterrein waar ze ongestoord kunnen genieten. Omdat ze met veel beren op een kleine oppervlakte moeten samenleven, worden de mannelijke beren gecastreerd, zodat ze minder lust hebben en zodat er daardoor minder concurrentie is tussen de mannetjes. Voor hun luilekkerleven moeten ze hier dus wel iets over hebben.

Op YouTube kan je de livestream bekijken 24/24: https://www.youtube.com/live/V3aTpIxIGDg?si=U-WVJ03_FbLW_itq

Op een andere hoek van het terrein worden de beren gevoederd. Bakken met fruit, vlees en brood worden klaargezet om daarna met een schop over de omheining gegooid te worden. De beren komen geleidelijk toestromen en ze werpen zich op het eten. Gelukkig vallen de meloenen niet op 1 van de beren. Alweer een trauma vermeden. Wanneer de beren genoeg te eten hebben, komen de kraaien en raven de overschotten opeten. Opgeruimd staat netjes.

Na dit bezoek trekken we naar Canionul Sapte Scāri, een grote kloof in de rotsen waar we kunnen wandelen door 7 ladders te beklimmen. Daarna kunnen we de terugtocht doen met een zip-line. Het is best indrukwekkend, hier lopen we in een mooi stukje natuur. Op zeker moment moeten we kiezen: ofwel de rode lijn volgen, die gaat terug naar de cabana waar we zonet gepasseerd zijn. Ofwel kiezen we de gele lijn, dit is een 2 1/2 uur durende wandeltocht tot aan de cabana. We besluiten de uitdaging aan te nemen. De wandeling gaat goed omhoog. Het is een beetje zoals wandelen in de Ardennen, maar dan alles groter: de bossen zijn groter, de kloven zijn dieper, zelfs de fauna is groter. Maar wat is het verschil indien een everzwijn je achternazit in de Ardennen of een beer hier? Rennen doen we dan toch. Maar met Arno en Mauro bij ons moeten we hiervoor geen schrik hebben. 

We wandelen over rotsen, in de nevel van het bos, tussen sparren, varens, langs kleine bronnetjes. Na 2 uur wandelen en klauteren komen we aan bij de cabana. We worden verwelkomd door een vosje, die met zijn oogjes smeekt naar een stukje vlees. 

Op een kaart zien we dat we 1000 meter hoogteverschil gemaakt hebben, maar belangrijker... dit is de verkeerde cabana (mijn fout). Van hieruit is er geen zip-line om af te dalen, wel een rood (familie vriendelijk) wandelpad van 2 1/2u tot aan de parking van onze auto. Teleurgesteld dalen we af. Maar ondanks deze teleurstelling blijft iedereen in de beste stemming.

Op terugweg met de auto beginnen tegenliggers naar ons te flikkeren met de lichten. Ik kijk of mijn verlichting aanstaat, maar zie dan op Waze dat er binnen enkele honderden meters een politiecontrole is. We zien de agent aan de kant van de weg staan, met zijn snelheidscamera hulpeloos naar beneden gericht. Niemand rijdt te snel. Wanneer we hem gepasseerd zijn begin ik ook met mijn lichten te knipperen naar de tegenliggers. Met een handgebaar geven ze een teken van dankbaarheid aan.

Wanneer we bijna op onze verblijfplaats zijn passeren we een paard met kar. Eén persoon van op de kar doet zich voor als agent en regelt het verkeer. We passeren en zien dat ze zich op het drinken gegooid hebben. Het is zoals een bierfiets bij ons, maar op Roemeense wijze.


 Dag 6:

Na onze zware wandeltocht van gisteren, krijgen onze jongens een halve dag vrijaf. Ze slapen uit, kijken TikTok en spelen spelletjes op gsm of iPad. Wij maken van de gelegenheid gebruik om de keuken op te ruimen, onze kleren te wassen en om de kamers -zeker die van de jongens- wat op te ruimen. 

Ik bekijk onze wandelkaart en zoek een wandeltocht in de Karpaten met een startpunt hier vlakbij. Voor vandaag heb ik een gemakkelijke wandeling uitgestippeld met startplaats aan Fãntâna lui Botorog. We moeten de verticale gele strepen volgen, eventueel een omweg maken via de blauwe bollen om zo terug te gaan via de gele strepen. Onze tocht voor vandaag begint pas om 13u30. Mauro bekijkt de kaart, spreidt zijn vingers van begin- naar eindpunt en zegt dat de afstand wel meevalt. Met enthousiasme beginnen we onze tocht. Maar dit verdwijnt snel naarmate we alsmaar moeten stijgen. En dit noemen ze een gemakkelijk weg? Een ‘easy walk’? Valt dit lelijk tegen. We moeten constant naar omhoog, de berg op, stappend over boomwortels en gesteente. De berkenbossen die we passeren staan gelukkig niet meer in bloei. Zij leveren nu geen gevaar op voor mijn allergie. Na anderhalf uur (en na een stijging van 700 meter) laten we het bos achter ons en komen in een uitgestrekte grasvlakte uit. Het uitzicht is overweldigend. Pas na anderhalf uur stappen zien we de kruising waar we moeten beslissen of we de gewone ‘gemakkelijke’ tocht verderzetten, of de iets moeilijkere omweg nemen.

Bij het bekijken van de wandelkaart en te beseffen welke afstand we zogezegd nog maar afgelegd hebben, slaan ineens de stoppen door bij Mauro. Hij is niet voor rede vatbaar, beseft niet dat op de kaart 5 cm stijgen niet hetzelfde is als 5 cm op dezelfde hoogtelijn wandelen. Degene die gisteren het meest enthousiast was, wil vandaag niet meer verder. Het moeilijkste stuk hebben we achter de rug. In plaats van nog 45 minuten verder te stappen, geeft hij er de brui aan. Voor hem is het genoeg geweest vandaag. Hij besluit in het hoge gras te liggen tot we op dezelfde plaats terugkomen. Ik maak er geen woorden aan vuil. Met een 15 jarige die zijn punt gemaakt heeft valt niet te discuteren. Met ons drieën stappen we verder. Mauro gaat mokkend wat verder onder een boom liggen.

Na 40 minuten bereiken we de cabana (ons einddoel van de tocht) en genieten van het uitzicht. Arno en Silvy vullen hun vitamine D aan van op een schommel. We maken foto’s in een ‘Jaba Dabba Do Flinstones-mobiel’ en terwijl ik drankjes bestel, krijg ik een foto van Silvy binnen. Haar allereerste selfie! Bravo!

Ondertussen heeft Mauro ons al proberen bellen. Na een uurtje rond te hangen op het uitkijkpunt, zetten we onze terugtocht in. We komen terug op het punt waar we Mauro achtergelaten hebben na 2 1/2 uur. Wanneer hij ons ziet, komt hij vrolijk op ons afgestapt, blij om ons terug te zien. We beginnen niet over zijn puberaal gedrag, maar luisteren naar zijn verhaal. Langzaam -vanwege pijnlijke knieën- dalen we de berg terug af.

We besluiten om met de auto een ommetje te maken naar het nabije Mãgura. De late middagzon geeft het schilderachtige herdersdorp in het glooiende landschap een mooie gloed. In het enige restaurant van het dorp nemen we plaats op het grote terras. De keuken is traditioneel, wat betekent: gerookt vlees, friet en weinig groenten. De kat die de ganse tijd naast onze tafel zit zal vanavond geen hongerlijden.


Dag 7:

Vandaag nemen we afscheid van Brett, de eigenaar van ons verblijf. Hij heeft het emotioneel altijd moeilijk om afscheid te nemen van zijn gasten. Hij staat daar, de grote loebas, met tranen in de ogen. We krijgen een dikke knuffel en worden nagezwaaid. 

Iedereen raadt ons aan om toch een bezoek te brengen aan PeleșCastle, het zomerpaleis van de koninklijke familie. Het ligt niet op onze weg, toch doen we met plezier de 2 uur durende omweg. Gelukkig hebben we Rock FM...’it rocks’, de plaatselijke Radio Willy op de autoradio (bedankt voor de tip, Jan).

Wanneer we bij het paleis aankomen zien we dat bijna de ganse voorgevel in de steigers staat. En bovendien is het bijna volledig afgeschermd met doeken. Het is net alsof Christo (hoewel hij al een tijdje overleden is) gepasseerd is. Veel zin hebben we niet om hier uren te slijten. De jongens krijgen vrije toegang. Wij kopen enkel een ticket voor het gelijkvloers.

De inkomhal is al indrukwekkend. De pompeuze marmeren zuilen houden dit gebouw wel recht. Wat verder komen we in de trappenhal (Hall of Honeur). Rondom rond volledig bekleed met bas-reliëfs in walnoot en met het fijnste houtsnijwerk tot in de details bewerkt, opgesmukt met marmeren figuurtjes, details in overvloed. Er is een wapenkamer, een kamer in Moorse stijl, een muziekkamer (iets groter dan de onze), een bibliotheek met geheime doorgang. In de eetkamer staat er een tafel die niet zou misstaan in het Kremlin. Er zijn replica’s te zien van Rubens en van Van Dyck. Luchters met glas uit Murano. Zo te zien hebben de communisten indertijd toch niet alles in beslag genomen.

We rijden naar onze tweede verblijfplaats. We rijden de hoofdweg af, passeren een dorpje. De weg gaat over in een onverharde weg. Dit wordt een desolate locatie. Hier kunnen we tot rust komen. Na een rit van 2 1/2 uur komen we aan op onze bestemming, een chalet met vijver ernaast, hottub en met zicht op de bergen. Enige nadeel: de muziek staat er loeihard. De eigenaar komt zich excuseren voor het trouwfeest dat er aan de gang is. Silvy’s blik spreekt boekdelen. Wat later brengt hij ons bier en frisdranken. Hij verzekert ons dat dit slechts nog 3 uur zal duren. 

Bij het leeg maken van onze koffers merken we dat de kasten overvol zitten. Het gerief (tafelkleedjes, poppen, handdoeken) dat in elke kast zit schuiven we onder de bedden om zo plaats te maken om onze kleren op te bergen. Hadden ze onze komst niet verwacht?

Wat later komt de eigenaar met aperitiefhapjes: een kom vol met komkommer en tomaat, een bord met brood en een grote vlees- en kaasschotel. Hij heeft precies iets goed te maken. Het eten komt als geroepen. Als hongerige wolven vallen we de vleesschotel aan. Zulk lekker vlees hebben we in Roemenië nog niet gegeten. Wanneer de eigenaar nog eens langskomt, ziet hij de (bijna) lege schotel staan. Met verbaasde blik vraagt hij of hij nog wat meer moet halen. 

Het trouwfeest is goed aan de gang. Sommige gasten komen op onze ontbijtplaats zitten, waar de gril is. We zien enkele zwangere vrouwen passeren. De volgende gasten zullen hier wellicht een babyborrel kunnen meemaken.

Daar is onze gastheer weer. Nu met ijsemmer, 2 flessen witte wijn en enkele biertjes. Hij zegt dat hij de hottub zal aansteken zodat we er straks van kunnen genieten. Maar de muziek blijft loeihard staan. We verplaatsen ons van het terras naar de slaapkamers om de muziek te weerstaan. Zelfs hier zijn we niet veilig: de bas gaat los door de houten planken. We beginnen zelfs hoofdpijn te krijgen van de bonken van de Roemeense muziek. Op het moment dat we overwegen om later een slechte recensie te schrijven over deze verblijfplaats, komt de eigenaar af met een grote schotel gegrild vlees. We beantwoorden zijn vraag of we lamsvlees lusten bevestigend en wat later draaft hij aan met een perfect gegaarde lamsbout. De harde muziek wordt even vergeten en opnieuw vallen we de vleesschotel aan. Arno is in zijn nopjes. Ik heb nooit geweten dat hij zo veel kan eten. (Misschien moeten we thuis toch iets minder HelloFresh boxen bestellen). Ondertussen is onze hottub aan het opwarmen. We hopen dat er straks geen gasten van het feest ons hierin komen vergezellen. De eigenaar verzekert ons dat de muziek binnen een kwartiertje uit gaat. Na een half uur is hij terug, nu met een schotel vol gebakjes. Hij excuseert zich nogmaals voor de muziek. Wat later wordt de volumeknop toch wat omlaag gezet. 

Arno staat te popelen om de hottub in te gaan, maar het water warmt minder snel op dan verwacht. Het is ondertussen 23 uur. En ineens gaat de muziek uit... eindelijk... we zien de gasten vertrekken... om dan vanop een andere locatie de muziek uit de boxen te doen knallen.

De eigenaar komt de hottub wat bijstoken. We vergezellen Arno in het water. Het water is net te doen om erin te gaan, maar telkens wanneer enthousiaste Arno beweegt komt er een koude stroming over ons heen. We laten ons drijven op de warmste waterlaag en als tegen middernacht de muziek volledig uit is, genieten we een kwartiertje van de totale rust.


Dag 8:

Opstaan en het geluid horen van een kabbelend beekje. Het is eens wat anders. Het zonnetje schijnt, de lucht is blauw, vogeltjes fluiten, kikkers ontwaken, paard en kar die passeren. Dit zijn de zaken die we voor ogen hadden bij onze Roemenië reis... 

Drie vierden van ons gezelschap geraakt moeilijk in gang. Na ons ontbijt besluiten we om de vooropgestelde planning niet te volgen. Dezelfde 3 vinden dit een goed idee. In plaats daarvan wordt de hottub verder opgestookt. Nu is het water te heet en duurt het even voordat we erin kunnen. We laten onze voeten even wennen aan deze temperatuur en langzaam glijden we het water in. Heerlijk en dat met zicht op de weidse omgeving en bergen. Na een half uur weken besluiten we om af te koelen in de vijver. Ook dit doet deugd. Terug in de hottub laten we Arno aperitief halen, het is bijna middag en er moet voorlopig niet met de auto gereden worden. Eens zalig ontspannen mag ook wel eens. Voor Silvy is dit het paradijs.

Voor ons middagmaal moeten we niet naar de winkel. De restjes van gisteren worden op tafel gezet, samen met de door mij vers geplukte komkommers en tomaten van uit de serre van de eigenaar.

In de late namiddag hebben we afgesproken met ex-collega Jan en zijn vrouw Cristina. Het moet zo’n 30 jaar geleden zijn dat we elkaar gezien hebben, op het werk, maar dikwijls op concerten. Op de afgesproken plek zien we aan de overkant van de straat al een arm omhoog gaan. Het is precies dat we elkaar onlangs zijn tegengekomen, het weerzien is hartelijk, de gesprekken verlopen vlot. Ondertussen wonen ze al 12 jaar samen in Roemenië, eerst in de buurt van Sibiu, nu de andere kant uit, zo’n 150km verderop. Jan, gepassioneerd door dit land, vertelt honderduit over de stad. Ze nemen ons mee naar de orthodoxe kathedraal. Een prachtig bouwwerk, met een koepel vergelijkbaar met de blauwe moskee in Istanbul, belegd met mozaïek en met goud versierd. Misvieringen duren hier gemiddeld een uur of drie. Stoelgeld moet niet betaald worden, misvieringen gebeuren altijd rechtstaand. En priester zijn is een beroep als een ander, het is geen roeping. Ze mogen zelfs trouwen en kinderen hebben.

Jan en Cristina nemen ons op sleeptouw doorheen de stad. Als een volleerde gids -en dat is hij ook- vertelt Jan honderduit over zijn geliefde stad. Over het verschil met 32 jaar geleden toen hij hier voor het eerst neerstreek, zijn eerste ontmoeting met Cristina. Deze studentenstad bruist: Nu is de proloog van de Ronde van Sibiu aan de gang, een technische wielerwedstrijd door de bochtige straatjes van Sibiu. Op een ander plein is er een ambachtelijk marktje. Iets verderop wordt er een beach volley toernooi gespeeld. En dat in een stad met zijn schilderachtige plaatsjes en zijn typische huisjes (Eyes of Sibiu). Cristina vertelt dat het brood dat we enkele dagen geleden gekocht hebben -dat van meer dan 7 kg- voor een goede prijs gekocht hebben. Even denken we dat ze een grapje maakt. Ze vertelt dat dit deeg van dit brood gemengd is met aardappelpuree en dat het heel arbeidsintensief is om dit te maken.

Ze heeft het over de koning, die na de val van Ceaușescu, tot 2 maal toe op de luchthaven stond, maar door het volk de toegang tot het land geweigerd werd. Bang dat ze waren om onder een nieuw schrikbewind of autoritaire koning te vallen. 

Na de val van het communisme werden staatsbedrijven aan het buitenland verkocht, daardoor zit veel kapitaal in buitenlandse handen. We krijgen verhalen te horen over de westerse hulpkonvooien die in de jaren 90 naar Roemenië kwamen om de arme bevolking te helpen. Massa’s melkpoeder werd gedoneerd. De Roemeense bevolking die meestal zelf bedruipend zijn met hun eigen koeien en andere dieren, konden niks met de melkpoeder doen en gaven die maar aan de kippen. Hulpkonvooien zijn goedbedoeld, beter is wel om op voorhand navraag te doen waar het volk nood aan heeft.

De Roemeense werkloosheid staat op 4%. Wie wil werken, vindt werk. Bedrijven in Sibiu leggen busjes in om mensen in een straal van 50 km in de dorpen op te halen. Er is een goede gezondheidszorg, de overheid geeft kindergeld en wie echt niet kan werken kan aankloppen bij een soort OCMW. Belastingen moeten (in vele gevallen) niet betaald worden (omdat velen zich uitsluitend bezighouden met telen van voedsel voor eigen gebruik). Echte armoede bestaat hier haast niet, zegt Jan... of het zou hun eigen keuze zijn.

Al deze verhalen geven ons een ander beeld van het land. Het was ons al opgevallen aan het type wagens die hier rondrijden en het (meestal) uitstekende wegennet.

Op het Piața Mare kijken we naar de prijsuitreiking van de wielerwedstrijd. De Belgen vallen net naast de podiumplaatsen (4de: Arjen Livyns; 5de: Jordy Bouts). Als afsluiter van deze rondleiding wordt er gezellig getafeld. Onze compagnie weet maar al te goed waar het goed tafelen is. Als afsluiter worden we opnieuw geleid naar de orthodoxe kathedraal, die sinds vorig jaar prachtig verlicht wordt. Zelfs de rondcirkelende meeuwen geven precies licht. Jan maakt graag dit ommetje, want zelf kan hij er nog altijd van genieten.

Wij hebben er enorm van genoten, en zijn dankbaar dat Jan en Cristina speciaal om ons te zien een weekendje Sibiu geboekt hebben.


Dag 9:

Aan onze verblijfplaats zijn wegenwerkers bezig de putten aan het vullen van de onverharde weg. Zoals ik ze bezig zie met op hun schop te leunen, kan dit een werk van lange adem worden om dit traject van 1 km te herstellen.

Even later wordt het zware geschut bovengehaald. Een graafmachine legt de weg volledig open. Dit zal een geasfalteerde weg worden, recht naar Transfăgărășan, de mooiste weg ter wereld. 

Vandaag bezoeken we het Complexul National Muzeal Astra, het openluchtmuseum waar 400 authentieke huisjes uit de verschillende regio’s staan, uit lang vervlogen tijden. Bij temperaturen boven de 30°C, weet ik al dat dit voor sommigen een zware opgave zal zijn. 

De huisjes staan opgesteld per ambacht. We passeren eerst de houtbewerkers. We zien hoe boomstammen gezaagd werden, welke soorten hout ze gebruikten. Hoe klein de kamertjes zijn waar ze moesten leven.

De kerk, volledig in hout opgetrokken, is binnenin prachtig beschilderd met Bijbelse taferelen.

Aan 1 van de huisjes staan precies 12 hoofden gespietst. We denken dat dit verwijst naar strigoi, witte Roemeense bloedzuigende geesten, waarop het verhaal van Dracula gebaseerd werd. De maskers worden gebruikt om de geest van een overledene te begeleiden via dans en vuur naar het hiernamaals zodat deze niet blijft rondzwerven tussen aarde en hiernamaals. Zij maken dan immers andere slachtoffers door hun bloed op te zuigen.

We lopen de huisjes van de wevers en pottenbakkers binnen, er staat een weefgetouw en kleivuren. Het aambeeld en andere benodigdheden zien we bij de smeden. Ik word precies terug gekatapulteerd naar mijn kindertijd, toen ik volop de strips van de Rode Ridder las. Zou Willy Vandersteen hier inspiratie opgedaan hebben voor zijn tekeningen van plattelandshuizen in onze riddertijd?

Aan de andere kant van het domein staan de omheinde woningen van herders en landbouwers. Fruitpersen, die draaien doordat een ezel constant rondjes moet lopen zodat de ronde steen alles plet. Hard labeur moet het geweest zijn, zowel voor mens en dier. Vroeger was het beter, wordt dikwijls gezegd. Ik betwijfel dat.

Onze volgende stop zijn de zoutmeren van Ocna Sibiului. Deze 5 zoutmeren zijn ontstaan door het instorten van de zoutgrotten. Nu is het een populaire attractie. We nemen eerst een kijkje op het domein. Mensen liggen te dobberen beneden op het water. Wat verder staat precies iemand in een duikpak. Wanneer we hem passeren zien we dat hij gewoon in zijn zwembroek staat, maar volledig ingesmeerd is met zwarte smurrie.

Arno en ik besluiten om het modderbad eerst te doen. Vanop de steiger gaan we het warme zwarte water in. We nemen modder uit een potje (hetgeen eigenlijk van een andere persoon is) en smeren ons volledig in, enkel ons hoofd laten we zwartvrij. We laten ons in de zon drogen, net als de andere gasten. Het zijn precies tientallen pinguïns op de steiger. Wanneer we droog zijn, en de modder goed begint te kraken bij elke beweging, gaan we terug het zoute zwarte water in.

Het andere zoutmeer bevat 310-400gr zout per liter water. Daarin is het moeilijk schoolslag zwemmen doordat onze benen telkens naar boven geduwd worden. Dit zoute water is goed tegen allerlei wondjes en reumatische kwalen. We laten ons languit op de rug te drijven, of stappen gewoon zonder de bodem te raken door het water. Had ons dit niet al iemand voorgedaan op het meer van Galilea? Nu zijn we vrij van alle zonden... euh wonden. 

Op onze terugweg naar de auto is er precies een volksverhuizing aan de gang. Vanaf 20 uur mag iedereen immers gratis deze zoutmeren bezoeken. Zelfs de parking is dan gratis.


Dag 10:

Om 7u30 worden we het bed uitgetrild. De wegenwerkers hebben vandaag hun wegwals meegebracht.

Vandaag kiezen de jongens om een dagje op de verblijfplaats te blijven.  Wij doen een grote autorondrit van 300 km. Onze eerste stop is net buiten het dorp. Een oude man met nylonzak en ontschorste stok doet teken om mee te mogen rijden. Nu we plaats hebben op de achterbank, geven we hem graag een lift. Een brede glimlach gaat over zijn gerimpelde gelaat. Nog geen minuut later doet Silvy haar autoruit open en zegt: “Zo stinken dat die doet. We zetten hem hier wat verder uit de auto”. Nog geen 5 minuten later mompelt de man iets. We verstaan er niks van, stoppen de auto en hij stapt uit, neemt stok en zak, en steekt de straat over. We rijden verder met openstaande ramen.

We rijden door het glooiende landschap van Transsylvanië, over heuvels en dalen. Ondanks de langdurige hittegolf is dit gebied mooi groen.

Onze volgende stop is de weerkerk van Hosman. We zijn vandaag de eerste gasten. Het gebied rond de kerk is nu een jeugdherberg. Binnen de versterkte muren kan gekampeerd worden. Vorig jaar heeft een klas schrijnwerkers in opleiding een stal van vloer tot dak volledig gerenoveerd. De eigenares is fier op dit Erasmus-project. Ze was wel verwonderd wat de pubers bij het werken naar binnen kunnen spelen... dat moet je ons niet vertellen.

Wanneer we met de auto willen vertrekken, doet een 1-tand-man teken om te mogen meerijden. Hij toont ons zijn opgezwollen pijnlijke voet. We nemen hem mee en aan elk kruispunt moet ik vragen waar hij heen moet. Aan de andere kant van het dorp doet hij teken om te stoppen. 

We rijden verder door naar de weerkerk in Agnita en naar Sighișoara, een kleine versterkte stad, gesticht door Duitse ambachtslieden {Saksen). De torens van de stadsomwalling zijn elk vernoemd naar een andere gilde. Nu zijn er amper 4 van de 14 torens over. De stad is misschien nog het meest bekend als geboorteplaats van Vlad III, de vreselijke heerser, beter bekend als Vlad Dracul. Een geboorteplaat aan de gevel moet dit bevestigen. De toeristenwinkeltjes houden deze (mogelijkse mythe) in stand.

De prachtige klokkentoren en de smalle straatjes met gekleurde huisjes zijn Unesco werelderfgoed.

Het is heet. Opnieuw 36°C. De airco doet zijn werk op weg naar Biertan. Voor de parkeerautomaat hebben we enkel een briefje van 10 lei (€2). Aangezien we maar 3 lei nodig hebben, gaat Silvy het ergens wisselen. Maar de automaat doet niet wat we willen. Uiteindelijk zijn we toch 10 lei kwijt, maar met een teruggavenota van 3 lei die we niet weten waar te verzilveren.

De weerkerk van Biertan heeft 3 ringmuren. De deur van de sacristie is een goed bewaard kunstwerk. Met zijn typische houtsnijwerk en ingenieus slot heeft het tentoongesteld geweest op de expo van Parijs in 1889. Het bordje met opschrift ‘deur niet aanraken’ staat aan de binnenkant van de sacristie. Pech!

Binnen de ringmuur staat een klein gebouwtje waar ruziënde koppels door de priester opgesloten werden. Er stond 1 smal bed, 1 stoel, 1 bord, 1 drinkbeker en 1 lepel die ze moesten delen tot ze opnieuw met elkaar overweg konden.

We passeren nog Valea Viilor (sleutel op te halen) en Slimnic, maar spoeden ons naar onze jongens. Benieuwd hoe zij hun dag ervan afgebracht hebben.


Dag 11: 

Onze wekker moet niet meer gezet worden. Om 8 uur krijgen we gratis massage in bed door de trillingen die de wegwals met zich meebrengt.

‘The Most Dangerous Road in the World’ (Bolivia) hebben we al gehad. Vandaag staat ‘The Most Beautiful Road in the World’ op ons programma. Het beginpunt van deze weg ligt enkele kilometers verderop. De Transfăgărășan loopt door het hoogste gebergte van Roemenië en werd gebouwd tussen 1970 en 1974 in opdracht van Ceaușescu. Hij wou een snelle interventie door de bergen mogelijk maken mochten de Sovjets het land binnen vallen.

We rijden door dennenbossen tot aan het pad dat ons leidt naar de Cascada Bâlea, een waterval op 1200 meter hoogte. Na een inspanning van 40 minuten, zijn we op de plaats waar het water 60 meter diep over de rotsen spettert.

We vervolgen de weg per auto naar boven. Wanneer we de dennenbossen achter ons laten, krijgen we schone zichten op de vallei en op de bergen. We trotseren de haarspeldbochten tegen maximum 40 km/u. Hoe hoger we rijden, hoe meer haarspeldbochten te zien zijn. Auto’s staan geparkeerd langs de weg terwijl de inzittenden foto’s nemen van dit fantastisch uitzicht. Hier doe ik graag aan mee. 

Op het hoogste punt komen we bij Lacul Bâlea, een gletsermeer op een hoogte van 2034 meter. Dit is toeristisch uitgebaat. Kraampjes met prullaria langs de weg, betalende parking. We wandelen naar de verste chalet om de drukte te mijden. Arno kan het niet laten om even het water in te gaan. IJskoud is het. Maar dit hadden we ook wel verondersteld van een gletsermeer. Vanop het terras zien we een schaapherder met zijn kudde rond het meer wandelen. Het is wonderlijk dat de schapen op deze flanken kunnen grazen. 

We rijden verder, de tunnel door en dalen af aan de andere kant van de bergketen. Deze kant is minder spectaculair en na enkele kilometers maken we rechtsomkeer, terug naar boven. Aan Lacul Bâlea zet ik Silvy en Arno uit de wagen. Zij nemen de kabelbaan over het dal tot aan de weg die naar Cascada Bâlea leidt, zo’n 800 meter lager. Mauro en ik rijden met de auto naar beneden en wachten hun op.

Opnieuw wordt er geaperitiefd in de hottub. Wat later trekken we naar hetzelfde restaurant van gisteren, de Orangerie Samuel von Brukenthal in het nabije Avrig, deze keer met Silvy aan het stuur. In Roemenië geldt 0,0% alcohol achter het stuur, zerotolerantie. Deze regel is duidelijk, en daar hou ik me ook aan (wanneer ik met de auto rijd).

Hetzelfde meisje, Izabella, komt onze bestelling opnemen. Ik trakteer mezelf op een Vinars Bardar van 15 jaar. Een soort Roemeense wijn, die eerder naar brandy of rum neigt op te gaan. Het is er gezellig buiten zitten, ook de jongens zijn in opperbeste stemming. In al zijn enthousiasme breekt Mauro voor de tweede dag op rij zijn waterglas. Voor glasbreuk moeten we hier niet betalen. Bij het vertrek roept Izabella ons meerdere keren “Have a good life” toe. Onze fooien hebben duidelijk hun werk gedaan. 

Silvy zet de wagen in achteruit en knalt tegen een wagen die op straat geparkeerd staat. We bekijken de schade aan de andere auto, die valt nog mee. Silvy gaat terug naar het restaurant en bij het vernoemen van de nummerplaat, zegt Izabella dat dit de wagen is van de zoon van de eigenaars van het restaurant. Wat later komt de jongen af. Totaal over zijn toeren. Met zijn handen in het haar kijkt hij vol ongeloof naar zijn wagen die vooraan 40 cm verschoven is. Hij lijkt ons een verwend nest, bekijkt zijn auto en begint direct dat dit heel wat zal kosten. Blijkbaar was deze kleine wagen nog maar net hersteld van een zwaar ongeval. Het koste hem $14000. Meer dan een klein krasje op de carrosserie en een beschadigde velg is er niet te zien. Hij belt zijn moeder op om te overleggen wat hij moet doen. De moeder, een vriendelijke en redelijke dame, bekijkt de auto en zegt dat de kras wel uit te polieren is. Het verwend nest wijst onmiddellijk naar de velg: “En dit dan?” Er wordt een compromis gesloten: wij betalen €200 voor de schade. “En als de kosten hoger zijn?”, vraagt de jongen. “Dan leg ik wel bij”, zegt de moeder. “En zijn ze lager, dan stort ik het verschil terug”, belooft ze ons.  Een goede deal, volgens Silvy. En vooral geen extra papierwerk.

Relaxen in de hottub zit er vanavond niet in. We zijn later dan verwacht thuis en bovendien hebben de jongens te veel hout verstookt waardoor het water veel te heet is.


Dag 12:

We hebben vandaag een rit van 5 uur voor de boeg naar Ruginești. We rijden door het Hongaarse gedeelte Transsylvanië. Rond de middag wordt een plas en eetpauze gewenst. Ik stop aan het eerste het beste restaurant voor een lichte maaltijd. Het blijkt het beste Hongaarse restaurant uit de streek te zijn. Bij het bekijken van de menukaart beseffen we dat een lichte maaltijd niet te verkrijgen is. Of wat dacht je van een Caesar salade met frieten erbovenop, of de 2 grote kippenschnitzels met aardappelpuree, of hetgeen Arno nam: een oer hammetje (pig wings), 2 stukken varkensvlees met een handvat.

Terwijl we zitten te eten daalt een helikopter af en landt aan de overkant van de straat. De 3 inzittenden stappen het restaurant binnen. Ja, zo bekend moet dit restaurant zijn in de streek.

We rijden verder. Opeens blauwe lichten en sirenes die luid tekeergaan. Een kleine vloek ontvalt me. Ik vertraag en rij langzaam naar de kant. De 2 politieauto’s rijden me snel voorbij. Waarom zouden ze een voorbeeldige chauffeur aan de kant zetten?

Tegen 17u30 volgen we de gps naar onze verblijfplaats. Een smal onverhard wegje loopt steil naar beneden naar een open plek waar onze luxe logeerplaats is. We krijgen een grote bolvormige tent tot onze beschikking met slaapgelegenheid voor 6 personen, geïnstalleerde badkamer en keuken, zithoek. Precies een gemeubelde studio, maar dan in tentvorm. Op het terras een jacuzzi. Wat verder een zwemvijver met ligstoelen, BBQ, een plaats om ‘s avonds een vuur te maken en een groot terras met zicht over het grootste meer van Roemenië, Lacul Izvorul Muntelui.

Terwijl Silvy en ik van de zonsondergang genieten aan het meer, is boven een feestje aan de gang. De muziek moet immers boven het geluid van de jacuzzi uitkomen, waar Mauro zich in genesteld heeft.

We eten een koude salade en terwijl de jongens (dik tegen hun zin) de afwas doen, genieten wij van de jacuzzi met zicht op de wilde natuur rondom ons.


Dag 13:

Iets voor 8 word ik wakker. Heb lang geslapen voor mijn doen. Is het omdat er vandaag niks speciaals op de agenda staat? Of begint de drukke reis zijn tol te eisen? Wellicht zijn beide redenen juist.

Het is heerlijk buiten ontbijten. Terwijl wij nog wat verder genieten, horen we de jongens binnen in de tent ruzie maken. Nintendo, iPad en smartphones worden afgenomen. Vandaag zal er verplicht genoten moeten worden van het buitenleven.

We trekken met enkele rugzakken gevuld met glazen, flessen en boeken naar ons terras aan het meer. Tot rust komen noemen ze dit. Dit meer doet me aan de Noorse meren denken, maar dan in 30°C en met warm zwemwater. Niet slecht, hé? Dit is te danken aan de hittegolf die hier ondertussen bijna 2 maand bezig is.

Aperitief, wat lezen, indommelen, zwemmen... Wat kan dit allemaal vermoeiend zijn. Silvy is verbaasd dat zelfs ik hiervan kan genieten. Ik heb wel het reisboek nog niet doorgenomen om te zien wat in de omgeving allemaal te doen is. Ondertussen wordt de BBQ aangestoken, Arno zit in het bubbelbad en Mauro speelt vandaag DJ (wel met nummers die ik hem doorgeef).

Jacuzzi, kajak varen richting zonsondergang, verder aperitieven... Dat zijn onze drukste activiteiten geweest vandaag.

 

Dag 14:

Vandaag staat een jongeren activiteit gepland: Via Ferrata Astragalus in Rezervaţia Naturală Cheile Şugăului-Munticelu, iets duidelijker: klauteren en klimmen langs steile bergwanden nabij de Bicaz-kloof. Na een langzame ochtend zijn we net op het middaguur gearriveerd. Het is 32°C. De klimkabels op de bergwand staan nog net in de schaduw. We krijgen een klimharnas omgegord en blauwe helm op het hoofd. Mauro gaat voorop, Silvy als laatste. Telkens moeten we één van onze musketon verplaatsen zodat we ten alle tijde op zijn minst met 1 musketon veilig bevestigd zijn aan de klimkabel. We volgen het traject, er zijn enkele moeilijke passages bij.  Soms steil omhoog. Ondertussen is de zon gedraaid en staan we in volle zon. Zelfs de rotsen weerkaatsen de warmte. Het is zweten. De temperatuur stijgt naar 38°C. Onze waterflessen raken sneller leeg dan voorzien. Er is frustratie bij Mauro. Hij heeft het moeilijk bij zulke temperaturen, zijn hoofd loopt rood aan. Hij vervloekt elke steen (en dat zijn er veel), vindt dit geen leuke activiteit meer en moet eventjes neerzitten in de schaduw om op adem te komen. Wanneer de zon zich verschuilt achter een wolk komt Mauro opnieuw bij bewustzijn. Op bepaald ogenblik moeten we een keuze maken. Of we volgen de gele route, ofwel de 1 uur langere rode route. Ook Arno heeft het lastig. Hij heeft honger en zegt het geen uur langer meer te kunnen uithouden.  Dat kan je hebben met opgroeiende tieners. Enkel Silvy en ik -mensen met doorzettingsvermogen- zien het zitten om de langere tocht te doen. Toch nemen we alle 4 samen de kortere route naar de uitgang. En dan te bedenken dat ik speciaal voor deze jongerenactiviteit 300 km om gereden ben.

Op terugweg stoppen we nog even aan de Bicaz Dam. Speciaal gebouwd om een stuwmeer te maken om de toeristische sector aan te wakkeren, waar wij volop van genieten. Ook wel een beetje om door het creëren van waterkracht de Roemenen van elektriciteit te voorzien. Was toch zoiets...

Op onze kampeerplek gaan Silvy en ik afkoelen in het meer. De bergen in de verte liggen in een mistige regenwolk. We voelen enkele regendruppels vallen en spoeden ons naar de jacuzzi voor we meer nat worden. Arno komt erbij zitten. Wanneer YMCA door de luidspreker galmt, vormen we met onze armen allemaal deze letters. Onze overbuur, zo’n 60 meter verder, slaat deze zotte bende gade.

Na 5 minuten is het opgehouden met regenen. De temperatuur is wat gezakt. Opnieuw wordt de BBQ ontstoken.


Dag 15:

We hebben onze langste rit voor de boeg. Zes uur in de auto naar de Donau Delta. Ik moet de reistijd juist inschatten want om 17u30 staat ons bootje te wachten om ons naar het hotel te brengen. De jongens klagen niet over de lange autorit, hun batterijen hebben ze vannacht voor 100% opgeladen zodat hun speeltjes tijdens de autorit niet zonder stroom komen te zitten.

Het is vandaag zondag. Ja, ook hier heb je zondagsrijders. Waar 50 mag gereden worden, rijdt men 40. Ik zie in mijn gedachten onze boot net voor onze neus vertrekken. Maar het is heerlijk autorijden bij 22 graden, airco temperatuur wel te verstaan.

Op de autoradio geen Rock FM meer. Ik ga alle zenders af in de hoop niet te veel melige muziek te vinden. De meest populaire Belgische groep is Vaya Con Dios. Deze hebben we al verscheidene keren gehoord. De 2de plaats gaat naar Hooverphonic. De prijs voor de derde plaats kunnen we niet uitdelen. Andere Belgische groepen hebben we niet gehoord.

We rijden precies door het zuiden van Frankrijk: velden met strobalen, hectaren zonnebloemen en 40 graden buitentemperatuur. Het vlakke landschap wordt even onderbroken door een industriezone. Verder enkel verdorde weides en velden. Zelfs de anders zo statige zonnebloemen laten hier hun kopje hangen.

Een uur op voorhand bereiken we de parking. Silvy tovert ineens een fris biertje uit de auto, het autorijden zit er voor mij enkele dagen op. Nu laat ik me varen...

Met een motorbootje worden we doorheen de delta gevaren en worden na 1 uur afgezet aan de steiger van het hotel, Green Village Resort in Sfântu Gheorghe, het meest afgelegen dorpje in de Donau Delta. We kunnen hier van alles doen, tegen een hoge meerprijs. Ons avondmaal nemen we op de eerste verdieping van het restaurant. Bij het op tafel zetten van onze warme schotels worden we ineens aangevallen door een zwerm muggen. We proberen die van ons af te slaan, maar zij zijn in overmacht en blijven maar komen. We vluchten naar de airco binnenin.

In de open cinema wordt de EK-finale Spanje-Engeland uitgezonden. We nemen plaats op de banken en bekijken de wedstrijd op groot scherm. ‘t Is precies dat de voetballers hierdoor verder moeten lopen. Het is een aangename wedstrijd. We krijgen voetbal te zien, hoe voetbal altijd zou horen te zijn. Zelfs Silvy geniet ervan.


Dag 16:

Ontbijten doen we om 8u30. Arno is in zijn nopjes. Hij heeft geen probleem om een keuze te maken: brownie, spek, choco, watermeloen, muffin, friet en mayonaise past allemaal op hetzelfde bord. Aan het buffet liggen alle scheplepels en scheptangen klaar voor rechtshandige mensen. Ik maak er een spelletje van en leg deze terug neer zoals het mij goed uitkomt, als linkshandige. Wat later liggen ze allemaal op de andere kant. Zijn hier (buiten mij) enkel rechtshandige mensen, of is er een overijverige ober die alles na mij mooi naar dezelfde kant legt? Morgen doe ik dit weer...

De jongens gaan naar de kamer, wij richting Zwarte Zee. Op het zandwegje ernaartoe spotten we enkele grote vogels en een aantal grazende koeien in de delta. Aan het strand zijn er enkele bars, wat verder de parasols en ligstoelen met zicht richting Krim. Na wat pootjebaden nemen we plaats aan een tafeltje in een strandbar. Zwaluwen vliegen over onze hoofden de open bar binnen, naar hun nest om hun jongeren te voeden. Op de terugweg staat een wagentje te wachten om toeristen terug te brengen. We rijden over de hobbelige zandweg mee tot in het centrum om onze aperitief voorraad aan te vullen. We vergelijken er de prijzen voor boottrips met deze van het hotel. Aangezien de prijzen hier duidelijk lager liggen, bestellen we via WhatsApp een tocht voor morgenavond.

Rond 16u trommelen we de jongens op om naar het zwembad te gaan. Na het ochtendeten is dat hun eerste outdoor activiteit. We krijgen hen zover om daarna mee te gaan naar de Zwarte Zee. Een hond die ons vergezelt op ons resort, glipt met ons de straat op. Vrolijk kwispelend loopt hij met ons mee. Wat verder volgen nog 2 honden zijn voorbeeld. Enkele slierten zwarte vogels (zijn het zwarte reigers?) vliegen in formatie over. Bij de kudde koeien doen de straathonden zich voor alsof ze gedreven herdershonden zijn die de kudde bewaken, maar hun aanwezigheid en gestalte heeft weinig indruk op de koeien. Vrolijk vergezellen ze ons verder tot aan het strand. 

We lopen even langs het strand, met de voeten in het warme water. Onze jongens zijn niet wild enthousiast. We keren terug en nemen plaats op de zitzakken van een strandbar, met zicht op de duinen. De begroeiing -heesters, dorre struiken, stekelige grassen en gekleurde bloemen- geeft deze duinen een fotogeniek cachet. Met mensenwagen, getrokken door een 4x4, keren we samen met de andere luie toeristen terug naar het resort.

In het restaurant is ‘The catch of the day’ geen succes. Wanneer de borden van de jongens al leeggegeten zijn, worden onze borden met vers gevangen vis op tafel gezet. De katvis (somn/catfish) valt nog mee, maar de mul (chefal/mullet) hebben ze precies enkele dagen geleden met een schepnet uit het water kunnen halen.


Dag 17:

We zien een donderwolk. Arno is niet opgewekt omdat we hem nu pas vertellen dat er straks een boottocht geboekt is doorheen de Donau Delta naar Caraorman. De boeking is pas vannacht bevestigd door het bootbedrijf. Om 10u00 dobbert de motorboot aan onze steiger. De andere toeristen, een koppel, willen precies geen contact met ons hebben. We varen de waterautostrade op, een brede waterweg aangelegd door het riet. Koeien en wilde paarden lopen op een stuk strand en zoeken verfrissing in het water. Witte waterlelies fleuren de omgeving op. Enkele opgeschrikte reigers vliegen op uit het riet wanneer we voorbijkomen. Het valt op hoe gedisciplineerd onze bootsman is. Bij het voorbijsteken van boten houdt hij zijn snelheid in om geen te grote golven te maken. Hij houdt in wanneer we pelikanen zien of bij zwanen die ronddobberen met hun kleintjes. Bij het wegvliegen van enkele pelikanen merken we pas hoe groot hun vleugelwijdte is. Door anderhalf uur te varen beseffen we dat dit gebied immens groot is. De totale oppervlakte van de Donau Delta is 5800 km2, daar hebben we maar een heel klein stukje van gezien. De ene vaargeul mondt uit in een andere, dan precies een stuk open zee, om dan over te gaan in een andere geul tussen riet, deze keer met gele waterlelies. Elke vaargeul lijkt op de andere, misschien iets breder of net iets langer.

We worden afgezet in Kapaopman, een dorp -als je dit zo kan noemen met zijn vervallen gebouwen, waar de daken op instorten staan- op Caraorman, ergens midden in de delta. We stappen in een 4x4 met open laadbak en nemen plaats op de houten banken. De chauffeur, een oud freil mannetje, rijdt ons via een stoffige zandweg naar het oerbos even verderop. Het oude bos, bestaande uit eiken en wilgen is gegroeid op zandduinen, doordat de zee hier weggetrokken is. De eerste stop zijn 3 eiken van meer dan 400 jaar oud. De omtrek van deze eiken is enorm. De volgende halte is bij een eik van 700 jaar oud. De enorme takken van deze eik zijn zodanig doorgebogen dat ze de grond raken. De takken krullen alle richtingen uit. Voor ons is dit de reden dat deze boom niet gekapt werd, want wie koopt er nu een boom indien er geen rechte planken van kunnen gemaakt worden?

We worden aan de boot afgezet en moeten blijkbaar -dit was niet op voorhand afgesproken- de chauffeur betalen. We komen net enkele lei te kort, maar het koppel bij ons wisselt graag €10. Zo zijn we gered. De man, niet het spraakzaamste individu, raadt ons de app Revolut aan om gemakkelijk overal te betalen en dit aan de gunstigste wisselkoers (Bye Bye extra bankkosten!) Silvy probeert deze vanop de boot te installeren, maar moet telkens herbeginnen omdat de verbinding wegvalt. De man van het koppel blijft haar geduldig bijstaan met raad. Na een terugvaart van 1 uur is de app geïnstalleerd, net op tijd om de bootsman te betalen. Op het staketsel tracht Silvy tevergeefs onze tocht te betalen. Onze ‘spraakzame’ medereiziger schiet ons de betaling voor de uitstap voor. Even later in de schaduw van een boom (met verbinding) lukt onze terugbetaling aan hem dan toch.

Na een zwempauze moeten we alweer de motorboot op. Deze keer gaan we naar Sacalin Lagune (Melea), de plaats waar de pelikaankolonies zijn. Opnieuw varen we doorheen het riet, afwisselend met wilgen en andere struiken. Het is een combinatie van 50 tinten groen. Onze boot mag in een bepaalde zone, dicht bij het vasteland, niet varen. Het is er ondiep, maar vooral mogen de broedplaatsen van de pelikanen niet verstoord worden. Slechts 2 ronddobberende roze pelikanen komen in camera nabijheid, de grootste meerderheid zien we van op afstand. Bij onze terugtocht stoppen we bij een soort begroeiing op het water die een groot wateroppervlak bedekt. Het blijken bladeren van een kleine soort waterlelies te zijn. Daarop hebben witwangsterns hun nesten gebouwd. Vliegensvlug duiken ze kris kras door elkaar heen. Enkele steltkluten stappen elegant door het water. Van de 300 vogelsoorten die in de delta verblijven, krijgen wij er amper een twintigtal te zien. 

We worden even naar open zee gebracht voor de zonsondergang. De paarse gloed van de lucht versmelt hier met het pastelblauw van het water.

Eindelijk zijn we op tijd in het resort om het muziekoptreden mee te maken. Titus Constantin, de zanger brengt net een Roemeense cover van Bob Dylan. Volgens Silvy even slecht gebracht als het origineel. Is dit een compliment?

Op de terugweg van het restaurant naar de kamer, staat een koe te midden van de resort te grazen. Mee geglipt door het poortje met iemand?


Dag 18:

We verlaten de Donau Delta. De bootsman brengt ons terug naar de parking. We kunnen enkel met Revolut betalen, maar deze bootsman kan niet digitaal ontvangen. Wat later krijgen we telefoon van zijn baas. We mogen het bedrag overschrijven naar de bootsman die we gisteren hadden. Hetgeen we zo snel mogelijk doen.

De buitentemperatuur stijgt naarmate we richting Boekarest rijden. Tegen ‘s middags begint de honger te knagen. We vinden een restaurant ergens aan het water. We zijn de enige klanten. De eigenaar komt naar ons toe, neemt onze bestelling op (hete vissoep, wat zou je anders nemen in deze temperatuur?) en spoedt zich naar de keuken. Ondertussen volgen we het nieuws: een boer toont zijn verdroogde mais, zijn oogst is volledig mislukt door de aanhoudende droogte. Het volgende punt gaat over het jagen op bruine beren, dit naar aanleiding van de jonge vrouw die vorige week in de Karpaten gedood werd door een hongerige beer. Nat van het zweet verlaten we het restaurant, evenveel bezweet zoals de eigenaar die zonet boven zijn kookpotten hing.

De temperatuur loopt geleidelijk op naar 43°C. Onze beste activiteit vandaag is ons bezoek aan een Profi-winkel. Aan het aantal mensen te zien bij de ingang zijn we blijkbaar niet de enigen die profiteren van de koeling in de winkel.

We rijden door tot Boekarest en kiezen hotel Ramada dat niet ver van de luchthaven ligt. Daarvoor doorkruisen we de stad en kom ik gekende plaatsen tegen van bij mijn bezoek met vrienden vorig jaar. Aan de balie van het hotel worden we vriendelijk doorverwezen naar de andere balie, in de iets minder chique hotelblok verderop.

We zitten op amper 1 km van het Hard Rock Cafe. Mauro scant de omgeving met Google maps en wijst ons de weg. In het HRC worden we begeleid naar de tafel en terwijl de livemuziek te horen is, komen 4 reuze hamburgers onze richting uit.

Nadat Arno 2 maal verloren is (van mama én papa) bij het mini-zitvoetbal spel, keren we met volle maag terug naar het hotel.


Dag 19:

Telkens wanneer er ‘s morgens buffet is, zijn onze jongens tijdig op appél. En dit na de late caloriebom van gisteravond. Arno heeft er geen zin in. Hij zit er wat verdwaasd bij, eet bijna niks.

Niemand heeft zin om Boekarest te bezoeken bij 37 °C. Ons alternatief voor vandaag zijn de zoutmijnen van Slănic. Doordat de bezoekerslift stuk is sinds 2014, rijden we met een minibusje naar beneden, de zoutmijn in. We rijden tot 208 meter onder de grond. We worden overweldigd door de prachtige zoutzuilen in de enorme hal. Dit zou de grootste zoutmijn van Europa zijn. Er heerst een microklimaat -goed voor astma patiënten- en een Belgisch zomerklimaat: een constante temperatuur van 12 á 13°C (sorry, hoor).

De mijn bestaat uit 14 gigantische kamers waar allerlei activiteiten kunnen gedaan worden: minigolf, karten, glijbanen... Een klein attractiepark lijkt het wel. Niet echt ons ding. We krijgen geen uitleg over de geschiedenis van deze zoutmijn en blijven een beetje op onze honger zitten. Na de gewenste afkoeling nemen we de minibus terug naar boven en rijden terug naar Boekarest, waar de temperatuur nog steeds 37°C aangeeft.

Ons avondeten nemen we in het park. Er is een groot openlucht terras waar grotendeels jongelui samenkomen. We nemen een tafel tussen de lokale bevolking en laten ons bedienen. Arno is er nog steeds niet door. Ook de medicijnen die we gekocht hebben doen hun werking niet. De muziekinstrumenten worden op het podium in gereedheid gebracht. 

Op de valreep kunnen we toch de derde plaats Belgische muziek uitreiken: de covergroep uit Boekarest speelde in een Italiaanse medley ‘Marina’ van Rocco Granata. Proficiat, Rocco!


Dag 20:

Om 7u15 zitten we aan de ontbijttafel. Arno heeft een goede nachtrust gehad en kan alweer smikkelen. We checken uit, vullen de auto en rijden richting luchthaven amper 20 minuten verderop.

De auto wordt afgeleverd bij het verhuurbedrijf. Bij het vermelden van de geleden schade, vraagt de man naar de aangifte bij de politie. “Die hebben we niet omdat er geen andere wagen bij betrokken was”, vertelt Silvy. Ze doet haar verhaal van een U-turn die ze in het donker uitgevoerd heeft, en waarbij ze een steen geraakt heeft. Bij het vermelden dat we voor alle schade verzekerd zijn, gaat de aangifte plots van een leien dakje. De man vraagt om de schadepapieren zodanig op te stellen waarbij ik moet melden dat ik de chauffeur was (om zo niet nog meer vragen van de verzekeringsmaatschappij te krijgen). Na een half uur is alles in kannen en kruiken en worden we naar de luchthaven gebracht.

We hebben niks aan te geven. Toch wordt er na de scan van de handbagage met hoogdringendheid gevraagd om een koffer te openen. Wanneer de handdoek opgelicht wordt en een stenen berenkop tevoorschijn komt -een souvenir dat Arno gekocht heeft in het Libearty Bear Sanctuary- verschijnt er een glimlach op het gezicht van de beambte. “Dit is geen probleem”, lacht hij.

EINDE